Zonder veel problemen kwamen we van de moddercamping in
Tarifa af. De voorzieningen om te lozen waren overigens keurig in orde. De
tocht door het platteland (de campiña) via binnendoorweggetjes voegde niet veel
toe aan het reisgenot. Wat een saaie omgeving, dat zijn we de laatste tijd
anders gewend. Af en toe een embalse (zeg maar stuwmeer), soms de ruitenwissers
op intervalstand en een buitentemperatuur die langzaam maar zeker zakte. Toen
de thermometer 10 graden (buiten) aangaf de kachel aan: het werd nog net geen
afzien, maar een vrolijk gesprek over vogeltjes die nooit pensioen krijgen maakte veel goed.
In eerste instantie was een camping in Dos Hermanas geprikt
als uitvalsbasis voor onze bezoeken aan Sevilla. Twee grote nadelen kleefden er
aan Camping Villsom: behoorlijk aan de prijs (de meeste campings - en hotels - in Spanje
weten de prijzen tijdens de Semana Santa (de week voor Pasen) ernstig te verhogen) en een beetje ver
van Sevilla af. Na een rijp beraad van 30 seconden werd gekozen voor Parking
Caravana (code campercontact 19.817) net buiten Sevilla met elke 10 minuten een
bus die voor de poort stopt naar het centrum. Prijstechnisch een ernstig stuk
gunstiger dan de eerder genoemde camping. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik
wel eens op een ietwat mooier plekje gestaan heb en dat is dan een
understatement van de eerste orde. Je staat achter een grote hal (opslag van
campers) op een leemachtige ondergrond tussen (inderdaad alweer) opgeslagen
campers. Toen W vanmorgen haar oogjes opendeed sprak ze de gedenkwaardige
woorden “Als ik naar buiten kijk heb ik het gevoel dat ik op een kamelenmarkt
in Marokko sta”. Ze had de bril niet op, dus als je dan denkt dat campers
kamelen zijn en je ziet de gele grond…. Bijgaande foto is niet op de sombere
vrijdag genomen maar op de zonnige zaterdag. Ziet er meteen een stuk vrolijker
uit. Verder mag je hier kiezen aan welk lawaai je je het meest ergert: de
treinen (personen- en goederenvervoer) die met regelmaat langsdenderen, het
kabaal van de A4 die op een steenworp afstand ligt, de landende en stijgende
vliegtuigen (een redelijk drukke luchthaven just around the corner), het geblaf van de waakhonden of de jankende baby van de buren. Het
is maar voor drie nachtjes en overdag zijn we er niet (kunnen dan wel met een zeer
gerust gevoel onze Puzzel achterlaten).
Eventjes snel met het openbaar vervoer naar de stad van
Carmen (die sigarenmaakster die door Bizet verzonnen is) en de barbier (die ik niet
kon vinden, dus de baard zit nog steeds aan mijn kin geplakt). Niet voor een
eerste indruk: een jaar of zeven geleden zijn we hier ook al eens geweest en
hebben toen een aantal highlights van binnen bekeken, zoals het Alcazar. De
kathedraal waarschijnlijk niet, want daar hangt een leuk prijskaartje aan. Jammer
dat het somber weer was: gebouwen zien er altijd wat leuker uit als het
zonnetje schijnt. Om even een vergelijking te maken: een bruggetje van het
Palacio de España op vrijdag en op zaterdag.
V: 109.679; A: 109.895zaterdag 24 maart: zonnig sevilla
De wereld ziet er meteen een stuk vrolijker uit als het zonnetje schijnt. Zonnebril opgezet toen we vertrokken en pas weer afgezet bij “thuis” komst (na tien kilometer wandelen door de stad).
Ik bespaar je de geschiedenis van Sevilla voor een groot
deel, het is namelijk de bekende parade van volkeren die al een paar keer
voorbij zijn getrokken. We pakken de draad op in de 15e eeuw toen
Sevilla het erg leuk deed tijdens de ontdekking (of beter gezegd: de verovering,
onderdrukking en plundering) van de Nieuwe Wereld. Over de rivier de
Guadalquivir kon vanuit de haven van Sevilla de grote plas worden bereikt. Alle
ontdekkingsreizen werden vanuit hier georganiseerd en het was de thuishaven van
de zilvervloot. De kolonies leverden volle schatkisten op. In de 17e
eeuw begon de macht van Sevilla af te nemen. De rivier verzandde en grote boten
konden de stad niet meer bereiken. Cadiz nam de havenfunctie over. De pest
zorgde ervoor dat in een paar jaar tijd de helft van de bevolking overleed en
ook hier zorgden overstromingen voor natte voeten.
Wat uiteindelijk overbleef (en later bijgebouwd) is samen te vatten als één groot
openluchtmuseum, dat zich vooral op een zonnige dag van haar mooiste kanten
laat zien. Foto’s moeten voldoende zijn vandaag, heb geen zin om me te
verdiepen in vraag “in welk van de 20 steden waar Columbus officieel is
begraven liggen zijn botten nu echt?” Morgen een nieuw verhaal over Sevilla,
dan begint namelijk de Semana Santa met Palmzondag: de eerste dag dat ze hier
goed gaan uitpakken met processies.