Heb nog wat zaken van een vorig gedeelte van onze route liggen die ik niet eerder kon uitzoeken vanwege het feit dat we een internetloze dag hadden. Twee dagen geleden kwamen we door Dommelen, zo’n “voordorp“ van Valkenswaard. We moesten Valkenswaard even aandoen om ons onder meer te voorzien van echte Hollandse kaas, want we gingen de rimboe in. Nu ligt in Dommelen de Dommelsche Brouwerij en ik heb eerder beweerd dat Dommelsch naar de rivier de Dommel is genoemd. Volgens mij moet ik dat (deels) intrekken. Aanvullend onderzoek heeft het volgende opgeleverd: het bier is indirect verbonden met de rivier, maar de officiële naam komt van het dorp Dommelen, want de brouwerij is genoemd naar het dorp Dommelen dat op zijn beurt zijn naam heeft te danken aan de rivier. Overigens voor de liefhebbers: sinds 1744 wordt er in Dommelen bier gebrouwen, hiermee is het de aantoonbaar oudste nog bestaande brouwerij in Nederland.
Waar ik het ook nog over hebben wilde is de taalgrens in België. Het verbaast me elke keer weer dat je van het ene op het andere moment overstapt van taal A naar taal B. Het is eigenlijk al eeuwenlang gedonder in België als je het hebt over de taal. De taalstrijd is al sinds de afsplitsing van België van de Verenigde Nederlanden een punt geweest. Na de Belgische onafhankelijkheid (1830) werd Frans de officiële bestuurstaal, ook in Vlaanderen, ondanks dat de meerderheid er Nederlands sprak. Hierdoor ontstond de Vlaamse Beweging, die streed voor erkenning van het Nederlands. Pas in 1932 kwamen de eerste taalwetten die bepaalden dat bestuurstaal en onderwijs de taal van de streek moesten volgen. Maar er was nog geen vaste “lijn” op de kaart. Die kwam er pas in 1962-1963 toen na jarenlange politieke spanningen de taalgrens officieel werd vastgelegd. Zie bijgaand kaartje.
zaterdag 6 september: @ vincelles
Wakker worden in de wolken (geslapen van 21:30 tot 08:45 uur - inspannend dagje gehad?), een reden te meer om snel het internetloze gedeelte van België te verlaten. Bij het afrekenen kwam W langs volgens haar de enige plek van de camping waar nog een beetje signaal te vangen was en kon Google de route naar Sedan in elkaar knutselen. Zonder problemen kwamen we dus België uit.
We hadden besloten om zoveel mogelijk de snelwegen en tolwegen te mijden. Dat betekende dat we grote delen van de oude N77 onder de wielen kregen. Tegenwoordig heet alleen het stuk tussen Auxerre en Troyes (met een lengte van 78 kilometer nog N77 en is de rest van de oude doorgaande weg in handen van de departementen en dus omgenummerd (veelal tot D977). De oorspronkelijke N77 was aanzienlijk langer en verliep vanaf Nevers tot de Belgische grens bij Sedan over een afstand van 395 kilometer. De weg dateert uit 1824.
Als eindpunt hadden we camping Les Ceriselles in Vincelles ingetikt. Vincelles ligt op 20 minuten afstand van Auxerre. Sinds ons laatste bezoek is Night&Day aan de campingnaam toegevoegd. Als je een beetje gaat googelen kom je tot de ontdekking dat Night&Day een (vrij nieuwe) Franse campingketen is, dat verschillende campings in het land beheert, met focus op natuurbeleving, authenticiteit en toegankelijke accommodaties. Elk terrein heeft zijn eigen sfeer, locatie en aanbod, maar allemaal onder de gemeenschappelijke filosofie van een groene, inspirerende kampeerervaring. Volgens de website: “[De camping] is een kleine groene oase in de buurt van kersenboomgaarden en wordt omgeven door het prachtige landschap van de wijngaarden van Auxerrois. Als u van de natuur houdt, bent u hier aan het juiste adres! Onze bloemrijke camping ligt langs het Canal du Nivernais en de bijbehorende fietsroute, midden tussen de wijngaarden van Coulanges-la-Vineuse en Irancy.“
Aan het Canal du Nivernais zit een mooi verhaal vast. Het kanaal ontstond uit de behoefte om hout uit de Morvan, een bosrijk, maar afgelegen gebied, naar Parijs te vervoeren. Al sinds de 16e eeuw werden boomstammen uit de Morvan via de rivieren naar de hoofdstad gedreven, waar ze dienden als brandhout. (Het hout werd ‘s winters gekapt. De kooplui beitelden hun merk in de uiteinden van de stam en wierpen de boomstammen in het water. Die dreven vanzelf naar Clamecy waar ze op het droge werden getrokken, per merk werden gesorteerd, en tot de lente werden opgeslagen. In Clamecy werd het hout verkocht aan de kooplui uit Parijs. In het voorjaar werden de boomstammen tot vlotten samengebonden. Van die vlotten werden treinen gevormd met een breedte tot 4,5 meter en een lengte tot 75 meter. Via de Yonne en de Seine zette zo’n trein richting Parijs waar hij na een tocht van 11 dagen aankwam.) Die houttransporten werden uitgevoerd door houtvlotters (Frans: flotteurs), zij hadden vaak een heel ruig en zwaar beroep. Aan het eind van de tocht moesten ze het vlot uit elkaar halen en keerden ze te voet of soms per boot terug naar hun dorp. Tijdens hun tochten werkten ze in de regen en modder, en ze droegen meestal weinig of geen kleding, gewoon omdat alles doorweekt raakte en omdat het werk zoveel lichamelijke kracht vroeg. Maar: in Parijs golden andere regels. In de 18e en 19e eeuw mochten vlotters de stad niet naakt binnenvaren, omdat dit als onfatsoenlijk en aanstootgevend werd beschouwd. Daarom moesten ze, voor ze de hoofdstad bereikten, hun kleren weer aantrekken.
Dit systeem van houttransport, bekend als “flottage du bois”, was echter inefficiënt en gevaarlijk. Daarom groeide het idee van een kanaal om de houttransporten betrouwbaarder te maken. De bouw begon in 1784 en was geheel voltooid in 1843. In de 19e eeuw kende het kanaal zijn bloeitijd. Het houttransport bleef belangrijk, maar er kwamen ook andere handelsstromen op gang namelijk wijn, landbouwproducten, steen en steenkool. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw kreeg het kanaal steeds meer concurrentie van de spoorwegen. Goederenvervoer per trein was sneller en goedkoper, waardoor het economisch belang van het kanaal terugliep. In de 20e eeuw nam het vrachtverkeer verder af en stopte uiteindelijk bijna helemaal. Het houttransport naar Parijs eindigde rond 1923, toen de laatste vlotten de Yonne afvoeren.Tegenwoordig leeft het kanaal verder als een toeristische trekpleister, bekend om zijn charme, historische sluizen en idyllische landschappen.
Even na drieën kwamen we aan op de camping; ik had genoeg aan het restant van mijn boek. W verkende even de omgeving en scoorde voor ons samen een nieuwe tapette à mouches, zonder elektriek, "met" hebben we nog. Voor haarzelf bracht ze een potje confiture de figues mee en voor mij een citroen. Die had ik nodig voor mijn eenpansgerecht dat ik vandaag voor de verandering met twee pannen gemaakt heb. (Thaise wokgroente, gemarineerde kip en aardappels van de Aldi - van die lekkere met spek en ui). Ook bracht ze een foto van de kerk van Vincelles mee (“heb je in ieder geval een plaatje van vandaag“. Had al een kiekje gemaakt van de ingang van de camping toen zij ons inschreef (zie eerder in dit blog).
Een best mooie reisdag. V: 218.965; A: 219.278. Rijtemperatuur: 13 graden bij vertrek en 25 bij aankomst. Van zwaar bewolkt naar vrij lichtbewolkt weer. We blijven een dagje.
zondag 7 september: @ vincelles
Ook vanmorgen gingen de ogen bij mij opnieuw pas laat open: het was al kwart over negen. Eer dat dan de laatste wat uitgedroogde boterhammen van de Aldi uit Valkenswaard met wat olijfolie (extra vierge) een beetje Yorkham en een paar stevige plakken kaas omgetoverd zijn tot pantosti’s (opletten: vuur niet te hoog anders verbrandt de boel) ben je weer een uur verder. Twee routes gemaakt langs bekende punten, en toch een paar onbekekende. Je kunt hier niet al te veel van het kanaal en de rivier afsteken: voor je het weet ga je de hoogte in en ik hou meer van polderlandschap (qua hoogteverschil dan); vind de bruggetjes in Amsterdan en Giethoorn soms al te veel van het goede.
Twee routes vandaag: een ochtend- en een middagroute. De ochtendtrip (het liep al bijna tegen de middag toen we op de fiets stapten) begon en eindigde met het Canal du Nivelais. Uiteraard eerst even stilgestaan bij het monument voor de gevallenen: een grote steen midden op het fietspad. Een paar jaar geleden daar frontaal tegenaan geknald. Ben even vergeten wanneer precies en het is te warm om het op te zoeken. Neem van mij aan dat het een doodsmak was.
Het kanaal van Nivernais overbrugt een hoogteverschil van ongeveer 164,2 meter tussen het laagste en hoogste punt van het kanaal, daarvoor werden 116 sluizen gebuikt. Werden want tegenwoodig zijn er nog 112 actief onder beheer van Voies Navigables de France (VNF). Och, we kijken niet op een sluisje meer of minder. Druk was het niet, we zagen vanmorgen precies één boot.
Van Komoot moesten we even van het pad af en een bezoek brengen aan het Château de Sainte-Pallaye, gelegen in gelijknamige gemeente Sainte-Pallaye in het departement Yonne. Vraag me eigenlijk af waarom. Heb ze mooier gezien die chateautjes. Daarbij komt dat het particulier eigendom is en niet toegankelijk voor het publiek. Vooruit, nog even het bouwjaar noemen: 1740; foto nemen en omdraaien. Dat het een “monument historique“ is geloven we meteen.
Na een heidense klim over een steentjesweg werden we verrast door een gehavend kruisbeeld. Blijkt een min of meer heilig monument en vooral herkenningspunt te zijn voor de wandelaars die naar Santiago de Compostella gaan. De basis waarop het kruis rust, is bedekt met een groot aantal stenen en steentjes. Dit is een eeuwenoud gebruik op de pelgrimsroute in Noord-Spanje: pelgrims dragen hun zorgen en problemen over op de stenen die ze soms dagen en weken met zich meedragen. Uiteindelijk komen ze het Cruz de Ferro tegen waar ze hun steen deponeren en daarmee schudden ze hun zorgen van zich af. Je mag dus zeggen dat we hier in de buurt van Vermenton een ijzeren-kruis-in-het-klein hebben. W en ik hadden geen stenen, dus ook geen zorgen?
Het keerpunt werd gevormd door het washuis van Vermenton: "Lavoir du port de plaisance" of "Lavoir de la Grande Fontaine". Kon er niet veel over vinden, behalve dat het een “impluvium-type“ wasplaats was, hetgeen betekent dat het waterbassin geen dak had. Tja, zoiets zie je met je blote oog. Zag er gezellig uit en de roddels dropen van de muren.
Benen languit, een kopje zoute soep en na twee uur rust kon de middagetappe beginnen, nu neus naar het noorden. Het meest noordelijke puntje werd gevomd door Église Saint-Loup de Vaux. Brug met verkeerslichten over, bochtje naar rechts en je staat op het kerkplein. De naam van de kerk verwijst naar Saint Loup, waarschijnlijk Saint Loup de Troyes. Oud spul want het kerkencomplex heeft wortels die teruggaan tot de 7e eeuw, toen Vaux werd geschonken aan de Abdij van Saint-Julien d’Auxerre. Maar daar houdt het op met informatieverstrekking, want volgens mij is niemand geïnteresseerd in deze feiten.
W nog even naar een vlooienmarkt terwijl ik bij een sluisje in de schaduw kon genieten van een heel oude brug over de Yonne. Beiden tevreden, wat wil je nog meer?
Aan het eind van onze tocht namen we een heel smal pad de binnenlanden in en kwamen in een gebied met heel veel meertjes. Net de Italiaanse Meren bij Winterswijk volgens W. We komen hier nu al zo’n twintig jaar en nog nooit gezien. Zand- en grindwinning zoals we verwacht hadden, de naam “Sablière de Vincelles” zegt het al. Na het stoppen van de winning zijn de gaten volgelopen en nu vooral als visvijver en recreatiegebied in gebruikt wordt. Het meest voorkomende bord hier is “propriété privée“. Je hebt ze in het wit en in het rood.
De A op het kaartje is de camping.
Een biertje en een radler sisten naar binnen toen we na een kleine 20 kilometer weer kampeerplek 1 opdaaiden. Vanmorgen naar het zuiden hadden we bijna 30 op de teller staan en bij 30 graden en volop zon is dat genoeg. Zuidwest 2, dus in de schaduw met wat wind was het best te doen. Veel nieuwe dingen gezien door een beetje van het gebaande pad af te wijken. Een mooie dag. En morgen? Morgen is er weer een dag. We gaan een deurtje verder, richting Béziers (maar in onze optiek is dat te ver voor één dag).