noordpolderzijl

noordpolderzijl

donderdag 29 september 2016

najaarstocht 2016 – 17: nog eventjes portugal

29 september: @ Covas

Covas is een klein dorpje in het noordenwesten van Portugal, in de voormalige provincie Minho – genoemd naar de rivier die hier de noordgrens vormt met Spanje. Een doorsnee-toerist heeft nooit van dit plaatsje gehoord, maar omdat we delen van een NKC-reis volgen (in ons eentje, dat wel!) kwamen we de coördinaten van Camping de Covas tegen. Maar vóór we hier aankwamen hadden we een afwisselende reis achter de rug, het was af en toe weer net of we door een ansichtkaartenlandschap reden.
Igreja do Bom Jesus do Monte
Je kunt niet Braga bezoeken en dan die sprookjeskerk overslaan. Deze belangrijke bedevaartskerk ligt 6 kilometer buiten Braga, natuurlijk weer op een “monte”, een heuvel. De kerk kun je op drie manieren bereiken: met de auto kun je tot bij de kerk komen, de kabelbaan overbrugt in vier  minuten het hoogteverschil van 116 meter over een lengte van 274 meter en je kunt de trappen op, te voet over de Via Sacra. We hebben het eerst met ons puzzeltje gedaan, simpelweg omdat ik de afslag naar de parkeerplaats aan de voet van de trappen en de lift miste. Je mag dan een paar kilometer haarspelden voor je een keermogelijkheid hebt en alsnog de parkeerplaats op kunt rijden (overigens tevens gratis camperplaats, Campercontactcode 12252). De tweede keer zijn we met de lift gegaan, we zijn nu eenmaal geen pelgrims. Deze “elevador” is een waterballastbaan uit 1882 en daarmee de oudste kabelbaan van Portugal. Een waterballastbaan bestaat uit twee wagonnetjes. Het principe is simpel: vul de tank van de bovenste wagon met water en hij trekt het onderste wagentje (met een lege tank) tijdens het dalen naar boven. Tijdens het wachten W nog even een spannend reisverhaal verteld over het liftje in Nazaré dat het af en toe begeeft en waar reizigers dan halverwege de helling mogen blijven wachten tot de brandweer ze komt redden. Het verhaal werd me niet in dank afgenomen.


Eenmaal boven gekomen bij “de goede Jezus op de berg” (zonder hulp van de bombeiros) en na een vluchtige blik in de neoklassieke kerk (gebouwd rond 1800) geworpen te hebben, mochten we de trappen af. De Via Sacra is een heel spektakel. Deze heilige weg is een dubbele zigzagtrap met terrassen, beelden, kapelletjes, fonteinen en balustrades. Het was nog rustig tegen tienen (en geen feestdag en geen zondag), dus we hadden (bijna) het hele trappenspel voor ons alleen. Het laatste stuk naar beneden is een trap met wat minder opsmuk en de kapelletjes hier kunnen wel een onderhoudsbeurtje gebruiken. Gelukkig worden wel de bladeren geveegd en over de trapleuning geknikkerd, zodat ze bij een volgende windvlaag weer geveegd kunnen worden en …
De Costa Verde
We zochten de kust weer op en volgden na Viana do Castelo (waar de Rio Lima in de oceaan uitmondt) en een lunchbreak op de Parque du Marina in die plaats (ook gratis camperplek, Campercontactcode 30337) de N13 eerst langs de kust (met een uitwaaimoment op de Praia de Afife) en daarna via de zuidoever van de Rio Minho. Het stikt hier van de vestingstadjes: het zal wel niet altijd gezelligheid troef geweest zijn tussen Spanje en Portugal (of komen nu de Romeinen, de Sueven, de Visigoten en de Moren weer om de hoek kijken?).
 
We konden met een ferme ruk aan het stuur nog net corrigerend optreden toen Ome Tom ons via een verhard muilezelpad de bergen in wilde sturen. Twee kilometer laten vonden we een wat bredere weg met daarop de aanduiding Covas en een wegnummer. Nog wel een wit weggetje met de nodige kronkeltjes, maar goed te doen. Mooie uitzichten, prachtige fotomomenten. Het leven is weer goed.

V: 78.940; A: 79.055

 

woensdag 28 september 2016

najaarstocht 2016 – 16: bidden in braga

28 september: @ Braga
Dansen in Lissabon, studeren in Coïmbra, werken in Porto en in Braga moet je bidden (vrij naar een oud Portugees gezegde). En bidden kun je wel in Braga: volgens Lonely Planet zijn er tenminste 35 kerken en is er altijd wel een klok die kabaal maakt. Maar eerst afscheid van onze camping in Canidelo, daarna één van de zes bruggen in Porto over de Douro oversteken en yep: in Portugal zijn ook files.


Esposende
De N13 bracht ons naar Esposende, maar om op die weg te komen zonder tol te betalen leverde ons een kilometer of 15 een “oh-me-servies-weggetje” op. Lekkere klinkertjes die alles lieten rammelen wat ook maar enigszins rammelen kon en dan nog gezellig een grote vuilniswagen als tegenligger op een weggetje waar 50 jaar geleden alleen een ezelkar kwam. Kortom: genieten! Jammer dat ik net een schoon t-shirt had aangetrokken, kan meteen weer in de was. Esposende is een leuke badplaats aan de Costa Verde en de koffie was zeer betaalbaar.
Barcelos hebben we maar overgeslagen, de thermometer wist niet hoe snel hij het kwik moest laten stijgen. We hadden Braga ook nog op het programma staan en één stad met 30 graden in de schaduw bekijken is ruim voldoende. De haan van Portugal zal nog wel even in Barcelos blijven zitten tot we een volgende keer op bezoek komen.
Braga
Nadat we ons privéhotelletje hadden geparkeerd op de gemeentecamping (€ 13,00 zonder stroom) werd het tijd om toch een paar van de 35 kerken van Braga te zien, in ieder geval de beroemde Sé.
De geschiedenis van Braga is vrijwel identiek aan die van Porto en Coïmbra: iets van Romeinen, Sueven, Visigoten en een beetje Moren. Braga is een belangrijke bisschopsstad (Primas Hispania) en dat maakt het dan weer bijzonder. Ik vergeet deze keer maar even de jaartallen, scheelt weer een stuk leeswerk.


De camping ligt op een bult en het centrum van Braga ook, één klein probleem: het is niet dezelfde bult. Eerst even gezellig naar beneden om na 500 meter tot de ontdekking te komen dat géén elektriciteit betekent dat de koelkast op gas moet en dat je daarvoor de gaskraan moet openen en de ontsteker van het vlammetje om te koelen moet gebruiken. Gelukkig ging W uit solidariteit mee terug. In het centrum zagen we zo’n heerlijk toeristentreintje staan, deze liet ons even zien wat we wat later moesten bezoeken. Een schitterende uitvinding: scheelt veel gezoek op een plattegrond. Braga is een mooie stad met inderdaad op bijna elke hoek een Igreja (kerk dus). We kwamen eigenlijk alleen voor de Sé en die lag er gezellig bij. Take-picture, even snel naar binnen en weer wegwezen. T’is mooi, maar wanneer je geld mag betalen om elektrieke kaarsjes te laten branden, begint het te kriebelen. Toch niet katholiek genoeg opgevoed vroeger. In Fatima gooiden ze tenminste nog kaarsen van een meter, halve benen en hele handen van was in het vuur, lekker knetteren: krijg je tenminste nog beetje spektakel voor je geld. Maar om nu een paar duppies te betalen om een schakelaar om te zetten?
De Sé was mooi, alle igreja’s (voor zover we ze hebben gezien) waren schitterend, het voormalig bisschoppelijk paleis had een fraai aangelegde tuin (in het gebouw is nu een beroemde bibliotheek ondergebracht), de Câmara Municipal (het gemeentehuis) lag er mooi bij, fonteinen spoten hoge straaltjes, maar het allermooiste was toch dat terrasje waar ze een heerlijk koude Sagres en een koele Cola schonken. Dat is het betere werk bij dit soort temperaturen. En daarna mochten we nog even dat ene bultje af en bij het riviertje aangekomen dat andere bultje op. Weer een dag om door een (zweterig) ringetje te halen.

V: 78.841; A: 78.940



 

dinsdag 27 september 2016

najaarstocht 2016 – 15: uitwaaien aan de kust

25 tot 27 september: @ Canidelo (bij Porto)

Coïmbra was nog een verplicht nummertje. Daarna verder op weg naar het noorden, waar we ons settelden in een kustplaatsje onder de rook van Porto (als de wind zuidwaarts stond tenminste) om van daaruit de stad te bekijken, maar vooral ook om langs de kust van de Atlantische Oceaan te fietsen.

Coïmbra
Ons puzzeltje teruggereden naar de camperplek in het Parque Verde waar nu voldoende ruimte was, een aantal doosjes was al vertrokken, een paar andere waren druk bezig om via een omslachtige manier van hun vuile water af te komen: met kleine emmertjes water opvangen en vervolgens lozen in een klein putje. Of in datzelfde putje ook de inhoud van de toiletcassette moest heb ik niet onderzocht. Tja, de plek blijft wel gratis. Personenauto’s waren er (nog) niet zoveel op deze relatief vroege zondagochtend. Een speciaal bord gaf aan waar opa’s die skippyballen eten hun busje mogen parkeren. Via de Ponte Pedonal (voetgangers- en fietsersbrug) waren we snel aan de andere kant van de rivier de Mondego. Nog even verschil van mening of we nu aan de zuid- of noordkant van het water stonden, maar een stadsplattegrondje dat we kregen bij de VVV gaf W natuurlijk weer gelijk.
 
Je moet er wat voor over hebben om één van de oudste universiteitssteden van Europa te bezoeken: je hebt er een stevige klim voor nodig door nauwe kronkelstraatjes, maar dan zie je ook het een en ander. Alleen onder aan de bult troffen we wat straatjes met toeristennering, de rest van de binnenstad zag er nog heel authentiek uit. De universiteit staat op het hoogste puntje van de stad. Overigens was het gebouwencomplex oorspronkelijk een koninklijk paleis en daarvoor weer een Moorse vesting. Coïmbra is een tijdje de hoofdstad van Portugal geweest, maar in de 13e eeuw nam Lissabon die rol over. Als pleister op de wonde kreeg het stadje er in 1307 de universiteit (in 1290 gesticht in Lissabon door koning Dinis) voor terug. Vanaf 1537 is het gehuisvest in het voormalig koninklijk paleis.

Van de andere highlights van Coïmbra moeten we de Sé Velha (oude kathedraal) nog noemen, een romaans bouwwerk zonder veel opsmuk aan de buitenkant (de binnenkant konden we niet bekijken, want zondagochtend: er was een kerkdienst aan de gang). De bouw duurde ruwweg van 1139 tot 1185. En als je het hebt over de oude kathedraal, dan moet er ook een nieuwe zijn: de Sé Nova, op zich niet zo nieuw want men startte met stenen stapelen in 1598, en dan zal daarbij het woordje barok wel passen.
Toen de toeristenbussen hun ladingen begonnen te spuwen, strompelden wij weer naar beneden en kuierden vervolgens langs de Montego terug naar ons busje. Nee, we hebben niet alles van Coïmbra gezien, maar ook hier was het kijkglas na een paar uur weer vol.

 
 
 
Costa Nova
De neus van onze Puzzel (en ook de onze) werd naar de oceaan gericht, waar we vanaf Mira (Sinterklaas kwam toch uit Spanje, nee Turkije; oeps hij is de bisschop van de Turkse stad Myra met een y) de kustweg naar Aveiro genomen hebben. Net onder Aveiro ligt het badplaatsje Costa Nova. Dit plaatsje is bekend om zijn voormalige strandhutten (palheiros). Zij dienden vroeger als schuilplaats voor de vissers, als opslagruimte en als stal voor de dieren die de boten met de vangst op het land trokken. Toen aan het einde van de 19e eeuw het in de mode kwam om aan het strand te baden, zijn de vissers begonnen met het verhuren van de strandhutten in de zomermaanden. Zij kregen daarbij het idee om ze te versieren met de felle kleuren die ze ook voor de vissersboten gebruikten. Dit geheel geeft de kuststreek van Costa Nova een kleurrijk en eigen karakter, al zullen er tegenwoordig wel heel veel palheiros zijn die nooit als schuilhut of opslagplaats dienst hebben gedaan. We vielen met de neus in de boter: een of andere feestdag (25 september? Opgezocht, maar niet kunnen vinden). Muziekkorpsen, knalvuurwerk en parkeren een eindje buiten de stad op dit smalle stukje land tussen het strand en de lagune. Zo konden we onze vastgeroeste Coïmbraspieren weer een beetje soepel maken.
Canidelo
Ten zuiden van Porto liggen een viertal campings op een rijtje. We hebben er eentje uit de Orbiturreeks genomen: camping Canidelo, genoemd naar het gelijknamige plaatsje. Kosten € 17,10 per nacht, het naseizoen was net ingegaan. W had bij het inschrijven vergeten een beetje te smokkelen met de lengte van de bus, immers: onder de 6 meter is het een paar Euro per nacht goedkoper. En dat voor een vrouw die er bij ingangen van kerken en musea graag een paar jaar ouder uitziet: de seniorenkorting hakt er immers aardig in en grijs-is-grijs.  Op de camping even een kuitenbijtertje naar beneden, de weg oversteken en je staat op het strand. Langs de weg loopt een fietspad, naar het noorden naar Porto, naar het zuiden naar Esphinho (overigens wel van het Portugese soort: een strak fietspad, houdt plotseling op en gaat 300 meter weer verder en dat een paar keer).


Porto
Onder het motto “we nemen nog een extra buitenwijkje mee” bracht een plaatselijke bus met lijnnummer 15 ons in een kleine drie kwartier naar de stad. Wel handig: vrijwel voor de camping instappen en in het centrum van Porto debarkeren. Overigens is het met de fiets over het kustpad slechts zes kilometer (nagemeten!) maar dan mis je de capriolen van onze chauffeur die met zijn bus met een kamikaze-instelling door dusdanig nauwe klinkerweggetjes scheurde, dat ik regelmatig dacht: gelukkig hoef ik daar met mijn 6,5 meter niet door. Overigens heet deze busmaatschappij “Espirito Santo” (heilige geest).
Ook in Porto begon de geschiedenis pas echt serieus met de Romeinen die van Porto een belangrijke havenstad maakten. De Romeinen gingen, de Sueven kwamen en die moesten weer plaats maken voor de Visigoten, totdat de Moren het in de 8e eeuw voor het zeggen kregen, maar ook die werden zo’n 150 jaar later de stad uitgeknikkerd. De Saracenen en de Normandiërs hebben nog eventjes geprobeerd de baas te spelen, maar in de 12e eeuw begon het leven in Porto een beetje stabiel te worden: de stad kreeg stadsrechten, de oude muren uit de Romeinse tijd werden herbouwd en er werd begonnen met de bouw van de Sé.
Porto hebben we vooral gedaan met de hop-on-hop-off-bus, waar we maar één keer ongehopt zijn (bij het begin) en één keer offgehopt (bijna bij het eind). Op die manier hebben we toch de voornaamste bezienswaardigheden van Porto gezien, zonder al te veel klauterwerk. De stad staat vol met kranen en veel huizen staan in de steigers of zijn “ingepakt”: Porto krijgt een opknapbeurt en dat is bikkelhard nodig. De bus liet ons het historisch centrum zien, de Ribeira (de oude wijk aan de rivieroever, het Castello de Foz (Foz betekent riviermonding), het Casa de Música (het concertgebouw uit 2005, ontworpen door Rem Koolhaas) en het oude tramlijntje. Te voet hebben we nog de Sé (de kathedraal), het Estacão de São Bento (een mooi kopstation dat in 1930 gereed gekomen is en een stationshal bevat met veel azulejos over de geschiedenis van de stad) en de dubbelbrug (Ponte Luis I, eind 19e eeuw met het “normale verkeer” over de onderbrug en (vanaf 2005) de metro van Porto, samen met de voetgangers en fietsers, over de bovenbrug. In totaal heeft Porto zes bruggen die de Douro overspannen.

Overigens hebben ze ons altijd voor de gek gehouden: port komt niet uit Porto maar uit Vila Nova de Gaia, een snelgroeiende plaats tegenover Porto aan de andere over van de Douro, daar zijn de opslagplaatsen waar de port op smaak komt. We hebben ons evenwel niet aangesloten bij de busladingen toeristen die hier hun “taste-and-buy” doen, om de eenvoudige reden dat ons busticket recht gaf op gratis portproeven alleen: closed on Monday en welke dag was het deze dag? Juist! We moesten ons dus maar behelpen met het bekijken van de portschepen (de Barco Rabalos) die - alleen nog voor de sier - in de Douro lagen te dobberen.
 
Zowel Porto als Gaia hebben een boven- en een benedenstad. Om van beneden naar boven te komen kun je klimmen, maar je kunt ook de Teleférico in Gaia of de tandradbaan (zonder tandrad geloof ik) in Porto nemen. Overal in de stad kwamen we studenten tegen (zwart pak of rokje en een zwarte mantel): het nieuwe studiejaar is begonnen, uiteraard met studentenfeesten.

Porto? Erg leuk, maar we hebben “ze” mooier gezien.



fietsen van Porto naar Espinho
Van Porto is het over het algemeen goed fietsen naar Espinho, je fietst over een knap stukje asfalt vlak langs de oceaan. Alleen ontbreken er zo hier en daar een paar honderd meter pad (bijvoorbeeld omdat er een golfbaan in de weg ligt) met als boodschap: zoek het maar uit. Van Porto naar Espinho is het eigenlijk één en al badplaats (Canidelo, Madalena, Miramar, Granja). Espinho zelf is ook een luxe badplaats, alleen jammer dat de spoorlijn de stad van de stranden scheidt. Fietsend over de mooie boulevard van Esphinho kwamen we aan de zuidkant van de stad het strand van de vissers tegen, waar de vis aan wal wordt gebracht, de netten worden geboet en de vis met veel kabaal wordt verkocht; over viswijven gesproken. Een stevige bries mee op de heenweg betekent inderdaad: water in de bilnaad op de terugweg, lekker trappen tegen de wind in.
 
V: 78.681; V: 78.841

zondag 25 september 2016

najaarstocht 2016 – 14: meer groene biesjes en erg oude stenen

24 september: @ Coïmbra

Verder naar het noorden vandaag, te beginnen met een kustweg met een hoog Landesgehalte: veel dennen en duinen, maar deze keer ook de nodige rotspartijen. We rijden door een gebied waar campers nog in het wild voorkomen, niet getemd zijn dus. Ze overnachten op parkeerplaatsen aan de kust. Vanmorgen begonnen we met een “kleine wereld” maar in de loop van de ochtend brak de zon door.
 
Cónimbriga
Het werd tijd om weer eens te voldoen aan onze oude-stenen-behoefte en deze keer waren de steentjes wel erg oud: rond het begin van onze jaartelling. Cónimbriga is de best bewaarde Romeinse opgraving in Portugal, maar nog steeds is de onderste steen niet bovengekomen: pas een derde gedeelte van de ruïnes is blootgelegd. Twee seniorenkaartjes gaven ons toegang tot mozaïeken, ruïnes van woonhuizen, winkels, baden, een stadsmuur met twee poorten en (maar dan moest je erg veel fantasie hebben) de restanten van een aquaduct. Opvallend is dat de stadsmuur (opgetrokken in de 3e eeuw) dwars door de nederzetting loopt. Het muurtje was bedoeld om de oprukkende barbaren tegen te houden. Op de basisschool leer je dat het dan de tijd is van de grote volksverhuizingen. De steenmassa kon het plunderende gepeupelte in 468 niet meer tegenhouden en de bevolking trok massaal naar Coïmbra (toen Aeminimum geheten), dat zo’n 14 kilometer naar het noorden ligt. De huizen werden daarna niet meer permanent bewoond. Er hoort een museumpje bij de site, waar je opgegraven vondsten kunt bekijken. Ook staat er een model van de nederzetting: ziet er meteen totaal anders uit dan de puinhopen (sinds wanneer hebben ze trouwens rode bakstenen?).
 
 
Overnachten in Coïmbra
Coïmbra heeft een camperplaats in de Parque Verde aan de oevers van de rivier de Mondego. Toen we daar tegen vieren aankwamen was het mudjevol. Misschien dat we onze puzzel met flink wat steekwerk nog tussen een paar dozen hadden kunnen schuiven, maar de plek was ook niet zo erg aantrekkelijk. Het werd dus de stadscamping, die voor stadscampingbegrippen wel behoorlijk buiten het centrum ligt. Mooie (nieuwe) terrassencamping voorzien van alles wat we nodig denken te hebben.
Het was weer een mooie dag, al vertoonden de spieren wat Nazarénaweeverschijnselen.
V: 78.562; A: 78.681
 

 

 

 

 

vrijdag 23 september 2016

najaarstocht 2016 – 13: witte weggetjes met een groen biesje

 22 en 23 september: @ Nazaré

Wie de kaarten van Michelin kent weet onmiddellijk wat er bedoeld wordt met “witte weggetjes met een groen biesje”: niet al te brede stukken asfalt met mooie uitzichten. De N247 die ons van Peniche naar Ericeira leidde is er een prachtvoorbeeld van. Het is een weg langs de kust met regelmatig een afweg naar een schitterend strandje. Verder lieflijke dorpjes en veel mooie kerken. Omdat “mijn rolletje is weer vol” tegenwoordig niet meer werkt, bleven we foto’s maken. Nu nog een galerie vinden waar we onze serie “Portugese kusten” kunnen exposeren.
keerpunt bereikt
Soms moet je beslissingen nemen en die van vandaag was moeilijk, maar we zijn er uit: we gaan niet verder naar het zuiden. Ericeira (een vissersplaats, maar tegenwoordig het Zandvoort van Portugal) is het meest zuidelijke punt van onze reis dit najaar. De plaats zelf hebben we niet bekeken, we weten intussen wel hoe een visnetje en een mok met “I love Portugal” eruit zien. Dit gebied is door zijn geweldige branding erg geliefd bij surfers. Zo’n 40 jaar geleden hadden we ook nog zo’n strak pakje aan, aber das war damals. Via Mafra ging de route weer naar het noorden (toegegeven: Mafra ligt nog dichter bij de evenaar dan Ericeira, maar wie interesseert dat?) We konden de neiging het Paleis van Mafra te bezichtigen eenvoudig onderdrukken. Het is een combinatie van paleis, Franciscanenklooster en basiliek ondergebracht in één zeer groot gebouw. In 1717 werd de eerste steen gelegd en aangezien het goud uit Brazilië met bakken het land in werd gebracht kon het stulpje steeds groter worden.


Óbidos
Óbidos was wel een verplicht nummer: het is dan wel toeristisch, maar je mag het eigenlijk niet skippen. Het is een geheel ommuurd vestingstadje hoog boven de Rio da Vagem op een pukkeltje van 75 meter. De 13 meter hoge muren (je kunt over de muren rondom de stad lopen) hebben kantelen aan de buitenzijde, maar de stadskant kende over grote afstanden geen vangrail, dus af en toe was het een beetje voorzichtig schuifelen anders maakte je een doodssmak. We zijn beiden ongeschonden weer beneden gekomen. Het kasteel had in de loop der tijden niet alleen een militaire functie maar was ook een paleis. Het was een cadeautje van Dennis aan zijn vrouw Isabella (later bekend als Santa Rainha) na de eerste huwelijksnacht. Tja, een morgengave was gebruikelijk in 1282 (loon voor een nachtje hard werken?). Toen W dit verhaal hoorde opperde ze dat ik op 22 december 1973 behoorlijk in gebreke was gebleven. Haar morgengave bestond uit een gekookt eitje, een beschuitje en een kopje thee. In 1950 is het kasteel deels omgebouwd tot de eerste Portugese pousada (luxehotel) in een historisch gebouw. Ik was nog even bang dat ik aan de schandpaal zou worden vastgebonden, maar ook hiervoor gold “men lijdt het meest om het lijden dat men vreest”.
 

Nazaré
Ons rijdende hotelletje hebben we voor twee dagen geparkeerd op Acsicamping Vale Paraíso net buiten Nazaré, een luxe camping vergeleken bij de afgelopen dagen, gratis wifi en een zwembad. Je kunt met het openbaar vervoer naar de stad, behalve op vrijdag, dan gaat er alleen een bus ´s morgens in alle vroegte. Laten we nu net op vrijdag downtown willen. Lopen dus die drie kilometer (en drie terug en een paar in de stad en een paar in de bovenstad: spierpijn dus morgen!) Volgens de ANWB-reisgids is Nazaré “het Volendam van Portugal”, maar dat kan niet kloppen: Volendam kent geen heuvels. Overigens viel het met het aantal toeristen ook wel mee. Gewoon een gezellig bad- annex vissersplaatsje. Een kabelbaantje bracht ons voor een paar cent naar de bovenstad, de Promontório do Sítio, zo’n 110 meter boven de oceaan waar we een geweldig uitzicht hadden met strakblauwe luchten en lekker hebben gegeten, iets met vis natuurlijk. Bij het afrekenen vroeg W: “En uit welk potje zullen we dit betalen? De AOW is binnen, het pensioen is bijgeschreven, de extra potjes hebben een bijdrage geleverd, of betalen we dit gewoon uit het envelopje van oma?” Medelijden hoef je dus (even) niet te hebben.

V: 78.389; A: 78.562





 

woensdag 21 september 2016

najaarstocht 2016 – 12: pelgrims in ruste

20 en 21 september: @ Peniche

Twee projectjes stonden er voor de 20e op het programma: Fatima en het klooster van Batalha. Nadat de bakkerse met haar gammele Transportertje ons had voorzien van vier Portugese broodjes en twee ietwat aangebrande chocoladepasteitjes konden we weer het mooie landschap verkennen.

Fatima
Fatima is een van de beroemdste pelgrimsoorden ter wereld en men herdenkt hier dat in 1917 drie jonge schaapsherdertjes een aantal keren een verschijning van Maria gehad zouden hebben, steeds op de 13e van de maand. En dat herdenken heeft men inmiddels groots aangepakt. Wel netjes is dat men commercie en geloof fysiek gescheiden heeft: op het terrein van het Sanctuario kun je je geld alleen kwijt aan kaarsen, de rest van de gebruikelijke poppenkast (hotels, pensions, restaurants en souvenirwinkels) ligt buiten het terrein. De oorspronkelijke neoklassieke basiliek (volgens de boekjes gebouwd tussen 1928 en 1953) kon niet genoeg mensen bevatten en daarom heeft men aan de andere kant van het immense plein een jaar of tien geleden een kerkje gebouwd met 9000 plaatsen; beetje modern, maar ook dat moet kunnen. Het was een rustige dag vandaag, de joekels van parkeerplaatsen waren vrijwel allemaal leeg. Het schijnt hier een beetje drukker te zijn op 12/13 mei en 12/13 oktober wanneer er miljoenen pelgrims komen.
 
Batalha
Voor de tweede keer in mijn leven stond ik in Batalha en wederom het imposante klooster alleen van de buitenkant gezien. Reden deze keer? Juist vandaag waren we in de fase even-genoeg-oude-stenen-gezien aanbeland. Daarbij kwam nog dat de beoogde camperplaats alleen volle zon bood, dus maar een uurtje doorgereden naar de oceaan. De zon verstopte zich een beetje achter de wolken en ons puzzeltje gaf aan dat de buitentemperatuur naar de 20 graden zakte. Geen probleem: ook lekker.
Peniche
De oude stenen van kerken, burchten en kloosters hebben we ingeruild voor een rotsachtige kust, dus inderdaad weer oude stenen. Peniche ligt op een grillig gevormd schiereiland aan de Costa de Prata waar je lekker kunt fietsen. En dat hebben we gedaan, de ene dag met de klok mee en de volgende dag andersom; zo zie je twee keer hetzelfde maar dan net anders. In het Fortaleza werden we geconfronteerd met de vroegere dictator van Portugal, Salazar, die zo’n veertig jaar hier de politieke touwtjes in handen heeft gehad, zeg maar vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw. Het oude fort was tijdens zijn bewind de belangrijkste gevangenis waar tegenstanders van het regime werden opgeborgen. De Anjerrevolutie maakte van Portugal in 1974 een democratisch land.
Peniche is een vissersplaats, zodat we ook nog een tijdje in de haven(s) konden doorbrengen. Ons huisje-op-wielen stond deze dagen op Parque Municipal de Campismo e Caravanismo de Peniche voor net geen tientje per nacht. En wanneer je wacht tot het sanitair is schoongemaakt, is het allemaal best te doen.
Baleal
Een kilometer of vier ten noorden van Peniche ligt een klein “eilanddorpje”, Baleal, door een dammetje verbonden met het vasteland. Het is een surfersparadijs, inclusief de bijbehorende alternatieve camperbusjes en bruine, jonge mensen. De fietsroute terug was niet geheel volgens de regels: we kwamen op een autoweg terecht, maar (echt waar) geen bord gaf aan dat het voor fietsers verboden was. We hebben het overleefd, ook het getoeter; ter geruststelling: het was maar drie kilometer en we hebben hard gefietst! We leven nog en het leven is mooi: morgen of overmorgen betaaldag, het zonnetje schijnt en we genieten.
V: 78.257 A: 78.398