“Hoe minder we doen, hoe meer je schrijft”, waren de gedenkwaardige woorden van W toen ze het verslag van gisteren had gelezen. Klopt, want hoe minder we doen, hoe meer informatie ik kan verzamelen. Simpel toch?
woensdag 8 juli: @ weesp
Drie ooievaars in het aanpalende weiland, op zoek naar – voor hen – smakelijk voedsel. Dat was mijn uitzicht toen ik om half acht de luiken open deed en het koffie- en theewater begon te zingen. Ik kan me een slechter begin van de dag voorstellen. Toen ik daarna een blik achter in de bus wierp op de slapende schone, schoot me de zin te binnen die ik gisteren op het Camperforum las: “De beste samenvatting van de huidige coronamaatregelen: oma mag de kleinkinderen niet knuffelen, maar opa kan weer naar de hoeren”. Je moet toch ergens aan denken als je wakker wordt?
De ochtend stond in het teken van die ene bui die hier en daar viel; hier en daar is dan wel hier: in Weesp. Lang mogen wachten tot de weersites het sein op groen zetten, elke keer werd een nieuw buitje aangekondigd. Toen vier deskundigen op beide telefoons en het tablet aangaven dat het droog zou zijn tussen twee en half zes konden we met een gerust hart op pad; je vraagt je dan toch af waarom we kletsnat terug kwamen. Het kan echt niet alleen liggen aan het natte riet in de Ankeveense Plassen dat zo fijn over het fietspad hing of de bomen die nog een beetje veel incontinent waren.
Een tochtje dus door het waterland, het gebied dat niet echt meer onder water gezet hoefde te worden wanneer de boze vijand in aantocht was. Misschien de Spiegelplas, ontstaan door turf- en zandwinning, maar ik weet niet hoeveel plas er in de vorige eeuwen al lag. Natuurmonumenten had ons veel beloofd: “De Ankeveense Plassen zijn een doolhof van petgaten en legakkers”. Gelukkig heb ik iets meer dan basisonderwijs gehad en kon ik ophoesten dat petgaten (of trekgaten) zijn ontstaan door het uitbaggeren van veen. Legakkers zijn dan het tegenovergestelde: stroken grond waarop het veen te drogen werd gelegd. Foto’s maken lukte meestal niet, want te veel druppels die op de lens kwamen. Gelukkig heeft Natuurmonumenten voldoende beeldmateriaal op haar site gezet, we maken daar dan maar dankbaar gebruik van. De foto’s van de Spiegelplas konden we wel in een min of meer droog moment schieten.
Een fantastisch fietstochtje, al kan ik me voorstellen dat het bij mooi weer zwart is van de grijze koppen op hun e-bikes en verkeersregelaars moeten worden ingezet.
Bij Vesting Naarden zei W: “We gaan terug, er komen nog meer buien aan.” Ik had daar geen probleem mee (met het teruggaan dan): het water liep vanuit mijn broekspijpen de schoenen in en mijn normaal bruine handen waren spierwit van de kou.
Kortste weg terug dus en na 30 kilometer konden we in de bus van kleding wisselen. Waren we maar ooievaars, dan konden we al klapperend met de vleugels de waterdruppels van ons afschudden. Zomer! We hebben zelfs even de kachel aangezet. Samenvattend: op drie uur na een echte huttendag, waarbij W uit pure verveling alle kastjes maar eens grondig heeft uitgesopt. Ben benieuwd wanneer het vertreksignaal wordt gegeven, opnieuw een Hüttentag zal er wel niet inzitten. Een verkenning van de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie zal dan moeten worden uitgesteld: we zijn zelf geïnundeerd.
Het weer: regen, regen en… frisjes. Het camperleven is niet altijd rozengeur en maneschijn. Het blijft gezellig.