Dinsdagmorgen in
het zonnetje ontbeten en na het inpakwerk (wat ben ik blij dat we niet zo’n
tentje hebben als onze bejaarde buren op de camping) de neus van Puzzel gestuurd richting
vliegveld van Almeria en al snel de A348 opgepikt, een fantastische weg die
kronkelt hoog langs de zuidelijke uitlopers van de Sierra Nevada, een gebied
dat bekend staat onder de naam las Alpujarras. Toen de laatste Moorse bezetters
geen bezetters meer waren omdat de Spaanse koningen hen hadden verslagen, mocht
het restant Moren zich terugtrekken in dit gedeelte van de Sierra Nevada.
De A348 wordt gerekend tot één van de tien mooiste wegen van
Spanje. We gaan er niet over discussiëren, al is al dat geel-met-een-groen-biesje
prettig te rijden. Af en toe wat witte schimmel tegen de rotsen, hetgeen dan
een plaatsje is dat tegen de bergen is geplakt. Ik zal je niet lastigvallen met
allerlei plaatsnamen. We hebben één keer een zijweg genomen om zo’n wit dorpje
nader te bekijken. Al gauw liep de spreekwoordelijke dunne s.. bij W langs de
benen: geen vangrails meer en zij zat aan de dalkant en keek dus voortdurend in
een diep gat naar beneden. Snel weer naar de veilige, brede A348. We konden
goed opschieten. Winkels, scholen, huisartsen? We zijn ze niet tegengekomen,
wel een paar helivelden voor de Spaanse Flying Doctors. Diesel tanken is geen
probleem, al waren we wel met de laatste druppeltjes uit de tank bezig.Net achter Lanjaron de A7 op naar Granada welke we rechts hebben laten liggen. Daarna de N432 op door de Hof van Olijven. Geen wonder dat ze hier de olijfolie per 5 liter verkopen. Vrijwel het enige product dat hier groeit, al weet ik niet wat nevenstaande foto moet voorstellen.
Ons oorspronkelijke einddoel was een (gratis) camperplaats in de buurt van Alcala la Real, maar de temperatuur was inmiddels opgelopen tot zo’n 33 graden (20 bij vertrek) en we wisten dat ons puzzeltje daar op in de volle zon op het asfalt zou staan. Krijgsberaad en een camping in Villafranca de Cordoba geprikt. Wel ruim 100 kilometer verder, maar de airco houdt ons busje tijdens het rijden koel zodat de discussie niet oververhit raakt. Voorbeeld: is “I make you happy with a dead bird” nu correct Engels of niet (bijna net zo erg als “make that the cat wise”). De laatste 20 kilometers even goed de handen aan het stuur: het weggetje binnendoor toonde overduidelijk aan dat het subsidiepotje van de EU niet onuitputtelijk is. Och: het kostte uiteindelijk maar één wijnglas van de Blokker.
Heerlijke plek op camping La Albolafia met schaduw door veel
bomen met (nog steeds) veel blad. Onze buren waren er niet zo blij mee, want
hun schoteltje kon de satelliet niet vinden. Dat wordt ganzenborden vanavond
(wij niet, want we hebben geen schotel; is er iets mis met deze logica?).
Camping heeft wel een zwembad, maar: gesloten vanaf 15 september. Eigenlijk
onvoorstelbaar met dit weer. De rammelende wifi hebben we niet nodig, de Iphone
van W is onze hotspot.
V: 101.048; A: 101.406
Woensdag stond in
het teken van Córdoba, een stad die al jaren op ons lijstje staat. Dat het er
nooit van gekomen is, heeft voor een deel te maken met het feit dat het er
bijna altijd te warm is en omdat rondom Córdoba allerlei andere interessante
steden liggen die er voor zorgen dat je genoeg oudheden gezien hebt als je
eenmaal aan Córdoba toe bent.
Met het openbaar vervoer deze keer: de afstand is te groot
en de weg niet zo prettig. Wel de bustijden in de gaten houden: als je die van
9.30 uur mist, mag je wachten tot 14.15 tot de volgende bus vertrekt. Zes keer
per dag is er een verbinding tussen Villafranca en de grote stad en in het
weekend houdt het op met twee keer per dag. Na 35 minuten uitgestapt bij de enige stopplaats
op de hele route: het eindpunt bij het busstation. Plattegrondje gescoord en de
stad in. Córdoba heeft een kleine, compacte historische binnenstad; nog helemaal
een Spaans-Arabische stad. De buitenwijken zijn gewone buitenwijken, de ruim
300.000 inwoners kunnen tenslotte niet allemaal in Oud-Córdoba terecht. Onze
eerste kennismaking met de oude stad was de Judería, de Joodse wijk: allemaal
straatjes met winkeltjes, restaurantjes, tapasbars en een synagoge. We konden
er uitstekend terecht voor kaartjes voor de kleinkinderen.
Je gaat naar Córdoba om de Mezquita-Catedral te zien: een
kerk in een moskee. Op de plek waar eens een roomse kerk uit de zesde eeuw
stond bouwden de Moren - nadat ze het zuiden van Spanje hadden veroverd - in de
achtste eeuw een moskee die later nog drie keer werd uitgebreid en zo één van
de grootste moskeeën ter wereld werd. Het karkas van de moskee bestaat uit
zuilengalerijen, noem het maar een “zuilenbos”. In 1236 werden de Moren uit
Córdoba verdreven en werd de moskee als rooms-katholieke kerk gebruikt. In 1523
werd in het midden van de voormalige moskee een gedeelte van de zuilengalerij
weggebroken en werd begonnen aan de bouw van de kathedraal onder leiding van
Hernán Ruiz. De nakomelingen van Hernán hebben door het bouwwerk voort te
zetten ook nog een leuke grijpstuiver verdiend. Het is een spectaculaire
attractie geworden. Gidsen in allerlei talen loodsten hun groepen door het
gebouw. Wij deden het met één bladzijde uit een oud ANWB-reisgidsje en dat was
meer dan voldoende: het was mooi en of er nu 800 of 1000 zuilen in de kerk
staan zal ons worst wezen.
De koffie was lekker, de hop-on-hop-off-bus hebben we laten
staan (het is hier zo compact dat je aan het hoppen blijft), het geld dat we
uitgespaard hebben aan de paardenkoetsjes hebben we besteed aan een
overheerlijke lunch op een terras van een etablissement dat je niet tot de
goedkopere categorie mag rekenen (morgen wordt de AOW en het pensioen weer gestort). En ja: we hebben de Romeinse brug bekeken
(stond nog een watermolen bij met dezelfde naam als onze camping: la Albolafia)
en nee: we hadden geen puf meer om de Alcázar te bezoeken en al helemaal niet
meer om de klokkentoren van de Mezquita te beklimmen (omgebouwde minaret, maar
dat terzijde).
De bus ging om half vier en om kwart over drie stonden de
mensen keurig achter elkaar om in te stappen: geen gedrang, gewoon wachten tot
je aan de beurt bent. Het lijkt Engeland wel. Tegen half vijf lokte de luie
stoel. Twaalf kilometer gewandeld in wat zich de heetste stad van Spanje noemt
(stiekem even gegoogeld: Úbela – dat vlak in de buurt ligt – schijnt nog net
een tikkeltje warmer te zijn). Mooie dag, veel gezien, maar de eerste paar
dagen géén oudheden meer.