noordpolderzijl

noordpolderzijl

donderdag 4 september 2025

najaarstocht 2025 - 13: geen edelhert gezien

Zwager vroeg me of ik wel eens wat deed met mijn nieuwe elektrische hapjespan. Hij had vernomen dat ik zo’n “Obelink PD-3819 multifunctionele hapjespan“ in mijn schoen had gekregen van sinterklaas W en dat terwijl het helemaal geen Sinterklaas was en de pan te groot is om in een schoen te passen, zelfs maat 44. Hij had de specificaties opgezocht en het leek hem ook wel wat: “Met een kookoppervlak van ø30 cm voorzie je je hele gezin van een lekkere warme maaltijd. Deze multifunctionele hapjespan heeft een vermogen van 1500 watt waardoor hij ook geschikt is voor gebruik op de camping“. Of ik even mijn bevindingen wilde vertellen. Heb het ding inmiddels een paar keer gebruikt beste zwager. Behalve dat het wel veel ruimte in een kleine camper inneemt is het wel een handig geval. Gooi een hoop troep in de pan en laat maar pruttelen: aardappelen, gehakt, wokgroentes. Een van onderstaande foto's laat een variant met kipspiesjes zien. Heb ’m ook een keer gebruikt om pannenkoeken te bakken, ging ook prima (beetje dikke pannenkoeken dat wel, zie de andere foto). Nadeel: hij moet aan de 220 volt dus eigenlijk alleen geschikt als je aan een stroompaal hangt, durf ’m niet aan de omvormer te gebruiken. En: ik gebruik ’m alleen buiten. Één nadeel: toen ik het geheel gebuiksklaar maakte en het handvat op het deksel schroefde kwamen de wijze woorden van wijlen mijn schoonvader weer bovendrijven: “mijn schoonzoon: wat zijn ogen zien maken zijn handen kapot“, want ik bleef met twee stukken handvat zitten.


donderdag 4 september: @ lennisheuvel

Gisteravond, tijdens een prettige bui (klapje van de hamer van Thor erbij) besloten om vandaag niet te verkassen. De reden is eenvoudig: we hebben nog geen route. En dat terwijl ik net een leuke alinea over routes tegengekomen ben: “En als je dan toch in beweging komt is het handig om een gebaande route te volgen. De uitdrukking ‘op pad gaan’ drukt dit in zijn essentie uit. Zonder zo’n pad wordt de wandeling een onzeker gebeuren: je weet maar nooit of je onderweg obstakels tegenkomt die de voortgang bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken. Want zelfs in ons vlakke land heeft de natuur lastige elementen aangebracht als beken, rivieren, zandverstuivingen en moerassen. Een pad geeft de wandelaar de geruststellende gedachte dat er voor hem of haar mensen zijn geweest die deze route met enig succes hebben gevolgd. En zeker als de tocht niet louter te voet, maar met voertuigen als paard en wagen wordt ondernomen is een pad onontbeerlijk“. Weet het, gaat niet over een camper maar is een lezenswaardig artikel over oude wegen in onder meer de Achterhoek. Geïnteresseerd? Klik hier. Er was overigens nog een reden dat we niet vertrokken, een reden van meer huishoudelijke aard: er moest een wasje gedraaid worden en hier hebben ze een waschmasjien.

Een route met de camper hadden we dan niet, fietstochten liggen voor het oprapen. Had al wat leuks in elkaar geprutst, maar vooral omdat de waschmasjien een van het oude soort was (en dus ruim twee uur deed over een wasje dat in ons apparaat thuis nog geen 30 minuten nodig heeft), W wilde wachten tot het apparaat uitgeklotst was en de aantocht van een vermeende regenbui achter in de middag, de route met 25 kilometer ingekort. Na een korte aanvliegroute begon onze fietstocht bij het riviertje dat een lekker biertje de naam gaf, de Dommel en deze rivier (of is het een beek) werd een paar keer wat langer of korter onze reisgenoot. Het watertje ontspringt in de Belgische Kempen en dumpt haar vocht uiteindelijk in de Maas (maar is dan al eerder van naam veranderd, het wordt namelijk de Dieze).

Een van de bruggen die over de Dommel ligt is de Hooibrug. Je zoekt die in de omgeving van Gemonde (gemeente Sint-Michielsgestel). De brug maakt deel uit van het Hooibrugpad, een onverhard pad langs de Dommel over de oostelijke oever richting Sint-Michielsgestel. Las ergens dat dit een “schouwpad“ genoemd wordt. Gemini van Google zegt hier het volgende over: Een schouwpad is een openbaar, meestal onverhard pad langs een oppervlaktewaterlichaam, zoals een sloot of kanaal. Het dient voornamelijk voor onderhoudswerkzaamheden van het water, zodat medewerkers van een waterschap de watergangen kunnen inspecteren en onderhouden.“

Heb goede herinneringen aan Liempde. In mei 2016 bleek vlak voor een event van de NKC in België dat onze camperkoelkast problemen opleverde: werkte niet meer op gas. Juist dat (Hemelvaarts)weekend hadden we die gasstand nodig om het bier koud te houden, want geen voorzieningen op de overnachtingsplek. Repareren in de buurt? Afspraak maken en over twee maanden ben je aan de beurt. In Liempde zat (en zit) een firma Liba die een uitzonderlijke service biedt: de camper pitstop. Binnenrijden, aanmelden en repareren. Inderdaad: niet naast de deur, maar probleem werd vakkundig opgelost.

Valt er nog meer te vertellen over Liempde? Best wel. Wat vind je van grenspalen? Twee eeuwen geleden telde Liempde een negental bijzondere grensaanduidingen, waaronder deze 'paal bij de leemputten'. Deze grenspaal geeft al heel lang de grens aan tussen Liempde en Boxtel. Bordje bij de paal geeft interessante informatie, bijvoorbeeld dat de paal in de jaren zeventig van de vorige eeuw door een inwoner van Liempde uit een sloot is gevist en in zijn tuin heeft geplaatst. Een jaar of tien later is op initiatief van Kèk Liempt door de gemeente Boxtel de grenspaal op de huidige plaats gezet. Je maakt wat mee en komt nog eens wat te weten tijdens zo’n fietstocht. Het centrum van Liempde is ook erg gezellig. Terwijl ik op een bankje bij de muziekkoepel de omgeving in mij opnam, kiekte W het oude raadhuis, het herdenkingsmonument Tweede Wereldoorlog (het beeld stelt de bijbelfiguur David voor, die de reus Goliath heeft verslagen: 'een zinnebeeld van het zwakke, dat in godsvertrouwen het brute overwint'. Hiermee wordt op symbolische wijze de overwinning op de bezetter weergegeven) en een groot hart met slotjes dat een belangrijke rol speelde bij een actie “Samen tegen kanker“ die dit voorjaar in Liempde werd gehouden. Ze vond ook nog tijd om een paar kaartjes te scoren bij een plaatselijke winkel.




De Scheeken was de volgende highlight. De Scheeken wordt meestal in één adem genoemd met de Mortelen, want deze twee natuurgebieden vormen één beheerseenheid. Zal je niet lastig vallen met veel detailinfomatie, al moet ik een paar dingen wel noemen. Allereerst de naamgeving. De naam “mortelen“ heeft betrekking op "mortel", waarmee de plakkerige leemgrond aangeduid wordt met een woord dat in de bouwkunde voor (ook plakkerige) metselspecie wordt gebruikt. In “de Scheeken“ zie je een samenstelling van "scheiden" plus "eiken", bomen als grensmarkering dus. Het was heel gebruikelijk om grensscheidingen van eikenbomen te voorzien. We hadden een paar mountainachtige paden, zodat W na afloop verzuchtte: “Al dat werk verzet en nog geen edelhert gezien!“ U vraagt en er is wel een chatbot die draait. Je vraagt vriendelijk “Kun je een afbeelding maken van natuurgebied de Scheeken op een bewolkte dag met een edelhert erbij?“ en je krijgt na een minuutje of zo het gewenste resultaat.

Na 35 kilometer waren we weer bij Af, via de kerk van Lennisheuvel. En weer veel nieuwe dingen gezien. Tijdens onze tocht was de was op het rek fijn drooggewapperd. Prettig: schone onderbroeken maar het fijnste is dat mijn campingtrui weer fris en fruitig is. Een mooie dag. Temperatuur liep op tot 22 graden, wind zuidwest 3 en half tot zwaarbewolkt. Truitje-aan-truitje-uit fietsweer. En morgen? Morgen is er weer een dag. We overwegen nog om een dag voor Zoete-Lieve-Gerritje te spelen, maar het kan ook maar zo zijn dat we gaan verkassen. W heeft iets leuks aan de Semois gevonden, ja: da’s België. Nog even de zon op/onder: 06:55/20:19 (gegevens Boxtel). En dan nog één ding: groeien er in het noorden van het land daken, hier doen ze het niet minder voor hele huizen.



woensdag 3 september 2025

najaarstocht 2025 - 12: noord-brabant is ook leuk

In Nijetrijne geweest maar het dorp zelf niet gezien. Wat een omissie. Ook bepaalde dingen maar half gedaan. Wel gezien maar niet bekeken: de Rietvink, een molen die in 1855 gebouwd werd voor het droogmalen van de Groote Veenpolder. Voor de liefhebbers: schijnt een smockmolen (grondzeiler) te zijn. Rijksmonument en in 2010 gerestaureerd en kan nu weer draaien. Staat op dit moment te koop. In één handeltje: woonboot (Funda noemt het een splitlevel waterwoning), de gerestaureerde molen de Rietvink én een stijlvolle nieuwgebouwde molenschuur met expositieruimte en theetuin. Koopje: iets meer dan acht ton. Foto’s zijn van Funda.

woensdag 3 september: @ boxtel

Het kan verkeren. Gisteren nog een soort van afspraak gemaakt met vrienden in Drente, vandaag die date gecanceld. Reden: we gaan de andere kant op. In principe toch naar het zuiden. Voor de langere termijn is daar het betere weer te vinden. Niet te snel, het weekend is in deze omgeving ook mooi, dus we plannen onze reis van dag tot dag. Vanmorgen in de buurt van Ossenzijl druilerig. Gelukkig kon ik de bus vlak voor de deur van de chemische stort plaatsen en beperkte het nat-worden zich tot een paar druppels. Vanmiddag in Boxtel aangenaam weer en droog, alleen een beetje veel wind, kracht 4. Daartussen lagen 186 kilometer (inclusief een uitstapje naar de Lidl in Emmeloord) en 6 warmtegraden (van 16 bij vertrek tot 22 bij aankomst). Eigenlijk gewoon dom rijden: A6, A27 en A2. De afwisseling zat ’m in het aantal rijstroken. We zijn aanbeland op camperplaats Boxtel die eigenlijk niet in Boxtel ligt maar in Lennisheuvel. Bekend terrein: we waren er vorig jaar ook al. Waarom nu weer? Lees even wat William en Désirée op hun website schijven: “Ontsnap aan de drukte en omarm de rust en schoonheid op Camperplaats Boxtel. Midden in Het Groene Woud ligt Boxtel: één van de oudste kernen van Brabant en het gastvrije hart van de Meijerij. ​Gelegen in het dal van de Dommel en het Smalwater grenst Boxtel aan natuurreservaten De Geelders, Dommelbimd, De Kampina, De Mortelen en andere natuurgebieden zoals Heerenbeek, Velder en Banisveld. Ze liggen allemaal op loop- en fietsafstand van Lennisheuvel, waar onze camperplaatsen zich bevinden“. Ook meer het gebied van W: ze houdt van bossen en vindt dat ze in Friesland te ver weg kan kijken. Kan ze hier de lol op: de camperplaats telt veel bomen en planten. Camperplaats van het jaar 2024 en alles goed geregeld.

​Wel of niet fietsen was de vraag, want veel wind. In een gebied met veel bossen mag het wel een beetje waaien voor je er iets van merkt, dus een knooppuntenroute gescoord en ondanks dat we hier in de omgeving behoorlijk bekend zijn was er nog genoeg nieuws te bespeuren. En die wind (kracht 4 uit het zuiden)? Viel 100 % mee en volgens W zelfs 200 %, maar hoe ik dat wetenschappelijk moet goedpraten weet ik niet. Fietsen, natuurlijk door de Kampina. In het kort: je ziet een heel afwisselend en bijna oer-Brabants landschap, met rustige heidevelden, glinsterende vennen en kronkelende beken. De Kampina wordt beheerd door Natuurmonumenten en is ongeveer 1.200 hectare groot. De heide was nog een beetje paars: de intense kleur is inmiddels verdwenen. De Beerze kwamen we een paar keer tegen en ook ander water, maar dan in de vorm van vennen. Dat heb je als je door een natuurgebied fietst dat de “Oisterwijkse Bossen en Vennen“ heet. Foto hieronder is geleend en heb ik vorig jaar ook al geplaatst:

“Oisterwijk, is dat niet de plaats waar Robèrt van Beckhoven zijn bakkerij ‘bij Robèrt’ runt“, was de vraag van W toen we het plaatsnaambordje Oisterwijk hadden gezien. Je kijkt naar Heel Holland Bakt of je doet het niet. Even opgezocht en het klopt inderdaad: Robèrt bakt in Oisterwijk, maar het schijnt niet helemaal goed te gaan met hem en zijn bedrijven. Beetje negatieve berichtgeving met als leidende thema’s: financieel zakelijk falen, achterstallige vergoedingen aan crowdfunders, een huilinterview (in een emotioneel interview met het AD, waarin hij tranen vergiet, riep hij medelijden op, maar mijn buurvrouw, die iets van journalistiek weet omdat ze af en toe voor het plaatselijke nieuws- en advertentieblad schrijft, noemde dat 'uithuiljournalistiek') en persoonlijke tegenslagen (financieel en privé). Niet interessant genoeg allemaal om op zoek te gaan naar de zaken van Robèrt, Meester Patissier en Meester Boulanger uit Oisterwijk”. Ik hou het (net als hijzelf) op "gewoon bakker uit Oisterwijk".

Tegen vijven waren we na bijna 30 fietskilometer weer terug op CP Boxtel. Een verrassende dag. Een mooie dag. V:218.517; A: 218.703. Uiteindelijk 23 graden geworden. Zon op/onder: 06:53 20:21 (gegevens Boxtel). En morgen? Morgen is er weer een dag. Wat gaan we doen? Ik weet het niet.



dinsdag 2 september 2025

najaarstocht 2025 - 11: de weerribben-wieden in

Had in mijn vorige blog beloofd wat aandacht te besteden aan Weststellingwerf, de gemeente waar de Driewegsluis bij hoort. Even voor de duidelijkheid: we zitten hier wel in Friesland maar er wordt géén Fries gesproken maar Stellingwerfs en dat is absoluut geen dialect van het Fries maar schurkt eerder tegen het Achterhoeks aan (want hoort tot de Nedersaksische taalgroep net als Gronings, Drents en Twents). Door dit (voor Friesland) afwijkende taaltje heeft het gebied een eigen identiteit. Hoofdplaats van de gemeente is Wolvega en op bijgaand kaartje kun je zien dat de Linde (waar onze camperplaats aan ligt) voor een deel de zuidgrens van de gemeente vormt. De Stellingwerven (Oost- en Weststellingwerf) werden in de middeleeuwen (ruwweg achtste tot veertiende eeuw) gevormd door nederzettingen op heuveluggen in het veen- en zandgebied. Van oudsher had de bevolking veel contact met Drenthe en Overijssel, meer dan met de Friezen in het noorden. Dit verklaart de Nedersaksische wortels van de streektaal. Voor de rest geldt in dit gebied “het verhaal van de turf“ dat ongeveer hetzelfde is als van de Weerribben, het gebied dat we vandaag gaan verkennen. Doublures voorkomen dus.

dinsdag 2 september: @ driewegsluis

Een mooie fietsroute. Ging het gisteren naar het noorden, richting Tjeukermeer, vandaag was het zuiden aan de beurt, dus richting de Weerribben. Eigenlijk hetzelfde gebied als de Rottige Meente: voormalig afgegraven veengebied. Oorspronkelijk was het gebied een uitgestrekt hoog- en laagveengebied, maar vanaf de late middeleeuwen ontstonden er meren en moerassen door overstromingen en afgravingen. Turfgravers groeven lange, smalle petgaten (slootjes) en lieten smalle stroken grond, de legakkers, ertussen liggen om de turven te drogen. Dit leverde werk voor veel gezinnen, maar was zwaar en ongezond werk. Door het afgraven en het instorten van legakkers ontstonden plassen, sloten en moerasvelden. Het verhaal is ongeveer hetzelfde als gisteren: tegen het einde van de 19e eeuw was veel veen uitgeput. De turfwinning liep sterk terug; de bevolking in dorpen als Kalenberg en Ossenzijl leefde in armoede. Na de turfwinning probeerde men landbouw, maar de grond was vaak ongeschikt. Men ontdekte nieuwe bestaansbronnen: vanaf eind 19e eeuw en vooral in de 20e eeuw werd rietteelt belangrijk. Het riet uit de Weerribben werd (en wordt) gebruikt voor dakbedekking en midden vorige eeuw kwam daar toerisme bij. Het gebied bleek door de afwisseling van water, moeras, trilveen en rietlanden een unieke plek voor flora en fauna. Het besef groeide dat de Weerribben (beheer Staatsbosbeheer) grote natuurwaarde hadden en hebben. Dit resulteerde in 1982 in de oprichting van Nationaal Park Weerribben. Een paar jaar later werd het samengevoegd met de Wieden (grotendeels eigendom van Natuurmonumenten) en tegenwoordig is het Nationaal Park Weerribben-Wieden het grootste laagveenmoeras van Noordwest-Europa (ruim 100 km²). Het verschil met de Rottige Meente is dat de Weerribben-Wieden veel bekender zijn. Nog meer naar het zuiden bij Staphorst en Rouveen liggen de Olde Maten, een logische voortzetting van het veengebied. In dit gebied ging met anders te werk: de Staten van Overijssel weigerden toestemming te geven voor de massale turfwinning. Ze hadden meegemaakt dat in 1827 de Wieden ontstonden als gevolg van de voortdurende turfwinning en hetzelfde drama wilde men niet nog een keer meemaken. Na veel onderhandelen met projectontwikkelaars die de gronden voor een habbekrats opgekocht hadden mocht men er 200 brede sloten graven, de boksloten. Zo konden zij “het bruine goud“ delven. We zijn op onze heenreis naar Driewegsluis doorheen gereden.


Zoals gebruikelijk duurde het even voor we onze lijven in de actieve stand hadden. Daarbij kwam dat het om een uur of negen nog behoorlijk frisjes was, beslist geen blote armen-benen-en-voetenweer. Tegen twaalven waren we eindelijk geestelijk en lichamelijk (en ook temperatuurtechnisch) zover dat we een nieuwe tocht-der-tochten konden aanvaarden en vol goede moed trapten we al snel bij Ossenzijl de Weerribben in. Wij (en vele andere grijze koppen) fietsten, anderen gingen met hun bootje via de Kalenbegergracht van de Weerribben via de Linde naar het Friese merengebied (of andersom) en hartje zomer zal het zowel op het fietspad als op het water een stuk drukker zijn. Het mooiste aan Ossenzijl is de vlag. Geeft precies de omgeving weer.

De Kalenbergergracht komt (verrassend) in Kalenberg uit. Het vrij smalle fietspad van ons ook. Kan me herinneren dat we de laatste keer hier fietsten te maken hadden met eenrichtingsverkeer, tijdens  de naweeën van Corona, november 2020. Het uitzicht op de waanzinnig mooie huizen met de prachtige tuinen en de aanlegsteigers was nog net zo mooi als toen, misschien zelfs nog mooier want we zitten een paar maand vroeger in het jaar. In Kalenberg wordt toerisme met een hoofdletter geschreven. Best oud dat dorp en in de loop der jaren steeds iets anders genoemd en/of geschreven: bij de stichting in 1313 heette het Calumburg, via Kaleberghe, Callenburgh en Calemberg werd het uiteindelijk Kalenberg. Na de turfgraverij richtte de bevolking zich op visserij, veehouderij en rietteelt. Kalenberger riet is nog steeds een gewild bouwmateriaal voor het dekken van daken van huizen en windmolens. Kalenberg was (en is nog voor een deel) een echt vaardorp: de huizen zijn alleen te bereiken via het water. Tot 1950 was het dorp niet via land bereikbaar en nog steeds is de ontsluiting per auto beperkt tot het deel aan de oostzijde van de Kalenbergergracht; aan de westkant worden de woningen enkel verbonden door het water en door een fietspad met veel bruggetjes. En zoek je een bus of trein? Die hebben ze niet in Kalenberg.


Na Kalenberg ging het vooral langs de rand van het natuurgebied, aan één kant riet en aan de andere kant boeren aan het werk. W vond dat niet zo interessant, ze had liever riet aan twee kanten. Zelf vond ik het wel interessant om te zien hoe de afwatering van dat drassige en zompige gebeuren geregeld was. Niks natuurlijks meer, maar volledig geregeld door menselijk waterbeheer, met gemalen, stuwen en een fijnmazig stelsel van sloten en vaarten. Bekijk onderstaand kaartje maar eens.

Pas bij de Beulakerwijde kregen we weer aan twee kanten natuur. We zagen een deel van de noordflank van het meer. Het gat is ontstaan door stormvloedrampen uit 1775, 1776 en 1825, waarbij de mens de grootste boosdoener is geweest. In dit gebied nam men het niet zo nauw met regels wanneer het om turfwinning ging. Eigenlijk was de hele vervening rond het dorp Beulake ongereglementeerd, waardoor de trekgaten relatief breed en de tussenliggende landstroken smal waren. Deze landstroken werden tijdens de stormvloed weggeslagen, waardoor het meer ontstond en het dorp Beulake verdween. De Beulakerwiede (zo noemt men het water hier) is het grootste meer in de kop van Overijssel. De Beulakerwijde wordt intensief recreatief gebruikt. Bij de Blauwe Hand zijn jachthavens, nabij het rond 2000 ontstane recreatiepark Beulaeke Haven.



Een paar kilometer voor Blokzijl blokkeerde weer eens een vaart onze weg. Gelukkig was er een pontje. Modern gevalletje: kaartjes uit een betaalautomaat trekken. Normaal zijn we blij met wat zon, hier bij de kaartautomaat helemaal niet, want de tekst was door de inval van de zon niet te lezen. Andere pontjesklanten hielpen met het maken van een zonnescherm door tussen paal en zon een jas te houden. Ging daarna (bijna) goed, had namelijk ook voor mijn moeder een kaartje gekocht: we mochten met drie personen de overtocht maken.

Na de pont nog even wat droevigs: er lag een oude man op het fietspad, naast zijn racefiets. Omstanders (of fietsmaten) waren druk bezig om te reanimeren. Leek iets met hartfalen te maken te hebben. Volk genoeg, dus wij deden niet aan ramptoerisme. Toen we door Blokzijl fietsten gingen een paar sirenes die kant op, waaronder een ambulance. In de haven van het stadje vroeg W zich af of Blokzijl ooit tot de Hanze behoorde. Het leven is simpel tegenwoordig: je vraagt het aan een of andere chatbot en je krijgt als antwoord “Nee!“. En vraag je “Bestaat Kaatje bij de sluis nog?“ dan krijg je een heel lang antwoord dat je het best kunt samenvatten als “Ja, dit sterrenrestaurant bestaat nog steeds“.

Op de laatste kilometers nog drie hoogtepunten. Allereerst kwamen we van die schattige kleine huisjes tegen. De een noemt ze turfhuisje, een ander veenhuisje, kwam zelfs de naam vervenershuisje tegen. Tegenwoordig wel een beetje luxer dan zo’n honderd jaar geleden.

 

Je kunt niet in de Weerribben zijn geweest zonder een tjasker gekiekt te hebben. De tjasker is een van de kleinste windmolens in Nederland en is ontwikkeld in Friesland. In de buurt van Kalenberg staat er nog eentje mooit te zijn, een molen uit 1963. De tijd van de tjaskers was toen al lang voorbij, deze werd gebouwd in opdracht van Staatsbosbeheer. Meer “ter lering ende vermaeck“ dan om zijn functionaliteit.

En dan ben je bijna thuis, mag je nog een keer aan het wieletje draaien. Ja, een andere dan gisteren en deze leek zwaarder te draaien. En toen dat leed eenmaal geleden was konden we na 61 kilometer in de ruststand. Heel wisselend weer onderweg, maar dat zie je ongetwijfeld aan de foto’s. Belangijk: droog gebleven en de wind viel mee. Wel even onder de douche na aankomst en voor 50 cent per persoon weer helemaal schoon. Prima sanitair hier. Eigenlijk is alles hier prima. Waarom verkassen we dan morgen? Dat lees je in mijn volgende blog.