noordpolderzijl

noordpolderzijl

zaterdag 11 juli 2020

over inundatie en zo – 4: de vechtvallei

De (oude) Hollandse Waterlinie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam: termen die hier de laatste week al terloops aan de orde zijn gekomen. Het gaat in wezen drie keer om hetzelfde: water inzetten ter verdediging van een stuk Nederland. Door grote stroken land onder te laten lopen met 30 tot 60 centimeter water kon de vijand (wie dat ook op dat moment mocht zijn) de infanterie niet inzetten, immers: te diep om er fatsoenlijk te voet, te paard en gewapend met kanonnen door te komen. Varen lukte ook niet, daarvoor was het water te ondiep. Als je dan op strategische plekken een fort neerzet of gebruik maakt van een bestaande vesting(stad) krijg je in theorie een onneembare verdedigingslijn. 

De precieze locatie van (Oude) Hollandse Waterlinie kwam min of meer per toeval tot stand. In het Rampjaar (1672, je weet misschien nog van de lagere school dat het volk toen redeloos, het land reddeloos en de regering radeloos was). In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een pittige strijd gaande tussen de staatsgezinden en de prinsgezinden. Intussen werd het land aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. Terwijl de binnenvallende legers de Rijn overstaken en het oosten van het land bezetten, kon men in het westen niets anders doen dan de gebroeders De Witt (Johan en Cornelis) een kopje kleiner maken, alsof de dood van de raadspensionaris en zijn broer alle problemen zou oplossen. Problemen waren er in overvloed: tijdens de zware crisis werden banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen gesloten en faillissementen waren aan de orde van de dag. Nadat de Fransen Utrecht hadden ingenomen en dreigden naar het westen op te trekken paste men op grote schaal een trucje toe dat in de Tachtigjarige Oorlog was ontdekt: inunderen die hap, laat het water maar komen. Nederland hield stand en uiteindelijk deed diplomatie en een behoorlijk portie geluk de rest en kwam er weer rust in dit deel van de wereld. 

Toen men, nadat Europa Napoleon op zijn knieën had gekregen, eens diep ging nadenken over de waterlinie, werd besloten de verdedigingslijn op te schuiven naar het oosten zodat ook de stad Utrecht zou worden beschermd door het water. De Nieuwe Hollandse Waterlinie werd geprojecteerd tussen de Zuiderzee (het eiland Pampus) en de Biesbosch, grofweg tussen Muiden en Gorinchem. Pas in het jaar 1870 was het feest compleet: 85 kilometer lang en 3 tot 5 kilometer breed, vijf vestingsteden (Muiden, Weesp, Naarden, Gorinchem, Woudrichem) en 46 forten. 

Eigenlijk is het allemaal weggegooid geld geweest want het geheel van water, forten en vestingsteden heeft nooit zijn waarde als verdedigingslinie kunnen bewijzen. Weliswaar heeft men vier keer de kranen opengedraaid: tijdens de Frans-Duitse Ooorlog (1870), aan het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914) en twee keer tijdens de Tweede Wereldoorlog (eerst 1939 – 1940; later in 1944 – 1945 maakten de Duitsers gedeeltelijk gebruik van het water). Door een andere manier van oorlog voeren (vliegtuigen dropten parachutisten achter de linie) was het nut van het water grotendeels verdwenen. In de jaren 50 van de vorige eeuw raakte de Waterlinie in verval. Wat later kwam men tot de ontdekking dat alles wat nog restte moest worden bewaard voor het nageslacht en werd de restauratie ter hand genomen. 

De Stelling van Amsterdam is eigenlijk een soortgelijk verhaal. Ook hier ging het primair om een waterlinie, deze keer om de stad Amsterdam te beveiligen: 135 kilometer lang en 45 forten, aangelegd in de periode 1880 – 1920. Tijdens de bouw al was de Stelling achterhaald. Wel hebben we er nu een stukje Nederlands erfgoed bij op de Unescolijst. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is inmiddels ook aangemeld. 


zaterdag 11 juli: @ weesp 

De fietstocht van vandaag kreeg de werktitel “Vechtvalleiroute” mee. De eerste 11 kilometer waren min of meer bekend terrein, we hebben het al eerder deze week in de regen gefietst. Je kijkt er wel heel anders tegenaan als de zon schijnt: Spiegelplas, Ankeveense Plassen. 

.

Toen bleek er in heel Nederland maar één bui te vallen op zaterdag 11 juli en die bui hebben we precies twee keer over ons heen gehad. 



Uiteindelijk werd het echt droog en na een koffiestop bij de Loosdrechtse Plassen begon het ook wat warmer te worden. Door creatief om te gaan met route-aanwijzingen mochten we een heel stuk over een smal paadje dwars door de plassen fietsen. Leuke pauzeplek bij Sluis ’t Hemeltje die aan de Sloepenroute ligt en (voornamelijk) recreatieverkeer schut tussen het Hilversummer Kanaal en de Vecht. Deze sluis maakte onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie: hier kon water uit de Vecht worden ingelaten om onder andere de Hortenmeerpolder te laten onderlopen. Fort Kijkduin heb ik gemist, W vroeg zich nog af waarom ik doorfietste, maar vond het niet nodig om te waarschuwen. Mooie route, met af en toe de weg kwijt. Maar W sprak wijze woorden: “Als je de weg kwijt bent kom je nog eens ergens”. Wij ook, op privéterrein, maar niemand die ons hinderde. 

Uiteindelijk kwam we toch bij het pontje over de Vecht uit: Nigtevecht – Nederhorst den Berg. De schipper van Kantje Boord, een elektrisch aangedreven kabelveerpont, vertelde dat hij op dit moment op mooie dagen 800 passagiers overzet. Coronaregels bepalen dat er maar 12 klanten per keer op de boot mogen. Moet op spitstijd een behoorlijke file wachtenden opleveren. Wij hadden geluk: we werden met ons tweetjes overgezet en nog wel zonder mondkapje; zou het niet tot het openbaar vervoer gerekend worden? 

Extra lusje via de Liniebrug over het Amsterdam-Rijnkanaal (ook bekend als “fietsbrug Nigtevecht”). Mooie brug, in 2017/2018 voor een slordige € 8,2 miljoen gebouwd. Fijne manier om snel bij Fort Nigtevecht uit te komen, niet alleen een ex-militair bolwerk maar ook een gedenkplaats: je kunt er de as van je overleden dierbaren kwijt. En ook belangrijk: ze verkopen er tosti’s ham-kaas! 


In Weesp pikten we nog even het Museum Weesp mee, gevestigd in het raadhuis. Klein museumpje met veel aandacht voor de dingen die Weesp groot gemaakt hebben: chocola, bier en jenever. Verrassend was een zaal die gewijd was aan Jakop Slegt, een kunstenaar uit Weesp die schitterende pentekeningen gemaakt heeft (inderdaad “heeft”, want hij is in 1990 op 56-jarige leeftijd overleden). W vond vooral de stadsgezichten mooi, ik werd enthousiast van zijn surrealistische werk. Oordeel zelf. 



Nog even op zoek naar Fort Hinderdam. Niet dat er zoveel van te zien is, het is een overwoekerde ruïne op een eilandje in de Vecht, slechts toegankelijk voor vleermuizen. Natuurmonumenten spreekt over een “ecologische bestemming” van het Fort. 



Bijna 70 kilometer op de teller. Mooie dag. Het weer: half tot zwaar bewolkt, regelmatig zon, jammer van dat ene buitje dat twee keer over ons heen kwam. Temperatuur: frisjes, 18 graden max.