Vriend G te W wees mij op de serie van Geert Mak over de voettocht die Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp maakten door de toenmalige noordelijke provincies van Nederland in de zomer van 1823. Volgens G kwam Pekela daar ook uitgebreid aan bod. Nu heb ik net een paar afleveringen gekeken de afgelopen weken, maar Pekela was nog niet voorbij gekomen. De tekst van het dagboek van Jacob van Lennep is verschenen in 1942 en is beschikbaar via https://www.dbnl.org/tekst/lenn006mekl01_01/index.php. De titel luidt “Nederland in den goeden ouden tijd, zijnde het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlansche provintiën in den jare 1823”. Geert Mak heeft in 2010 dezelfde voettocht gemaakt en ter gelegenheid daarvan is het werk van Van Lennep omgezet in modern Nederlands en voorzien van een inleiding. Titel: De zomer van 1823. Ik heb het oorspronkelijke dagboek er op nageslagen en inderdaad: Vrijdag 27 Juny. Met heerlijk weder verlieten wij Winschoten toen de klok vijf ure sloeg, en wandelden langs eene bekoorlijke, eenigzins heuvelachtige landouw door korenvelden en bosschaadjen vol eglantiers en wilde roozen bij de twee uren voort, totdat wij aan den naakten veengrond, en zoo aan de oude Pekel A kwamen, waar alom de welvaart ons tegenlachte. De Pekel is een lange streek van ongeveer drie uren gaans en is in Oude en Nieuwe onderscheiden. Deze laatste is uitgestrekter en heeft nog veel ongegraven veen: de oude is dichter bebouwd, en de grond genoegzaam ontgonnen. Beide plaatsen te samen bevatten een getal van bijna 7000 zielen. De menigte aan beide zijden van de hoofdvaart gebouwde huizen, de houtzaag- pel- en oliemolens, de scheepstimmerwerven, de koophandel, scheepvaart en neering getuigen van den bloei deze colonie. In 1819 gingen er nog 2000 schepen door het onderste verlaat. Thands echter vermindert de scheepsbouw, 't geen goede redenen heeft; want in de tijd van koning LODEWIJK werd, dat wel voornamelijk op zijn bevel, te Delfzijl en aan de gansche Z. Oostzijde van Groningen onnoemlijk veel binnengesmokkeld, zoodat er aan de Pekel toen jaarlijks veertig schepen gebouwd werden, welke tot toe- en invoer dienden. – Dit doet elk in die landen nog met genoegen van dien tijd spreken. In 1599 was alles nog ruwe veen toen zekere FEIKO KLOCK en andere Friezen de plaats begonnen te vergraven. In 1635 eigende zich Groningen dezelve voor ƒ 50.000 toe. Als eigenares ontfangt die stad van elk huis en elke stee vasten grondpacht en een vierde van de turf. – Thands zijn te dier plaatse twee Hervormde, eene Roomsche, en eene Luthersche kerk en eene Synagoog, want de Joden zijn hier in groot getal, overal waar iets te verdienen is. In de vier schoolen worden bij de duizend kinderen onderwezen, doch ook hier scheen mij de hedendaagsche manier van onderwijs nadeeligen invloed gehad te hebben. Het zoontje uit de herberg waar wij koffi dronken, beantwoordde de vragen zijner ouders op een' verwaanden, pedanten en impertinenten toon, voerde eeuwig het hoogste woord en overschreeuwde ook zijne grootouders: in de hoek der kamer zag ik zijne schoolboeken. Onder de voorbeelden welke hij naschreef, behelsden bijna allen uittreksels der vaderlandsche geschiedenis, der natuurkunde, enz. of wel zotte spreuken betrekkelijk de waarde van den mensch enz. De boekjens waren alle zedekundig of geleerd. – Ik had genoeg. – Na drie uren gaans trokken wij ander half uur door woeste heide, waar het veen nog op snee stond als men zegt, en kwamen aan het Stadskanaal langs de scheiding van Drenthe loopende.
De reis van de twee studenten is gemaakt op het moment dat Nederland op het punt stond het oude van zich af te schudden en het nieuwe leven te omarmen; in 1823 leefde men nog in de laatste jaren van de diligence, trekschuit, ganzenveer en tondeldoos. Steden hadden nog stadspoorten die ‘s avonds op slot gingen, buiten stad en dorp was er wildernis. Men leefde in eigen dorp, stad of streek, daarbuiten kwam men nooit. Geen tien jaar later zouden talrijke steden en dorpen zijn ontsloten door kanalen en verharde wegen, vijftien jaar later kwamen de eerste stoomtreinen en vijfentwintig jaar later rookten overal de schoorstenen van de fabrieken. De industrie die Van Lennep in bijvoorbeeld Enschede bezocht draaide nog op hand- en paardenkracht.
vrijdag 13 augustus: @ lettele
Afscheid van Roodehaan, OverDaipS en van onze vrienden. Zij dobberen vandaag het Reitdiep af en hopen vanavond in Stad te zijn (als Grunningers het hebben over Stad dan bedoelen ze hun hoofdstad). Wij gingen met gezwinde spoed naar het zuiden, naar De Brandkoele in Lettele. Allereerst omdat we wisten dat daar nog een plekje voor ons was en in de tweede plaats omdat we er nog een fietstocht hadden liggen.
Nu heeft dat fietsen bij ons altijd veel voeten in de aarde. Kort samengevat: onze relatie met fietsen tijdens onze campertochten is nogal gestoord. Hebben we geen lekke band dan wordt er wel eentje gestolen en geknapte zadelpennen kunnen we op de vingers van één hand niet meer tellen. Nu ook weer zo’n akkefietje: hebben we een dure Trek (we praten dan over meerdere millen) achter op de bus staan, wil de accu niet meer laden (woensdag). Vandaag in Lettele aangekomen geen vuiltje aan de lucht: stekker in het stopcontact en de vonkjes springen vrolijk over. De vraag is: wat hebben we fout gedaan? W vond dat er maar één conclusie mogelijk was: een Trek houdt niet van Noord-Groningse stroom. Houden we het daarbij!
Een leuk toertje van zo’n 45 kilometer met als werknaam “naar het Bargerboer Berenbos”. Klinkt in ieder geval spannend, bijna net zo spannend als het gat “Okkenbroek”, een vlekje – nee een stipje – op de kaart. Een broek is een stuk land waar veel water voorkomt, iets droger dan een moeras. Zo’n duizend jaar geleden werd deze plek aangeduid als “ook een broek” en dat is dan weer verbasterd tot Okkenbroek. Voor die tijd hadden we al Bathmen en Harfsen doorkruist. In Laren mocht W zichzelf trakteren op een ijsje, ze weet daar de weg. Ik deed Albert Mol even de groeten, nou vooruit: een standbeeld van hem dan, de echte Albert is al zo’n jaar over 17 dood.
Het was weer een mooie dag. En morgen? Morgen is er weer een dag. Dan gaan we huiswaarts: W heeft een afspraak bij de kapper en maandag hebben we beiden belangrijke dingen: W de overdracht van het huis van wijlen haar moeder en ik mag een dagje bejaarden rondtuffen in de elektrocar. Het leven is mooi!
V:
164.985 rijtemperatuur: 20-22 gr. |
|
Wifisterkte
94
%
CP
de Brandkoele, Lettele |