donderdag 26 juli: @
bresinchen
Een verplaatsing van 106 kilometer. Een stop bij Griessen,
waar we een kijkje hebben genomen bij de bruinkooldagbouw-ontginningen van
Jänschwalde. Op de achtergrond zie je de schoorstenen van de grootste actieve
bruinkoolcentrale van Duitsland, gebouwd tussen 1976 en 1989 met voornamelijk
verouderde DDR-techniek. De centrale staat op de 5e plaats van de meest
vervuilende energiecentrales van Europa. Google maar eens op Jänschwalde en je
schrikt van de miljoenen kilo’s troep die per jaar de lucht in worden gestoten.
Er zijn heel wat dorpen van de aardbodem verdwenen door deze winning van
bruinkool om de centrale te laten werken. In eerste instantie laat die winning
ook een enorme ravage achter, na verloop van tijd laat men zo’n gat vollopen,
plant er een paar boompjes omheen en voilà: weer een recreatieplas erbij. De
ontginningen zijn nog gepland tot 2050 en er staan nog verschillende dorpen op
de nominatie om opgedoekt te worden en bijgeschreven te worden op het lijstje
met “verschwundene Orte”. Voor de feitenverzamelaars: EPH (Tsjechië) heeft in
2016 het hele handeltje van Vattenvall (Zweden) overgenomen.
We hebben inmiddels Saksen verlaten en zitten nu in
Brandenburg en wel “im Landkreis Spree-Neisse”. We hebben Puzzel geparkeerd op
weer zo’n echte fietserscamping “Eurocamping Neissetal” in Bresinchen, nu eens
een keer niet aan een bruinkoolgat maar aan een Kiessee (op de middelbare school
hebben we geleerd dat het dan om grind gaat). De eerste indruk was: een
zigeunerkamp. Dat kwam door de rommelachtige bouwwerken van een aantal vaste
gasten. Na een grondige inspectie van de toiletgebouwen door W mochten we
blijven. Beetje aan de prijs: € 22,00 per nacht inclusief stroom, maar ik kan me
voorstellen dat zoonlief die nu met zijn gezin in Frankrijk zit zou willen dat
hij klaar was met zo’n overnachtingsprijsje.
Na installatie meteen op de fiets om het laatste gedeelte
van de Neisse te verkennen. Via Coshen naar de brug die Coshen met het Poolse
Zytowan verbindt (niet zwemmen) en dan een aantal kilometers over het dijkweggetje naar
Ratzdorf waar de Neisse uitkomt in de Oder. Helaas zelfde weg terug, er was
geen goed Pools alternatief. Ook op de terugweg een slangetje overreden, was
niet te ontwijken.
V: 117.170; A: 117.276
vrijdag 27 juli: guben en gubin
De tweede reden om op de camping in Bresinchen te gaan staan
was het ideale uitgangspunt voor een bezoek aan de tweelingstad Guben/Gubin.
Bij het grenzentrekken in 1945 heeft men zich niets aangetrokken van het feit
dat men steden in tweeën splitste. We zagen het al eerder bij Görlitz waar het
Poolse gedeelte de naam Zgorzelec kreeg, Bad Muskau met Leknica en nu Guben met
Gubin. Sinds 1990 is men druk bezig om al deze tweelingsteden weer min of meer
samen te voegen, maar of het ooit zal lukken? Vandaag deden we boodschappen bij
de Lidl in Gubin, je mag dan wel kiezen of je in zloty of in euro’s betaalt,
maar het (onvriendelijke) personeel weigerde ook maar één woord Duits (of
Engels) te spreken. We hadden in Polen voorrang op de fiets, maar drie Poolse auto’s
trokken zich daar niets van aan; tweehonderd meter verder aan de Duitse kant
wilden we de straat oversteken en aan beide kanten stopten Duitse auto’s om ons
met een vriendelijk gebaar voorrang te verlenen (waar we geen recht op hadden).
Toeval? Zou kunnen. Het Poolse deel Gubin is het oudste gedeelte van de stad, al
is er in de Tweede Wereldoorlog niet veel blijven staan: zo’n 80 % is
platgegooid. Er staat nog een “openluchtkerk” te wachten op restauratie. Guben
staat bekend om onder meer zijn hoedenfabrieken: “Gubener Tuche, Gubener Hüte,
weltbekannt für ihre Güte”.
Stukje naar het zuiden gereden langs de Neisse, richting
Griessen tot we werden verrast door wat klank- en lichtspel, vergezeld van een
heuse bui die de straten blank zette. We konden nog net een leuke boom vinden;
het onweer was niet in de buurt (9 seconden tussen flits en knal), dus verantwoord. Lekker verfrissend zo’n
buitje. Terug op de camping bleek het daar droog te zijn gebleven. Het was wel
onrustig in de lucht zodat we geen noemenswaardige activiteiten hebben
ondernomen, maar beiden maar in een stoeltje eens diep nagedacht hebben over de
zin van het leven. En om met Tante Rikie van de Zwarte Cross te spreken: “er is
leven vóór de dood”.