zaterdag 29
september: @ fusina (bij venetië)
Een verplaatsing vandaag: van het Gardameer naar de
Adriatische Zee. Beetje saaie tocht: helemaal vlak. Ze rekenen dit gebied tot
de Povlakte. De Mincio die we een tijdje volgden is een zijrivier van de Po.
Allemaal leuke plaatsen met veel mooie kerken en erg veel burchten, kastelen en
meer van dat geweld. Het meest opvallend was Montagnana, een geheel ommuurde
middeleeuwse stad. Zelfs een kasteel maakt deel uit van de muur. Geen stop
gemaakt: wanneer auto’s een middeleeuwse stad in mogen is de lol er al snel af. Onderweg de rivier
de Adige weer eens gezien evenals de Brenta.
W had een mooie camping uitgezocht, al mochten we daar eerst
een groot haventerrein voor oversteken. Op camping Fusina vonden we een mooi
plekje aan het water. Wel blokken onder de voorwielen en dan nog staan we niet
helemaal waterpas. Het koffiewater loopt nog net niet uit het pannetje. In de
verte zien we Venetië met cruiseschepen die voor een deel tegen de avond weer
vertrekken. Grote zeeschepen komen voorbij, voor een deel getrokken door
sleepboten. De ferry naar Griekenland ligt een honderd meter naast ons te
lossen en natuurlijk ligt onze camping weer onder de aanvliegroute van een
vliegveld: Aeroporte Marco Polo. Tussen 16.00 en 17.00 uur telden we twaalf
landende vliegtuigen, het landingsgestel al uit. Volgens kenners heeft Venetië
nog een tweede (kleiner) vliegveld: Treviso op zo’n 32 kilometer buiten de stad.
Acsi-tarief: 19 € (en 2 x 20 cent toeristenbelasting), zonder Acsi betaal je op
dit moment € 36,00 per nacht (en vergeet de toeristenbelasting er niet bij op
te tellen!). Even een klein wandelingetje naar de veerboot die we morgen moeten
nemen naar de stad: ligt op nog géén vijf minuten loopafstand. Languit in het
zonnetje en genieten maar tot tegen vijven de wind opsteekt en de zon achter de
bomen verdwijnt. Daarna genieten we verder in ons Puzzeltje.
V: 122.347; A: 122.529
V: 122.347; A: 122.529
zondag 30 september: dagje venetië
Een dagje de toerist uithangen. De dag begon frisjes met
bewolking. Wandelschoenen aan, je weet maar nooit. Op de boot maar uit de wind gaan zitten. Elk uur vertrekt er een
busboot die je aan de overkant vlak bij het centrum af zet. 13 € p.p. voor een
retourtje. De mini-mini-cruise duurt 20 minuten.
De voorspoed duurde tot de 16e eeuw. Toen werd de
spoeling steeds dunner: de macht van de Ottomaanse Turken groeide en de handel
liep terug. In 1797 maakte Napoleon een einde aan de Republiek Venetië (de
Serenissima): de laatste doge trad af. De Fransen en wat later de Oostenrijkers
namen het stokje over. In 1866 werd Venetië onderdeel van de pasgevormde staat
Italië.
Toen we de boot verlieten sprak W de gedenkwaardige woorden “Echt
druk is het niet!”, een half uurtje later piepte ze anders. Een mooie stad, een
erg mooie stad, maar teveel toeristen. We hielden het dan ook na drie uur
slenteren voor gezien. Op het San Marcoplein mocht tegen twaalven de trui uit.
De basiliek (met de botten van de evangelist Marcus, in 828 gejat in
Alexandrië) hebben we alleen aan de buitenkant bekeken evenals het Dogenpaleis.
De wachtrijen waren (met name voor de basiliek) te lang. Dus ook de Brug der
Zuchten gemist, dit bruggetje vormt de verbinding tussen het Dogenpaleis en de
gevangenis. Vroeger konden de veroordeelden op deze brug nog een laatste glimp
daglicht opvangen (en diep zuchten) voor ze de donkere kerkers in werden
gejaagd.
Op het San Marcoplein staat ook de klokkentoren (de
Campanile). De luie hoogwaardigheidsbekleders hoefden vroeger niet zelf de trap
op te lopen: een spiraalvormige opwaartse gang maakte het mogelijk om te paard
helemaal boven in de toren te rijden. In 1902 wilde men het nog makkelijker
maken door een lift aan te leggen. Helaas: door een constructiefoutje stortte
de hele toren in en mocht opnieuw opgebouwd worden.
Belangrijk voor Venetië is het Canal Grande. Het is de
slagader van de stad. Het was oorspronkelijk de loop van een oude rivier,
waarschijnlijk een tak van de Brenta (die we bewonderd hebben bij het
beginpunt: het meer van Caldonazzo, een weekje of zo geleden). Van de vier
bruggen die over het Canal Grande liggen hebben we er twee bekeken: de
Rialtobrug (samen met nog een paar duizend anderen) en de Ponte dell’Academia
(wat minder druk). Als je de officiële routes volgt mag je voetje voor voetje
met de mensenmassa mee. Schiet je een zijstraatje in, heb je het rijk voor je
alleen.
Venetië, een stad in verval want afbladderend pleisterwerk,
wegzakkende huizen (Venetië zakt langzaam haar eigen lagune in), steeds dalend
inwoneraantal (de Venetianen vluchten de stad uit), te veel toeristen, te veel
cruiseschepen, maar het blijft een heel mooi openluchtmuseum. Ze vragen alleen in het centrum voor alles de hoofdprijs: een half uurtje met de gondel kost € 80,00 (overdag, 's avonds twee tientjes meer), een biertje op het beroemde terras van Café Florian € 13,00 - en als het orkest speelt heb je te maken met een toeslag van 6 € p.p. Het enige wat bij ons echt nodig was was een bezoek aan een openbaar toilet.
Nog één dingetje: de huisnummers van Venetië. Huisnummers
zijn niet gekoppeld aan straatnamen maar aan wijken. In elke wijk begint men
opnieuw te tellen. Vrij naar Barend Barendse die ooit riep “aan namen heb ik
niks, ik wil rugnummers”, zeggen we nu “aan straatnamen heb ik niks, ik wil
huisnummers”.
Een mooie maar erg vermoeiende dag.