Toen ik zondagmorgen redelijk vroeg naar het westen reed om W op te halen van haar avontuur op de Canarische Eilanden, schoot de tekst “mien lief, mien minnekien” mij te binnen. Ja, je associeert wat als je elkaar een week niet gezien hebt. Duurde precies drie minuten toen ik achterhaald had waar die test vandaan kwam en spontaan begon ik met:
“Het daghet in den oosten
het lichtet overal.
Hoe luttel weet mijn liefken
och waer ick henen sal.”
Ja: kweekschooltijd oh tijd van blijheid, tijd van onbezorgde jeugd. Alweer zo'n middeleeuwse tekst die we voor de kiezen kregen. Deze keer een zogenaamd “dageraadslied”. Een vrouw heeft een aanbidder die haar graag wil ontvoeren (“ick voerde u uuten lande”). Komt niks van in, zegt het meisje, ik lig hier gezellig bij mijn vrijer in de armen: “Ic ligge in mien liefs armkens, met grooter waerdicheyt.” Dacht dat ik vroeger geleerd had dat het 'zoeter waardigheid was', maar een kniesoor die daar over valt. Ook kun je je afvragen hoe “kuis” het is om 's morgens bij het krieken der dagen in de armen van je vrijer wakker te worden En dan komt het: aanbidder zegt dat dat helemaal niet kan, want hij heeft de liefhebbende minnaar zojuist een mes tussen de ribben gestoken: “Ligdy in uus liefs armen? Bilo, ghi en segt niet waer! Gaet henen ter linde groene, versleghen so leyt hi daer.” Meisje vindt hem inderdaad onder een groene linde (boom van de liefde). Niemand wil haar helpen haar dode geliefde te begraven. Ze begraaft hem zelf en treedt in in een klooster. Ging een hele dubbelles Nederlands over, want we moesten allemaal weten dat een officiële begrafenis van het meisje (en een eventueel kind) erkende erfgenamen zou maken. In de feodale verhoudingen werkte dit zo, maar bij het (toen opkomende) kerkelijke huwelijk, waarbij de macht bij de mannen kwam te liggen, niet meer. Verandering van (erf)recht en zo en vooral groter wordende invloed van de kerk.
En zoals met zoveel dingen: 't is een mooi
gedicht/lied, maar wat heb je er aan in de praktijk van het onderwijs
(in mijn geval onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen)? Geen
biet. Och, een paar jaar later mocht ik voor een ander examen in mijn
hoofd stampen dat een van de eerste typemachines van hout gemaakt was
en wel door de Italiaan Pellegrino Turri.
donderdag 16 mei: @ winterswijk
Pinksterweekend. Traditiegetrouw het weekend waarop broers en zussen bij elkaar komen voor het jaarlijkse familietreffen. De laatste jaren om verschillende redenen op “erve zusje” in Winterswijk en nog maar een weekend, heel vroeger een complete week op de fiets van camping naar camping, met bagagevervoer door het groene monster waarin liefhebbers om beurten reden, zodat er door iedereen voldoende gefietst kon worden. We worden ouder en misschien ook wel wijzer. Bijgaande foto dateert van 2005, fietstocht van Nieuweschans naar Hamburg. Geef toe: het was de tijd dat we nog jong en mooi (en voor een aantal van ons: een stuk dunner) waren. Even voor de volledigheid: dat magere ventje met zwarte trui en raar hoedje is de schrijver van dit stukje en achter hem staat zijn Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand. Iets andere kleur haar dan tegenwoordig, maar verder hetzelfde gebleven. En let op: allemaal nog zonder elektrieke ondersteuning.
Wij overnachten de komende dagen op SVR-camping “het Paardeweitje” (opgericht in een tijd dat er nog één paard in een wei mocht lopen, tegenwoordig moeten het er minstens twee zijn volgens de Nederlandse spellingautoriteit, want je schrijft al een paar decennia “paardenweitje”). Gewoon een boerencamping zonder veel toeters en bellen, wel veel vliegen. Paarden, koeien, stront en dat soort dingen, vandaar. Denk dat iedere lezer van mijn stukjes de begrippen “meuren” en “peerdemiege” wel kent: maak maar een zinnetje met die twee woorden en je benadert aardig de werkelijkheid. Het familieprogramma begint pas vrijdagmiddag, maar langzaam wennen aan alles is ook løk (dat geintje is van mijn dochter). Niet veel gedaan, zeg maar: helemaal niks. Nou ja, niks? Wel even boven het fornuis gestaan. Altijd een moeilijke keus: wat komt er vanavond op ons bord. We zijn de laatste jaren steeds meer van het-minder-vlees, maar graag geen nep. Vlees smaakt eigenlijk te vaak naar dood beest en dat nepspul is niet om binnen te houden. Even ons menu van deze week in kaart brengen om te kijken of mijn bewering (minder vlees) klopt. Afgelopen zaterdag was mijn laatste vrijgezellendag: chili con poco carne; zondag was Onze Lieve Vrouwe terug: frietjes met gerookte makreelfilet en een boerensalade; maandag: een tonijnpastasalade (vis uit blik, veel verse groente en koude macaroni); dinsdag: een balletje (weinig gehakt, veel ui, een ei en paneermeel en ruim in de knoflook) met rode kool; woensdag: een pastaschotel met veel groente en kaassaus en donderdag (in mijn eentje) een ribkarbonade op brood. Kon de verleiding niet weerstaan.
W was er nog niet bij, iets van buurvrouw-moet-een-nieuw-jurkje-en-W-moet-keuren. Zolang ik maar niks hoeft te passen is het geen probleem. Nog even bang dat de ogenboer roet in het eten zou gooien, iets van net voor de Pinsteren bellen dat er wel een plekje vrij is dan alles moeten cancelen, maar neen: deze kelk ging aan mij voorbij. Wel even goed geschrokken. Schreef ik vorig jaar om deze tijd in dit blog: “Knokkelkoorts! Dat is een serieuze, uiterst pijnlijke en niet te genezen kwaal, bijna net zo erg als de PVV in het kabinet", de waarheid lijkt me ingehaald te hebben. Ik geef ze vier maanden!
De aanloop is er, nu het familieweekend nog. Binnenkort meer in dit theater. Gezellig hier: begint met een t en eindigt met een t (antwoord: tregent).