noordpolderzijl

noordpolderzijl

vrijdag 23 september 2022

nazomeren – 18: la douce france – 2

Beetje beladen gebied waar we nu zitten. Molsheim klinkt Duits, net als veel plaatsen hier in de omgeving. Het was ook een tijdje Duits, en toen het Frans was, was het eigenlijk Duits, terwijl het nu (nu het weer Frans is) behoorlijk Frans is. Zal proberen (vooral voor mezelf) wat orde in de chaos te scheppen. We gaan terug naar 843, naar het jaar van het Verdrag van Verdun. Het rijk van Karel de Grote werd opgedeeld in drie stukken, waarbij het gebied waar we nu zitten als deel van het Middenrijk werd toegewezen aan Karels kleinzoon Lotharius I. Toen deze ging hemelen werd het Middenrijk door zijn zonen nog verder opgedeeld, waarbij Lotharius II het “Koninkrijk Lotharingen” kreeg (zie bijgaand kaartje). Om het nog een beetje ingewikkelder te maken hoorde het Koninkrijk Lotharingen tot het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie. Dat was een gecompliceerde constructie: dit Roomse Rijk was geen staat in de moderne betekenis van het woord, maar een politiek verband van wereldlijke en kerkelijke gebieden die op een of andere manier onderworpen waren aan de soevereiniteit van de Rooms-Duitse keizer. Cultureel was deze steek Duits (geïntegreerd in het Duitse Rijngebied), Franse invloed was er bijna niet. In het westen lagen de Vogezen, die vormden de grote taal- en cultuurbarrière. Staatsburg was Duits en vormde één van de voornaamste culturele centra van het Duitse Rijk. Na de middeleeuwen probeerden de Franse koningen het gebied ten westen van de Rijn in hun bezit te krijgen en zo de Rijn tot grensrivier te maken.

Na 1600 begon dat langzaam maar zeker te lukken: Straatsburg werd in 1648 Frans en in 1697 waren ze tot aan de Rijn gevorderd, de plattelandsbevolking bleef in hart en nieren Duits. Onder Nappie werd heel Europa Frans en Duitse pogingen op het Congres van Wenen (1815) om de gebieden ten westen van de Rijn terug te krijgen faalden. Na de Duits-Franse oorlog werd Elsas-Lotheringen weer bij het Duitse Keizerrijk gevoegd maar na de Eerste Wereldoorlog werd het opnieuw Frans en dat is het nog steeds, met uitzondering van de periode van de Tweede Wereldoorlog dan. Na de bevrijding werd veel ondernomen om het Duits radicaal te laten verdwijnen. Wikipedia: Kort na de oorlog werden de ouders geconsulteerd over de vraag of zij hun kinderen naast Frans ook Duits op school wilden laten leren: 85% zei dat op prijs te stellen. Daartegenover wilde de helft van het onderwijzend personeel daar niet aan meewerken. Uiteindelijk zou Frans de primaire taal op school worden en Duits alleen in de hoogste klassen een lesvak als vreemde taal worden, namelijk als de vreemde nationale taal van Duitsland. Het lokale Elzasser dialect kon wel als hulptaal in gebruik blijven bij het leren van de eigen Franse nationale taal, omdat de leerlingen in de laagste klassen geen Frans verstonden. De rechtspraak diende in het Frans te geschieden, hoewel tolken aangevraagd mochten worden voor degenen die het Frans onvoldoende beheersten. Het succes van deze verfransingspolitiek mag blijken uit vele onderzoeken naar taalkennis en taalgebruik. Kort na de oorlog was nog 85% van de Elzassers in staat Hoogduits te spreken, in 1960 was dat tot 60% gezakt en sindsdien daalde dat tot een kleine minderheid. Ook het dialectgebruik nam af, en was vooral sociaal bepaald. In 1960 sprak nog steeds 85% een lokaal Elzasser dialect als eerste taal: van de jongste generaties minder maar ook nog 70%, hoewel dat getal sociaal is te differentiëren van 97% van de kinderen met een landbouwer als vader, 82% met als vader een handarbeider, 64% met als vader een employé (bureau-aangestelde). Ouders gingen in toenemende mate Frans met hun jongste kinderen spreken: in 1960 al ruim 40%. Het gebruik van de Elzasser dialecten ging zich sindsdien steeds meer tot het (eigen) dorp, de vriendenkring, de familie, ten slotte het gezin beperken. In contact met onbekenden, bij bezoek aan officiële instanties en aan de steden ging men Frans spreken. Waar dan nog wel een lokaal Elzasser dialect werd gesproken, verschoof het taalgebruik naar tweetaligheid en vervolgens bij de jongste kinderen in toenemende mate naar uitsluitend Frans. Onderling dialectsprekende ouders die met hun kinderen Frans spraken, gingen de toon aangeven. Als gevolg is tegenwoordig onder de jongste generatie kinderen nog 5% dialectkundig. Dat markeert het einde van de Elzasser dialecten. Van de gehele bevolking in de Elzas spreekt in 2000 nog 40% een Elzasser dialect, voornamelijk in de dorpen (54%) en weinig meer in de steden (21%) waar het geen openbaar communicatiemiddel meer is. Degenen die het spreken horen tot de oudere generaties (van die ouder dan 60 jaar meer dan 70%, van jongeren onder de 30 jaar nog geen 10%).” Wat blijft zijn Duitstalige plaatsnamen, soms tweetalig weergegeven zoals Bischoffsheim wat vandaag op ons fietspad lag. Of Besche àm Bari de Franse naam is of in de Elzasser taal is geschreven kon ik niet achterhalen.

vrijdag 23 september: @ molsheim

 

Ik schreef al dat de koude nachten eraan komen: afgelopen nacht was het voorlopige dieptepunt met +5. Ook dat went. Voordeel is dat je lang onder de lappen blijft, liep vanmorgen al richting negen toen de oogleden probeerden in beweging te komen. Een hele trage start dus met broodjes van de camping. En dat allemaal in het dorpje waar Ettore Bugatti in 1909 zijn autofabriek begon. De fabriek heeft een aantal jaren stilgelegen, maakte een tijd lang alleen vliegtuigmotoren, maar toen in 1998 de merkrechten in bezit kwamen van de Volkswagengroep begon men opnieuw “leuke auto’s” te ontwerpen. In 2005 bracht Bugatti de Veyron op de markt (topsnelheid 400 km/uur en een vermogen van 1.001 pk), er is ook nog een superuitvoering geproduceerd, die kon nog een paar km sneller. Van de Veyron zijn 450 exemplaren geproduceerd. In 2015 kwam de opvolger op de markt, de Bugatti Chiron (nog iets sneller). Hangt een prettig prijskaartje aan: zo’n drie miljoen dollar (per stuk). Ik vermaak me wel met de Bugatti Chiron van kleinzoon: een LEGO Technic bouwdoos waarmee je het karretje kunt bouwen op schaal 1/8.

 


Een mooie dag om te fietsen: eerst strakblauw en frisjes, later bewolkt en warmer (max 22 graden). Ik had een kant-en-klare route van Komoot wat opgepimpt, zodat we aan een kilometer of 50 zouden komen (voor minder doet W het niet meer). Is weer een fantastische route geworden. Onderdeel van de tocht was een voie verte met de naam “Portes Bonheur, le chemin des carrières”. Oorspronkelijk een normaalspoorlijn (van Rosheim naar Saint-Nabor, waar een steengroeve was). Steengroeve failliet (2002), spoorlijn overbodig. De gemeente heeft er behoorlijk werk van gemaakt om er een hele mooie voie verte van 11 kilometer voor in de plaats aan te leggen (2018). De steengroeve (eindpunt van het fietspad) ligt tegen de flanken van de Vogezen, dus het was behoorlijk klimmen in het begin.


Een van de “kunstwerken” die de gemeente heeft gebouwd is l’Observatoire de Saint-Nabor, een mooi uitkijkpunt aan het einde van een mooi fietspad. W moest natuurlijk naar boven. Ik mocht niet: er moest er één zijn die de fietsen bewaakte. Toen mijn wederhelft weer beneden was wist ze met trots te vermelden dat ze de kathedraal van Straatsburg gezien had. Leek me een beetje sterk en dat was ook zo: bleek de kerk van Obernai geweest te zijn.


En Obernai lag dus ook op onze route. Gek dat hier de Franse naam gebruikt wordt terwijl de stad oorspronkelijk Oberehnheim (Duits) of Ewernahn (Elzassisch) heet. Voor mijn broer en zwagers een belangrijk weetje: hier worden de bieren van Kronenbourg gebrouwen. Natuurlijk even een foto geschoten van de kathedraal van Straatsburg, sorry de Peter en Paulkerk van Obernai.


Een mooie dag. En morgen? Morgen is er weer een dag. Waarschijnlijk de voorlaatste etappe. Als we uit het zuiden komen eindigen we meestal in Ittervoort. Wie weet?