noordpolderzijl

noordpolderzijl

dinsdag 27 september 2016

najaarstocht 2016 – 15: uitwaaien aan de kust

25 tot 27 september: @ Canidelo (bij Porto)

Coïmbra was nog een verplicht nummertje. Daarna verder op weg naar het noorden, waar we ons settelden in een kustplaatsje onder de rook van Porto (als de wind zuidwaarts stond tenminste) om van daaruit de stad te bekijken, maar vooral ook om langs de kust van de Atlantische Oceaan te fietsen.

Coïmbra
Ons puzzeltje teruggereden naar de camperplek in het Parque Verde waar nu voldoende ruimte was, een aantal doosjes was al vertrokken, een paar andere waren druk bezig om via een omslachtige manier van hun vuile water af te komen: met kleine emmertjes water opvangen en vervolgens lozen in een klein putje. Of in datzelfde putje ook de inhoud van de toiletcassette moest heb ik niet onderzocht. Tja, de plek blijft wel gratis. Personenauto’s waren er (nog) niet zoveel op deze relatief vroege zondagochtend. Een speciaal bord gaf aan waar opa’s die skippyballen eten hun busje mogen parkeren. Via de Ponte Pedonal (voetgangers- en fietsersbrug) waren we snel aan de andere kant van de rivier de Mondego. Nog even verschil van mening of we nu aan de zuid- of noordkant van het water stonden, maar een stadsplattegrondje dat we kregen bij de VVV gaf W natuurlijk weer gelijk.
 
Je moet er wat voor over hebben om één van de oudste universiteitssteden van Europa te bezoeken: je hebt er een stevige klim voor nodig door nauwe kronkelstraatjes, maar dan zie je ook het een en ander. Alleen onder aan de bult troffen we wat straatjes met toeristennering, de rest van de binnenstad zag er nog heel authentiek uit. De universiteit staat op het hoogste puntje van de stad. Overigens was het gebouwencomplex oorspronkelijk een koninklijk paleis en daarvoor weer een Moorse vesting. Coïmbra is een tijdje de hoofdstad van Portugal geweest, maar in de 13e eeuw nam Lissabon die rol over. Als pleister op de wonde kreeg het stadje er in 1307 de universiteit (in 1290 gesticht in Lissabon door koning Dinis) voor terug. Vanaf 1537 is het gehuisvest in het voormalig koninklijk paleis.

Van de andere highlights van Coïmbra moeten we de Sé Velha (oude kathedraal) nog noemen, een romaans bouwwerk zonder veel opsmuk aan de buitenkant (de binnenkant konden we niet bekijken, want zondagochtend: er was een kerkdienst aan de gang). De bouw duurde ruwweg van 1139 tot 1185. En als je het hebt over de oude kathedraal, dan moet er ook een nieuwe zijn: de Sé Nova, op zich niet zo nieuw want men startte met stenen stapelen in 1598, en dan zal daarbij het woordje barok wel passen.
Toen de toeristenbussen hun ladingen begonnen te spuwen, strompelden wij weer naar beneden en kuierden vervolgens langs de Montego terug naar ons busje. Nee, we hebben niet alles van Coïmbra gezien, maar ook hier was het kijkglas na een paar uur weer vol.

 
 
 
Costa Nova
De neus van onze Puzzel (en ook de onze) werd naar de oceaan gericht, waar we vanaf Mira (Sinterklaas kwam toch uit Spanje, nee Turkije; oeps hij is de bisschop van de Turkse stad Myra met een y) de kustweg naar Aveiro genomen hebben. Net onder Aveiro ligt het badplaatsje Costa Nova. Dit plaatsje is bekend om zijn voormalige strandhutten (palheiros). Zij dienden vroeger als schuilplaats voor de vissers, als opslagruimte en als stal voor de dieren die de boten met de vangst op het land trokken. Toen aan het einde van de 19e eeuw het in de mode kwam om aan het strand te baden, zijn de vissers begonnen met het verhuren van de strandhutten in de zomermaanden. Zij kregen daarbij het idee om ze te versieren met de felle kleuren die ze ook voor de vissersboten gebruikten. Dit geheel geeft de kuststreek van Costa Nova een kleurrijk en eigen karakter, al zullen er tegenwoordig wel heel veel palheiros zijn die nooit als schuilhut of opslagplaats dienst hebben gedaan. We vielen met de neus in de boter: een of andere feestdag (25 september? Opgezocht, maar niet kunnen vinden). Muziekkorpsen, knalvuurwerk en parkeren een eindje buiten de stad op dit smalle stukje land tussen het strand en de lagune. Zo konden we onze vastgeroeste Coïmbraspieren weer een beetje soepel maken.
Canidelo
Ten zuiden van Porto liggen een viertal campings op een rijtje. We hebben er eentje uit de Orbiturreeks genomen: camping Canidelo, genoemd naar het gelijknamige plaatsje. Kosten € 17,10 per nacht, het naseizoen was net ingegaan. W had bij het inschrijven vergeten een beetje te smokkelen met de lengte van de bus, immers: onder de 6 meter is het een paar Euro per nacht goedkoper. En dat voor een vrouw die er bij ingangen van kerken en musea graag een paar jaar ouder uitziet: de seniorenkorting hakt er immers aardig in en grijs-is-grijs.  Op de camping even een kuitenbijtertje naar beneden, de weg oversteken en je staat op het strand. Langs de weg loopt een fietspad, naar het noorden naar Porto, naar het zuiden naar Esphinho (overigens wel van het Portugese soort: een strak fietspad, houdt plotseling op en gaat 300 meter weer verder en dat een paar keer).


Porto
Onder het motto “we nemen nog een extra buitenwijkje mee” bracht een plaatselijke bus met lijnnummer 15 ons in een kleine drie kwartier naar de stad. Wel handig: vrijwel voor de camping instappen en in het centrum van Porto debarkeren. Overigens is het met de fiets over het kustpad slechts zes kilometer (nagemeten!) maar dan mis je de capriolen van onze chauffeur die met zijn bus met een kamikaze-instelling door dusdanig nauwe klinkerweggetjes scheurde, dat ik regelmatig dacht: gelukkig hoef ik daar met mijn 6,5 meter niet door. Overigens heet deze busmaatschappij “Espirito Santo” (heilige geest).
Ook in Porto begon de geschiedenis pas echt serieus met de Romeinen die van Porto een belangrijke havenstad maakten. De Romeinen gingen, de Sueven kwamen en die moesten weer plaats maken voor de Visigoten, totdat de Moren het in de 8e eeuw voor het zeggen kregen, maar ook die werden zo’n 150 jaar later de stad uitgeknikkerd. De Saracenen en de Normandiërs hebben nog eventjes geprobeerd de baas te spelen, maar in de 12e eeuw begon het leven in Porto een beetje stabiel te worden: de stad kreeg stadsrechten, de oude muren uit de Romeinse tijd werden herbouwd en er werd begonnen met de bouw van de Sé.
Porto hebben we vooral gedaan met de hop-on-hop-off-bus, waar we maar één keer ongehopt zijn (bij het begin) en één keer offgehopt (bijna bij het eind). Op die manier hebben we toch de voornaamste bezienswaardigheden van Porto gezien, zonder al te veel klauterwerk. De stad staat vol met kranen en veel huizen staan in de steigers of zijn “ingepakt”: Porto krijgt een opknapbeurt en dat is bikkelhard nodig. De bus liet ons het historisch centrum zien, de Ribeira (de oude wijk aan de rivieroever, het Castello de Foz (Foz betekent riviermonding), het Casa de Música (het concertgebouw uit 2005, ontworpen door Rem Koolhaas) en het oude tramlijntje. Te voet hebben we nog de Sé (de kathedraal), het Estacão de São Bento (een mooi kopstation dat in 1930 gereed gekomen is en een stationshal bevat met veel azulejos over de geschiedenis van de stad) en de dubbelbrug (Ponte Luis I, eind 19e eeuw met het “normale verkeer” over de onderbrug en (vanaf 2005) de metro van Porto, samen met de voetgangers en fietsers, over de bovenbrug. In totaal heeft Porto zes bruggen die de Douro overspannen.

Overigens hebben ze ons altijd voor de gek gehouden: port komt niet uit Porto maar uit Vila Nova de Gaia, een snelgroeiende plaats tegenover Porto aan de andere over van de Douro, daar zijn de opslagplaatsen waar de port op smaak komt. We hebben ons evenwel niet aangesloten bij de busladingen toeristen die hier hun “taste-and-buy” doen, om de eenvoudige reden dat ons busticket recht gaf op gratis portproeven alleen: closed on Monday en welke dag was het deze dag? Juist! We moesten ons dus maar behelpen met het bekijken van de portschepen (de Barco Rabalos) die - alleen nog voor de sier - in de Douro lagen te dobberen.
 
Zowel Porto als Gaia hebben een boven- en een benedenstad. Om van beneden naar boven te komen kun je klimmen, maar je kunt ook de Teleférico in Gaia of de tandradbaan (zonder tandrad geloof ik) in Porto nemen. Overal in de stad kwamen we studenten tegen (zwart pak of rokje en een zwarte mantel): het nieuwe studiejaar is begonnen, uiteraard met studentenfeesten.

Porto? Erg leuk, maar we hebben “ze” mooier gezien.



fietsen van Porto naar Espinho
Van Porto is het over het algemeen goed fietsen naar Espinho, je fietst over een knap stukje asfalt vlak langs de oceaan. Alleen ontbreken er zo hier en daar een paar honderd meter pad (bijvoorbeeld omdat er een golfbaan in de weg ligt) met als boodschap: zoek het maar uit. Van Porto naar Espinho is het eigenlijk één en al badplaats (Canidelo, Madalena, Miramar, Granja). Espinho zelf is ook een luxe badplaats, alleen jammer dat de spoorlijn de stad van de stranden scheidt. Fietsend over de mooie boulevard van Esphinho kwamen we aan de zuidkant van de stad het strand van de vissers tegen, waar de vis aan wal wordt gebracht, de netten worden geboet en de vis met veel kabaal wordt verkocht; over viswijven gesproken. Een stevige bries mee op de heenweg betekent inderdaad: water in de bilnaad op de terugweg, lekker trappen tegen de wind in.
 
V: 78.681; V: 78.841