Twee foto's uit het blog van gisteren moeten op verzoek van enkele lezers nader toegelicht worden. Allereerst de voedselfoto. Af en toe “proberen” we iets min of meer "inheems". Meestal blijkt het niet te vreten en gaat het (ja, ja: voedselverspilling) linea recta de kliko in, maar deze keer was het goed binnen te houden. Kroketten stond er op de verpakking en dat klopte ook zo'n beetje: laagje van het een of ander (veel paneermeel) met een ragoutvulling. Gemakkelijk klaar te maken: twee minuten in de koekenpan, heb ze maar vijf minuten laten bakken en ze konden nog meer hebben: buitenkant was nog niet op zijn Hollandse-kroketten-kwaliteit.
De tweede foto die vragen opriep was de foto van die man-met-petje midden in een weiland. Nee, niet de weg kwijt; gewoon Komoot gevolgd. Af en toe heb je dat: brede weg wordt breed pad, breed pad wordt twee sporen, twee sporen wordt één spoor en uiteindelijk einde weg. Blijkt de weg op te houden een kleine honderd meter voor de bewoonde wereld begint. Later laat Miep voorkomen alsof het onze schuld is en ze wel wist dat er geen doorlopende weg was. Scheelt ook maar één letter: maak van de R in "doorlopend" een D en het probleem is uit de wereld.
woensdag 11 oktober: @ l'estartit
Vandaag een soort van relaxdag, immers om 14:00 was er iets met “clase de español” voor W. Stil blijven zitten tot die tijd is er niet bij, dus om tien uur al op de fiets voor de “verplichte kilometers” zoals een buurman dat noemt. We weten sinds gisteren ook waarom er hier zoveel appels worden verbouwd. De grootste bandiet van de Baix Empordà had geen ooglapje op, was dus geen piraat, had ook geen geweer, dus zag er ook niet als soldaat uit. Nee het was een heel klein beestje met de exotische naam phylloxera. Jij en ik mogen gewoon “druifluis” zeggen. Dit kleine ding heeft een plaag veroorzaakt die de oorzaak geweest is van de emigratie van veel mensen uit Emporda naar de Spaanse koloniën in Amerika. En juist uit dat land kwam de druifluis, de Phylloxera Vastatrix om volledig te zijn, vandaan. Een klein ding, slechts één milimeter groot. Het grote probleem is dat één moederluisje miljoenen nakomelingen kan produceren in één seizoen. De luis vreet de wortelstokken aan, waardoor deze sap verliest en geen water en mineralen meer kan opnemen. Via de wondjes dringen schimmels en andere infectieziekten binnen en sterft de plant. Het drama begon in 1863 toen in de Rhônestreek massaal wijnstokken afstierven, wijngaard na wijngaard werd aangetast. Pas na een tijdje ontdekte men de boosdoener, maar inmiddels had het beestje al grote delen van de Europese wijngaarden verwoest. Na meer dan 20 jaar en 2,5 miljoen hectare aan verwoeste wijngaarden kwam de oplossing: Amerikaanse wijnstokken bleken resistent tegen het luisje. Overal in Europa begonnen wijnboeren met het enten van hun Europese druivenrassen op Amerikaanse wortelstokken. Een heidense klus. En in de Baix Empordà? Blijkbaar hebben ze het hier niet geprobeerd, want wat we vandaag ook zagen, er zaten geen druivenstokken bij. Wel appels, heel veel appels en tussen de appels door: nog meer appels.
Onze eerste highlight van vandaag was de Pont de Gualta. Er was vandaag wel een brug, maar geen water en normaal heb je water nodig om een reden te hebben om een brug te bouwen. Af en toe schijnt de Daró water te bevatten en soms zelfs heel veel. Delen van de brug dateren uit de 16e eeuw. Schijnt dat Napoleon er nog gevochten heeft, in 1809 om precies te zien. Geloof het meteen, want het staat op een bordje.
We hadden vandaag mooie wegen en paden, veelal niet geasfalteerd maar met iets van gravel. Goed te fietsen, al moest je af en toe aan de zijkant blijven om de wasborden te ontwijken.
Dorpjes (vaak middeleeuws) waren er ook genoeg. Peratallada stak er volgens de boekjes bovenuit, al vond ik het zelf veel te toeristisch. De website moostedorpjes.nl omschrijft het als volgt: “Peratallada is één van de best bewaard gebleven middeleeuwse dorpen in heel Spanje. Het dorp is ontstaan in de tiende eeuw na Christus nadat er hier een kasteel gebouwd. Het dorp is geheel gebouwd op rotsen. Doordat Peratallada rond een kasteel is gebouwd ontstond hier een typisch middeleeuws centrum met smalle straatjes, poorten, bruggen en arcaden. De meeste van de historische huizen die in het dorp te vinden zijn stammen uit de twaalfde tot veertiende eeuw en verkeren allemaal nog in een uitstekende staat. Tijdens een wandeling door Peratallada waan je jezelf in lang vervlogen tijden. In de zomermaanden staan de vele bougainvillea, klimrozen en andere bloemen prachtig in bloei”.
Aan de overkant van de weg ligt de Esglesia de Sant Esteve waaraan met in de 12e eeuw begon te bouwen. Het is een katholieke kerk. Heel opvallend is de grote muur in de kerk met vier bogen. In twee van die bogen hangen klokken die in vroegere tijden de tijd aangaven aan de bewoners van Peratallada. Twee van die bogen zijn leeg, maar het is net of er vroeger wel wat in gehangen heeft. Het gebouw dat je nu ziet is een paar honderd jaar ouder dan het oorspronkelijke exemplaar, in de 15e en 16e eeuw werd het gerenoveerd. Mooi, take picture en verder.
Vond zelf het dorpje Palau-Sator veel mooier: er wordt nog gewoon gewoond en het draait niet alleen om de toerist. Pak 'm beet 250 inwoners heeft het dorp en (bijna) geen kip op straat. Wel mooi met restanten van een oude stadsmuur, een toren van zo’n 20 meter en talloze smalle straatjes. Man-op-fiets-met-helmpje-op tref je er niet elke dag, dus kan ik zeggen dat het een zeldzame foto is.
Het hoogtepunt van onze tocht van vandaag zou liggen bij kilometerpaaltje 28. De highlight had de mooie naam “Mooma”. We stelden ons er een mooi Catalaans dorp bij voor met nauwe steegjes en leuke doorkijkjes met misschien wel een terrasje voor een prettige café solo. Nou ja: drinken hadden ze er wel, en veel ook. We weten nu ook waar een groot gedeelte van de appels heen gaan die hier in de omgeving overvloedig groeien. Moona is een “rustieke cidermakerij met een restaurant voor tapas, salades en gegrild vlees, plus een groot terras”. Je hoeft dus geen schrik te hebben om uit te drogen van de grote dorst. Terras was wel open, voor de keuken moesten we nog wachten tot 13:00 uur. Helaas voor ons: de Spaanse les van W wachtte.
42 kilometer na ons vertrek was het rondje rond, konden we een hapje eten, W naar de Spaanse les, ik in de kiepstoel mijn zonden overdenken en daarna samen boodschappen doen. Zwemmen voor W zat er niet in, wel even naar het strand, daarna een beetje aan het blog werken, wat lezen, oogjes (bijna) dicht en voor je het weet is het tijd om te koken, te eten, het mes op tafel te leggen voor het eten, later om naar te kijken en meer van dat soort leuks. Een mooie dag, strakblauw, 27 graden. En morgen? Morgen is er weer een dag. We hebben een klein probleem: we moeten vertrekken. Morgen is er een van die vele nationale Spaanse feestdagen en de camping is volledig uitverkocht. Wij hadden gezegd maar drie nachten te blijven. Eigen schuld, dikke bult. W heeft al een plan B, ongeveer 200 meter verderop. En als dat lukt gaan we naar het museum, maar dan wel op de fiets! En ja, om eerlijk te zijn: het is te koud voor het dobbertje.