noordpolderzijl

noordpolderzijl

vrijdag 19 juni 2020

zuid-beverland

maandag 15 tot woensdag 17 juni :@ kruiningen 

“Het veer Kruiningen – Perkpolder is uit de vaart genomen”. Een mededeling die regelmatig op de radio te horen was, vroeger. Het veer Vlissingen – Breskens kon ook niet zo goed tegen slecht weer en op drukke zomerdagen bedroeg de wachttijd voor de pont naar Texel soms acht uur, maar dan zit je aan de andere kant van Nederland. De twee veerdiensten varen niet meer, de Westerscheldetunnel heeft in 2003 de taak overgenomen. De voortvarende Zeeuwen hebben het veerplein in Kruiningen volgebouwd met huizen. En echt lang wachten in Den Helder om het Marsdiep over te kunnen steken ligt ook al jaren achter ons. Tijden veranderen. 

Kruiningen, daar zitten we dus. En wat een ander landschap dan het Brabantse. Water in de vorm van zeearmen en kanalen, luchten in alle vormen en kleuren, dorpjes die een andere uitstraling hebben, Zeeuws dus. Puzzel hebben we na een ritje van zo’n anderhalf uur geparkeerd op camperplaats De Plantage (Campercontact 23.643), ergens tussen Kruiningen en Yerseke. Een plaats tussen de fruitbomen bij een landwinkel, waar ze lekkere maar dure dingen verkopen. € 13,50 voor een overnachting en daarbij € 2,50 voor de vonkjes. Dan is alles betaald: lozen van vloeistoffen, innemen van water en ook het toilet en de douche kan dan voor nop gebruikt worden. Keurige plek, alleen een beetje verkeerslawaai. 

“Von Gott und der Welt verlassen” hier, dus kun je er alleen maar fietsen. En dat laatste hebben we dan ook gedaan. 

V: 149.593; A: 149.715 


maandag: een verkennend rondje 

Zuid-Beverland ligt tussen de Ooster- en Westerschelde. Beetje vreemde namen eigenlijk: je kunt beter spreken van de Noorder- en de Zuiderschelde, maar ik dwaal af. Naast Zuid-Beverland ligt Walcheren. In de 19e eeuw heeft men de twee eilanden met dammen verbonden en het overgebleven water ingepolderd. Omdat de Belgen een vrije doorvaart was gegarandeerd naar de Rijn moest er een kanaaltje gegraven worden (klaar in 1866). Dit Kanaal door Zuid-Beverland van 9 kilometer lang is maar op een paar plekken van een brug of tunnel voorzien. In de vorige eeuw was het een drukte van jewelste op dat watertje, met de komst van het Schelde-Rijnkanaal (1975) kwam er de klad in. Best veel te zien bij de sluizen van Hansweert. De sluisdeuren klappen hier niet dicht maar schuiven (met weg en al) uit een muur. 





Eindpunt van ons verkennend tochtje was Yerseke, een “vissersdorpje waar men zeevruchten kan eten” (foldertje van de toeristendienst). En inderdaad: langs de dijk restaurants en oesterputten. Dat laatste vraagt om uitleg. Door het opvissen van oesters komt er zand in de schelp en van schrik sluit het beestje zich. Om het zand er weer uit te krijgen worden de oesters in bakken in de oesterputten gezet. Na een week openen de oesters zich en spugen het zand uit. De technische term is “verwateren”. De oesters blijven na dat weekje rustig wachten tot ze verpakt en verkocht worden. De oesterputten zijn grote langwerpige bassins die als ondiepe vijvers aan de rand van de Oosterschelde liggen. De huidige putten zijn in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd. Het maakte op ons een beetje een verpauperde indruk en een aantal bassins zag er met een laagje groene drab echt niet smakelijk uit. Was al niet zo gek op oesters, ze doen me aan bepaalde niet nader te noemen dingen denken, maar na de aanblik van die oesterputten hoef ik ze helemaal niet meer. 


Het heeft een tijdje geduurd, maar vaste fotokijkster C te L miste iets. De bloem van de maand: met een waarschijnlijkheidspercentage van 72% is dit Groot Kaasjeskruid (zegt onze app Plantnet). 


Fietsen: 40 kilometer 
Temperatuur: rond de 24 graden, half bewolkt 

dinsdag: de ooster- en de westerschelde 

Omdat er in de middag regen werd verwacht al tegen 9 uur vertrokken voor een lange tocht. Heen langs de Oosterschelde, het eiland oversteken ter hoogte van Goes, terug via de Westerschelde en een extra lusje door het Kruininger land. 

De Oosterschelde heeft men in het oosten van het zoete water afgesloten met een dam, in het westen zorgt de Oosterscheldekering voor een doorgaans open verbinding met de Noordzee. Het resultaat is een plas zout water met een oppervlakte van zo’n 350 vierkante kilometer. Het valt bij laag water voor een derde deel droog. We noemen dit feest “Nationaal Park Oosterschelde”. Het ziet er allemaal gelikt uit, maar regelmatig hoor je berichten dat het “onder water” niet helemaal goed gaat: er is geen vis meer te bekennen. De zeehonden die hier liggen uit te buiken, zwemmen voor hun hapje eten even naar de Noordzee en terug. Wij ook even een paar kilometer om: het al eerder genoemde Kanaal door Zuid-Beverland snijdt het voormalige eiland doormidden, dus op zoek naar een brug. Een half uur later waren we hemelsbreed 50 meter verder, maar een kniesoor die daar op let. 


 
Wemeldinge met een flinke jachthaven, daar wil je toch ooit een keer gefietst hebben? De Goese Sas, nog nooit van gehoord, maar bijna even mooi als het vorige plaatsje. En over al die dorpjes en gehuchten vallen veel verhalen te vertellen, maar daar moet ik zuinig mee zijn (zegt W), want dan wordt het verhaal onverteerbaar. 

Ter hoogte van Goes verlieten we de Oosterschelde om het eiland over te steken. En zeg eerlijk: je hebt toch altijd graag door ’s Heer Hendrikskinderen gefietst? Goes is een drukke moderne plaats, waar we eigenlijk alleen de buitenwijken hebben gezien. Het stadscentrum schijnt uitwisselbaar te zijn met vele andere, maar we kunnen daar niet over oordelen. Wel even stilgestaan bij markante watertoren van Goes. Het gevaarte is 63 meter hoog en gebouwd in 1918. Het is de eerste watertoren in Nederland met een stalen open skelet en een betonnen kuip met binnenwand. Toen men water op een andere manier bij de eindgebruiker afleverde heeft men van de kuip kantoorruimte gemaakt (verdeeld over 7 verdiepingen). In 2019 stond het torentje nog een tijdje te koop. Interesse? Je bent te laat: een particuliere belegger “van buiten Zeeland” heeft het gevalletje gekocht, naar men zegt om er een paar leuke appartementen in te knutselen. 

Na Goes mochten we een tijd lang parallel aan de spoorlijn Roosendaal – Vlissingen fietsen. In 1860 werd besloten tot de aanleg van een aantal lijnen (allen voorzien van een letter). Hier in het Zeeuwse moest Staatslijn F komen: Roosendaal – Bergen op Zoom – Kruiningen/Yerseke – Goes – Middelburg – Vlissingen. Op bijgaande kaart (Kuypers Gemeente Atlas Zeeland 1865-1870) is het gedeelte van Goes naar Vlissingen nog gestippeld, dit traject kwam pas in 1973 gereed. Misschien moet je de foto wat vergroten voor een duidelijker beeld. Of je kijkt gewoon naar het volgende plaatje, daar is het spoorlijntje goed te volgen.




Wat later op de dag ben ik nog even naar het station Kruiningen/Yerseke gefietst om een foto te maken van het stationsgebouw en kwam weer tot de ontdekking dat er heel veel city’s liggen tussen Roosendaal en Vlissingen en in elk gat wordt gestopt.


.

Donkere wolken maakten de Westerschelde mooi. Veel scheepvaartverkeer. De Westerschelde wordt pas sinds de 15e eeuw gebruikt als vaarweg naar Antwerpen, oorspronkelijk ging de loop van de Schelde via de Oosterschelde. Stormvloeden hebben de watertjes anders laten lopen. In 1585 ging de rivier “op slot”. De Nederlanden vonden de Spanjaarden niet zo lief en blokkeerden zo de zeevaart naar Antwerpen. Pas in 1792 ging de Schelde weer “open” maar dat duurde maar tot 1830, tot de onafhankelijkheid van België. Aan dat Belgen-pesten kwam na negen jaar een einde toen koning Willem I tot de ontdekking kwam dat hij België nooit meer terug zou krijgen en het Scheldeverdrag één van de vele resultaten van de vredesonderhandeling was. 

Wat was het vandaag een mooie tocht! 

Fietsen: 70 kilometer 
Temperatuur: oplopend tot 25 graden, af en toe een zonnetje, later dreigende buien maar alleen ’s avonds een kleine spetter.  

woensdag 17 juni: via zaltbommel naar huis 



Er wordt wateroverlast verwacht later op de dag in het Zeeuwse land. Reden om het hoge land van het oosten weer op te zoeken, waar we ongetwijfeld droge voeten zullen houden. Alhoewel: een video gezien van eerder deze week waar iemand aan het kanovaren is in de straten van Groenlo. 

Halverwege een stopmoment, want we moeten de brug van Zaltbommel zien. 

Ik ging naar Bommel om de brug te zien. 
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden 
die elkaar vroeger schenen te vermijden 
worden weer buren. Een minuut of tien 
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken, 
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd – 
laat mij daar midden uit oneindigheid 
een stem vernemen dat mijn oren klonken. 


De dichter Martinus Nijhoff bezong hier wel de oude brug (uit 1933) over de Waal en niet de hierboven afgebeelde huidige tuibrug die zijn naam draagt (ingebruikname 1996). Het gedicht gaat verder over een schippersvrouw die aan het roer staand, psalmen zingt. Het beste mens doet hem aan zijn moeder denken. 

Heb niet al te beste herinneringen aan dit sonnet met de titel “de moeder de vrouw”. Op de kweekschool hadden we een leraar Nederlands die het verzamelde werk van Nijhoff als hobby had en – je gelooft het of niet – een hele les kon vullen met verhandelingen over het gedachtenstreepje achter de zesde regel. In vijf woorden samengevat: keiharde breuk in het gedicht. 

W scoorde onze lunch vandaag bij de plaatselijke Appie. “De Lidl lag ernaast en daar verkopen ze ongeveer hetzelfde, maar dan voor veel minder” waren haar woorden terwijl ik toch later echt een pinbetaling bij AH op onze bankapp zag voorbij komen. 

Fietsen af- en uitgeladen en “anroet”. De brug gezien en gefotografeerd vanaf een torentje op de Waaldijk. Wat dat betreft is Zaltbommel mooi gelegen: in het noorden aan de Waal, in het zuiden aan de Maas en in het westen aan de Afgedamde Maas. Het kaartje heronder laat de oude binnenstad van Zaltbommel zien. Het dagverslag begint met een afbeelding van de ligging van Zaltbommel ten opzichte van de rivieren.


Lang stuk Waaloever afgefietst met onder meer een ooievaarstorenflat, daarna door een groot aantal leuke dorpjes terug en als “afzakkertje” nog even de binnenstad van Zaltbommel aangedaan.

Blikvanger is natuurlijk de Varkenstoren die hoort bij de Grote of Sint Maartenskerk. Zeg maar 14e eeuw. De toren heeft vroeger een paar keer een spits gehad, maar de Bommelaren kwamen tot de ontdekking dat ze niet konden opboksen en -bouwen tegen bliksem, vlammen en ander geweld. Uiteindelijk maar gekozen voor een spitsloos gevalletje. Een andere blikvanger is de Gasthuistoren (ietsje jonger, namelijk 2e helft van de 15e eeuw). 

De afsluiter van ons Zaltbommelbezoek was een blik op “jongen in zwembroek”, een kunstwerk van Marcel Smink. De hand van de knaap geeft aan hoe hoog het water in de Waal mag komen voordat de Bommelaren natte voeten krijgen. Op de kade staat het tweede deel van het werk: een borstbeeld van de jongen, ook weer met uitgestrekte hand. Een leuke onderbreking van onze reis van Zeeland naar huis. 





V: 149.715 ; A: 149.981 
Fietskilometers: 32 
Temperatuur: oplopend tot 27 graden; zon, bewolking en een keer een paar spetters.