noordpolderzijl

noordpolderzijl

zaterdag 13 april 2019

in drie dagen frankrijk door 

Het heeft niet de voorkeur van W: kilometers maken. Soms is het echter de beste optie. Deze keer in verband met het weer: windkracht 5 aan de kust in Frankrijk (en dan wil je niet fietsen) en koud (maar wel zonnig) in het binnenland en gegarandeerd nachtvorst. Dus de keuze gemaakt om in drie etappes van Spanje naar Luxemburg te tuffen. 

donderdag 11 april: van palamós naar sévérac-le-château 


Wil je van Spanje naar Frankrijk dan moet je de Pyreneeėn over, net als Hannibal Barkas/Barca in 218 voor Christus toen deze Carthaagse generaal de Romeinen een lesje wilde leren in de Tweede Punische Oorlog. Nu weten we allemaal dat hij met zijn olifanten de Alpen is overgestoken en daar zijn mooie plaatjes van te vinden op internet. De bergjes eerder staan met veel minder woorden in de geschiedenisboeken. Het schijnt dat onze Hannibal (samen met 50.000 infanteristen en 9.000 ruiters en een paar handenvol krijgsolifanten) de laagstgelegen bergpas in de oostelijke Pyreneeėn bedwongen heeft. Deze pas (op een hoogte van 290 meter) ligt bij Le Perthus (El Pertús op zijn Catalaans). De naam Le Perthus komt van het Latijnse Pertusum, hetgeen je kunt vertalen met “opening in de bergen”. Zie bijgaand kaartje voor de reisroute van Hannibal.

Voor de geschiedenisliefhebbers: er zijn drie Punische oorlogen geweest en om een lang verhaal kort te maken werd de cyclus beëindigd door het verwoesten van Carthago, toen een havenstad in wat men tegenwoordig Tunesië noemt. 


Er bestaat een erg leuke website met oude ansichtkaarten, www.fotosouvenir.nl. Hier kwam ik een foto van Le Perthus – Els Límits uit 1959 tegen. Ook toen al werd er druk gewinkeld in deze twee grensplaatsen, belastingvrij of zo? Even voor de goede orde: we hebben vanaf La Jonquera (Spanje) tot Perpignan (Frankrijk) de tolweg genomen om zo de inkoopkermis in Le Perthus te ontlopen. De kosten vielen mee: € 0,85 voor het Spaanse en € 5,10 voor het Franse deel; het scheelt ruim een half uur stuurtje draaien, filerijden en op de rem staan. Daarentegen niet de tolbrug bij Millau genomen, maar door het dal van de Tarn gereden. Dit vanwege een combinatie van redenen: er stond een windkracht 5 en om nu te betalen om krampachtig je stuur vast te houden? Daarbij kwam dat we toch tijd genoeg hadden: aan het eind van de dag wachtte er geen programma op ons, wel camping Les Calquieres in Sévérac-le-Château. Op zich niks mis met deze Acsi-camping, wel veel regeltjes. Vroeg de kachel aan. ’s Avonds ernstig in overtreding: Spaanse wijn drinken in Frankrijk. 

V: 131.987; A: 132.364 
Rijtemperatuur: van 14 naar 18 en vervolgens dalend naar 10 graden. 

vrijdag 12 april: @ vincelles bij auxerre 

Net niet gevroren vannacht en temperatuur bij het opstaan (om half acht) in ons busje 5°. Snel de kachel aan; nog steeds gas in de eerste fles. Na de koffie en thee op de camping op weg naar de pauzeplek bij de brug van Eiffel over de Tarn voor het betere brunz-werk. En vooruit: nog maar eens een keer een foto van het viaduct van Garabit. Stond een vrachtwagen uit Litouwen naast ons: handige manier om je was snel droog te krijgen bij de (nog) hete motor. 






Het was dan vandaag wel koud, maar zo helder dat we bergen zagen die we nog nooit eerder gezien hebben. Later maar even opgezocht: het gaat om het Cantalgebergte in het Centraal Massief. Een van de hoogste pukkeltjes is de Puy Mary met een hoogte van bijna 1800 meter. Het Cantalgebergte lag nog in de sneeuw. Natuurlijk geen mogelijkheid om een plaatje te trekken, dus we doen het vandaag maar met een afbeelding geleend van Wikipedia. 

Vlak voor Clermont-Ferrand schoot er een ree over de A75. W zei “Kijk uit, er komt altijd een tweede” en met een ruk aan het stuur (naar rechts) kon ik het tweede dier ontwijken. De auto op de linker rijbaan had minder geluk. De strepen bloed zitten nog op de linkerzijde van ons busje. Of het eerste beestje de andere helft van de autoweg overleefd heeft hebben we niet kunnen zien. Stoppen is geen optie. 


Na Cl-F een bekende route: de D2009, de N7, de A77 en de N151; we doen het inmiddels bijna met de ogen dicht. Van de N7 rijden we elke keer maar een klein stukje, namelijk van Moulins naar Never en dat is niet het mooiste gedeelte: voor een groot deel uitgebouwd tot 2 x 2 rijbanen. Helaas doen mijn kinderen al 20 jaar niet meer aan vaderdag, ik zou namelijk nog een tip voor ze hebben: “Langzaam door Frankrijk” door Peter Jacobs en Erwin Decker; voor het eerst verschenen in 2007, de laatste druk dateert van 2019. Het boek beschrijft een reis via de Nationale 7. Ooit was deze weg de levensader van Frankrijk. Elke dag denderden vrachtwagens met groente, fruit en wijn van het zuiden naar Parijs. In de jaren 50 tot 70 was het ook de vrolijkste weg van Frankrijk. Het was namelijk de aangewezen route om vanuit het noorden (dus ook vanuit Nederland) aan de Côte d’Azur te komen. De weg werd niet voor niets “Route des Vacances” genoemd. Dat de N7 nog een tweede naam had, namelijk “Route de la Mort” vergeten we dan gemakshalve even. Toen kwamen de autosnelwegen, de goedkope vliegtickets en de hoge sneheidstreinen en kwam de klad in deze Route Nationale. Sinds 2000 is er opnieuw belangstelling voor de N7 (voor een groot deel hernummerd als D-weg). De weg wordt nu gebruikt als goedkoop alternatief voor de dure snelweg en als slow-travelroute, waarbij de N7 nu een bestemming op zich is. 


In 2014 legde Frits Mahn met zijn campertje de weg die loopt van Parijs naar Menton af, leuke verhaaltjes over zijn belevenissen zijn te vinden op www.mahn.tv. Met het boek “Langzaam door Frankrijk” op de schoot van de bijrijder gaan W en ik dit tochtje ongetwijfeld nog een keertje maken met natuurlijk Charles Trenet op de achtergrond: 

On chante, on fête 
Les oliviers sont bleus, ma p’tite Lisette 
L’amour joyeux est là qui fait risette 
On est heureux Nationale 7 

En dat terwijl de verlaten dorpjes en ruïnes van wegrestaurants getuigen van de romantiek van het verval. 

Overnacht op camping Les Ceriselles in Vincelles (nabij Auxerre). Prettige Acsi-camping voor € 16,00 en een paar cent toeristenbelasting. 

V: 132.364; A: 143.833 
Rijtemperatuur: tussen 3 en 14 graden. 

zaterdag 13: aangekomen in luxemburg 


Een mooie dag om te rijden: begin van de dag helder, later bewolking en af en toe een sneeuwbuitje. Meteofrance toont een foto van METEOSAT11 (genomen om 12:00 uur) met als begeleidende tekst “Air froid dans le nord-est”. En waar zitten we op dit moment? Precies! Het wilde tot enen niet warmer worden dan zo’n 3 tot 4 graden buiten, dus verwarming in het busje aan. 


Een omleiding (N6 naar Troyes afgesloten) liet ons een onbekend stukje Frans wegennetwerk zien en we weten nu ook waar de Chablis (dat lekkere witte wijntje) vandaan komt; juist: uit Chablis. In Bar-le-Duc wilde W weten waar de fabriek stond waar het mineraalwater de fles (of het pak) in gaat.
Laat ik nu net vorige week in reisverslag gelezen hebben dat Bar-le-Duc helemaal niets te maken heeft met Bar-le-Duc, oftewel: het water met die naam komt niet uit Frankrijk maar uit een Nederlandse bron. Oorspronkelijk uit Brabant, later uit Utrecht. Het water draagt een fantasienaam samengesteld uit Baarle (Bar-le) en Hertog (Duc). Weer informatie waar je niet zoveel aan hebt, maar leuk om te weten. 

Via de Voie Sacrée ging onze tocht naar het slagveld van Verdun. Tijdens de Wereldoorlog hebben in dit gebied 300.000 mensen (een enkele website noemt zelfs een aantal van 400.000) tijdens de Slag om Verdun het leven verloren. 


De enige toegangsweg om uitrusting en troepen naar het oorlogsgebied aan te voeren was een zeer slecht bestraat karrespoor van Bar-le-Duc naar Verdun. Deze weg heeft later de naam Voie Sacrée gekregen. Eén van de vele monumenten in dit voormalige oorlogsgebied is het Ossuarium van Douamont. In 1932 heeft men dit “knekelhuis” gebouwd om de resten van 130.000 ongeïdentificeerde Duitse en Franse soldaten een eervolle rustplaats te geven. De muren van dit gebouw zijn versierd met de wapens van steden die geldelijk hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit monument. 





De gangen van het gebouw bevatten nissen met tombes, onder de tombes bevinden zich de botten. Het “bottenhuis” bevindt zich op de plek van fort Douamont, een van de zwaartepunten van de slag. 



In het gebied liggen een aantal “villages détruit” (verwoeste dorpen). Een ervan is Vaux. Deze dorpen hadden allemaal het ongeluk dat ze precies in de frontlijn lagen. Daardoor werden ze niet alleen helemaal in puin geschoten door beide partijen, maar de grond was na 1918 door munitie, mijnen en ander oorlogstuig zodanig gevaarlijk dat herbouw en zelfs landbouw verboden was (zône rouge). 

En de rest van de rit? W: “Wat een oude troep hier!” B: “Dat noemen ze nu een authentiek Frans dorpje”. En wat een verschil met de andere kant van de Frans/Luxemburgse grens. Waar we nu zitten is het bijna te netjes. 

Morgen een dagje rust op camping Bon Accueil in Alzingen, nabij de stad Luxemburg. Kachel aan en sneeuw op de voorruit. Het weer zag er een week geleden ietsjes anders uit.




V: 132.833; A: 133.230 
Rijtemperatuur: 3 tot 7 graden.