Eerst de post. Onregelmatige lezeres W te W vraagt zich af wat die fiets bij de ingang van de camping te betekenen heeft (zie foto gisteren). Op die vraag zijn twee antwoorden mogelijk: een lang en een kort, maar beide hebben dezelfde strekking. Ik probeer het kort te houden. Wim de eigenaar van de camping is in zijn jeugd en jonge jaren beroepswielrenner geweest. De generatie van Jan Jansen zeg maar. Hij eindigde als bondscoach voor de Litouwse wielerploeg ten tijde van de Olypische Spelen van Barcelona. Die van Freddie Mercury en Montserrat Caballé dus, 1992 om precies te zijn. Je ontmoet een vrouw en dan blijf je hangen. Dat soort werk.
vrijdag 9 juli: @ rūdiškės
We hebben enige tijd gedubd over de vraag “wel of niet naar Vilnius”. Een graadje of 30, de hoofdstad van Litouwen ligt in een dal, dus turf er dan maar een paar streepjes bij. De treinreis er naar toe en de aanwezigheid van een hop-on-hop-off-bus trokken ons over de streep. Het water dat je op bijgaande plattegrond van Vilnius ziet (kaart uit 1576) is de Neris. Het enige belangwekkende aan dit riviertje is dat het uitmondt in de Memel en als je getrouwd met met iemand die de meisjesnaam Memelink heeft… ik dwaal ernstig af!
Naar Vilnus dus! Er was nog een reden: W moest een ernstig telefoongesprek voeren, liefst met beeld, iets met huizen van overleden moeders. Het netwerk op de camping is verre van stabiel te noemen (zowel campingwifi als 4G) en als er wat pecunia op het spel staat neem je het zekere voor het onzekere. Wim bracht ons met zijn MAX-busje naar het station van Rūdiškės, mooi stationsgebouw. Kaartjes kopen in de trein (2,40 € per persoon enkele reis) en een stuk of wat stations en 50 minuten later (we schijnen een hele bocht door zuidoost Litouwen gemaakt te hebben) uitstappen in de hoofdstad van Litouwen. W bellen en ik kijken naar mensen en openbaar vervoermiddelen. Ook wat dat laatste betreft hikt het land duidelijk op twee uitersten: stokoud en gloednieuw. Interessant om te zien.
Stappend op weg naar de kathedraal in het hart van de stad. Vilnius telt zo’n 200 kerken, de meesten rooms-katholiek, een behoorlijk aantal Russisch-orthodox, we kwamen ook nog een grote synagoge tegen. De Šv. Stanislova bažničia op het Kathedraalplein is de nationale trots van Litouwen. Naast de kathedraal staat een andere blikvanger: de 52 meter hoge klokkentoren. De fundamenten stammen uit de dertiende eeuw, maar zowel de toren als de kathedraal zijn verschillende malen ingestort en weer opgebouwd.
De rest van de namen van de kerken en gebouwen krijg je van me cadeau. We wisten dat het warm zou worden en we wisten ook dat vanaf het kathedraalplein een toeristische bus vertrok. Niks hop-onnen-en-offen, gewoon vijf kwartier de wind door de haren laten waaien op het open bovendek en een Miep (Duits voor W, Engels voor mij) maar jaartallen en architecten opsommen. We moesten de bus delen met nog twee passagiers en zoals de bus was, was de hele stad: heel rustig, vrijwel geen toerist te bekennen. En wat een ruimte heeft Vilnius!
Toch nog even één naam noemen: Gedimino Kalnas, de heuvel waarop in de tiende eeuw de eerste vesting werd gebouwd. Oorspronkelijk stond er een stenen burcht met drie torens, nu moet je het met eentje doen, maar die is dan wel weer achthoekig. We zagen het van verre en zeiden “mooi”, da’s meestal hetzelfde als “dat ding hoeven we niet nader te inspecteren en het staat nog op een bult ook!”. Veel gezien, laat de foto’s maar spreken.
Het openbaar vervoer is in Litouwen goed geregeld, maar je moet niet denken dat je elk half uur op de trein kunt springen om terug te reizen. Kwart voor drie ging er eentje terug, daarna om zes uur en vervolgens nog een laat in de avond. We vonden die van 14:45 zeer geschikt om onze vermoeide voeten (11.765 stappen) rust te geven. Vilnius was nog mooier dan haar wapen. Wim wachtte ons op op ons eindstation en bracht ons naar de camping waar we op ons veld inmiddels helemaal alleen staan. Ergens ver weg staat nog één tentje en dat noemen ze dan hoogseizoen. De koelkast had zijn werk gedaan: een Radler voor W en een biertje voor mij zochten sissend een weg door onze slokdarmen. Wat fijn dat ze hier geen kleine blikjes kennen! Nu we het toch over blik hebben: op één gebied lopen de Litouwers op ons kaaskoppen voor: statiegeld op blikjes, 10 cent weliswaar, maar het kan aantikken met dit weer!
En morgen? Morgen is er weer een dag. Ik hoor Martine van Os al zeggen: “We hebben vandaag een reisdag”. De luifel is al ingedraaid.