noordpolderzijl

noordpolderzijl

maandag 29 juni 2020

zomer in eibergen – 3 (en slot) 

De laatste etappe van een lange week op camping De Fontein. 

zaterdag 27 juni: een nieuwe stoel (uitproberen) 

Het was vandaag wat je noemt een rommeldagje. Eerst maar eens naar Obelink, die kampeergigant in Winterswijk. Niet dat we dat voor de lol doen, al zijn er mensen die er anders over denken en er een compleet dagje uit van maken. Nee, zorgen dat je er vroeg bent, vóór alle parkeerplaatsen vol zijn, snel door de winkel rennen naar de juiste afdeling, product aanschaffen, afrekenen en snel weer wegwezen. De reden voor ons noodzakelijke bezoek? Ik ben grootverbruiker van tuinstoelen: gemiddeld verslijt ik er twee per jaar. Of ik zak er gewoon door, waarbij je de reden van het doorzakken gewoon moet wijten aan plasticmoeheid of zo, òf (zoals deze keer) je breekt om een of andere duistere reden de armleuningen af, terwijl de garantietermijn juist is verlopen. Een nieuwe hier-kan-ik-ook-lekker-in-liggen-stoel. Een diepte-investering, maar we hadden nog ergens een potje. Schandaliger vond ik het om voor 8 plastic dopjes (voor het gasfornuis) € 7,95 te vragen. Nodig, want de glasplaat ligt anders op schroeven in ruststand en dat maakt zo’n hinderlijk geluid tijdens het rijden. 


Even naar huis voor de krant en de post en boodschappen doen voor het weekend. Hebben ze de Lidl verbouwd, de boeven; kost het me weer een jaar om de plek van de artikelen te vinden. En wat ze bij de Lidl niet hadden (of wat ik niet kon vinden) mocht ik bij de Jumbo halen. Ben je dus zo weer een uur onder de pannen. 

’s Middags mocht ik de stoel uitproberen. Goedgekeurd. 

Warm, ruim boven de 30 graden. In de schaduw, met een windje, goed vol te houden. 

zondag 28 juni: een feestelijk kleinkind 

Kleinkind Twee mocht voor haar achtste verjaardag nog een dagje uit. W had in overleg met de ex-jarige een afwisselend programma opgesteld. Twee vond alles best als er maar een nachtje camper aan vast zat: slapen bij opa. Ja, wie wil dat nu niet? 

Bakkerij/lunchroom Wissink op de Markt in Groenlo leverde het verjaardagsgebakje met extra veel slagroom. Buiten geen plek voor ons drietjes: bijna allemaal tweepersoons tafeltjes en schuiven met meubilair wordt beslist niet op prijs gesteld. Binnen was het ook goed toeven. Wel even de handen ontsmetten en naam en telefoonnummer noteren. Het is niet anders. De etensluchtjes uit de keuken kregen we er gratis bij. De gebakjes waren goed weg te krijgen volgens de dames en mijn Spa Rood kon ik ook binnenhouden. Dat de cappuccino van W voor de helft over tafel ging zal ik maar niet vertellen. 

De tweede stop was het Zwillbrocker Venn, een plekje waar vooral W regelmatig komt. Twee wilde heel graag flamingo’s spotten. Gewapend met verrekijkers telde Twee er ongeveer honderd en W kwam niet verder dan zestig. Het aantal bezoekers was vandaag een zeer groot veelvoud van honderd. De website van het biologisch station Zwillbrock (www.bszwillbrock.de) vermeldt dat men op 26/6 via de Venn-camera een kuiken van een week oud en nog een ander van ongeveer drie dagen gespot heeft. In de naburige nesten worden nog een aantal eieren uitgebroed, zodat Zwillbrock de komende dagen meer flamingokuikens zal tellen. W wist de namen van de andere fladderaars op te noemen: kokmeeuwen, grauwe ganzen, brandganzen, een paar wulpen en enkele verdwaalde potloodventers – aalscholvers dus. Parkeerplaatsen bijna vol en “auch der Wohnmobilstellplatz war gut belegt”. Binnenkort Puzzel maar een nachtje daar parkeren en het Venn in de avonduren onveilig maken. De plek heeft eigenlijk maar één nadeel: een zeer slechte 4G-ontvangst. Slaan we het journaal maar een avondje over. 




Op naar de volgende topattractie: waterfietsen op de Leemputten, da’s dan weer aan de andere kant van de grens. De Leemputten zijn ontstaan vanaf 1895. In dat jaar werd in Groenlo een steenfabriek geopend. De grondstof voor de bakstenen – leem – werd in de buurtschap Zwolle afgegraven, eerst met de hand, later met baggermachines. Met een locomotiefje werden de lorries of kipwagentjes vol leem naar Groenlo gebracht. Voor de volledigheid: de allereerste jaren en gedurende WO I gebeurde het transport met paard en wagen. De steenfabriek werd in 1975 gesloten en in 1978 werden de plassen onder de naam “Natuurpark de Leemputten” opengesteld voor publiek. Daarvoor was het al jaren een geliefd maar illegaal zwemwater; er waren in die tijd nog geen boa’s uitgevonden en de politie had wel wat anders te doen. Nog even wat totaal overbodige informatie: het bovengebit van wijlen mijn vader ligt al ruim 55 jaar ergens op de bodem van de diepste plas. Oorzaak: een te spontane duik met schijnbaar open mond. 

Inmiddels is er een speelweide met waterspeelbult aangelegd en er valt van alles te beleven, waaronder waterfietsen. Opa was de klos, oma keek toe en verwonderde zich erover dat de oude man drijfnat terug kwam, terwijl Twee kurkdroog was. Het zal voor eeuwig een raadsel (of een bewaard geheim) blijven. 

Een klein uurtje sportief bezig zijn was voldoende, dus op naar de camping waar al snel een goddelijke pannekoekengeur zich over het terrein verspreidde. Twee naar bed, oma naar huis: er passen nu eenmaal geen drie personen in ons busje. 

Mooie dag, temperatuur oplopend tot zo’n 21 graden. 

maandag 29 juni: oppassen in harreveld 

De meesters en juffen een studiedag, de ouders beiden aan het werk, dus draait de Harreveldse economie vandaag weer eens op opa’s en oma’s. Niet erg. W vanuit huis naar het oppasadres, bij mij duurde het wat langer: ik had een langslaper te logeren. Pas om half tien, toen ik net aan een tweede pot koffie begonnen was, kwam er een blondine naar buiten gesprongen. Slaap uit, wat wil je na 13 uur pitten? Broodjes bakken, ontbijten, opruimen en afrekenen. En dat alles met een lijf bol van de paracetamol; gevolg van het natte bootavontuur van gisteren. Soms voel je spieren waarvan je het bestaan nooit vermoed hebt. 

Tegen elven waren we weer herenigd. Genoeg te doen voor de kinderen en voor ons in het buitengebied en voor je het weet is de oppasdag voorbij. Weer thuis koken en in het warme nest slapen. We zijn snel weer weg! Een groot kampeerveld (vaak) voor je alleen is aantrekkelijker dan een warm huis met een klein tuintje. Toegegeven: niet iedereen zal er zo over denken. 

Samenvattend: het was weer een mooie week.  


vrijdag 26 juni 2020

zomer in eibergen – 2

Het leven kabbelt door, ook in Eibergen. Het wordt met de dag warmer, maar gelukkig staat Puzzel op een zeer schaduwrijk plekje, nog steeds op camping De Fontein.

woensdag 24 juni: vrijwilligerswerk, mantelzorgen en een vriendinnetje

Een dag die er een beetje anders uitziet dan de voorgaande en de komende. Een deel van het vrijwilligerswerk is weer begonnen: kilometers maken met de elektrocar. De meeste oudjes die we normaliter vervoeren zitten nog min of meer opgesloten, maar er zijn toch nog een paar niet-ophokplichtigen die naar de plaatselijke Jumbo of de tandarts gebracht willen worden. Bestuurder voor, passagier achter, keurig gescheiden door een kuchschermpje. Bij het in- en uitstappen mondkapje op, benauwd gevalletje. Had een fijne dubbele rit naar een van de kerkdorpen, dus wat te doen. W intussen op de fiets naar haar moeder en ik later naar de mijne.

’s Middags kwam vriendin E uit Z op visite, dus terwijl de dames wandelden (met hond) en zwommen (zonder blafbeest) kon ik de kipfilet snijden, marineren en aan stokjes rijgen zodat de warme hap weer een zeer culinair hoogstandje werd. En de hond: zij keek toe.



donderdag 25 juni: over brandkranen en (klein)kinderen

Een beetje vroeg op pad vanwege twee dingen: de ergste hitte voorblijven en op tijd terug zijn voor de ontvangst van de (klein)kinderen die ontdekt hebben dat opa en oma op wel een heel mooi plekje staan waar je na schooltijd heel goed kunt zwemmen. En als opa dan ook nog zijn befaamde macaronischotel maakt is het leven helemaal top.


Einddoel van onze fietstocht van vandaag was een geocache met de intrigerende naam “brandpaaltje”, ergens ten noorden van Ruurlo. Mooi tochtje heen, voor een deel wederom over door ons ongebaande paden. Voor een deel, want de route voerde langs boerderijmuseum Lebbenbrugge (bouw rond 1300), daar waar de hessenweg de Lebbinkbeek via een brug mocht oversteken. Nu staat er een bordje “Slinge” bij het water. Kassa vroeger, want tol! Toen de boerderij later ook herberg werd, konden de reizigers hier overnachten. De postiljon te paard uit Zutphen werd op deze plek afgelost door een ander die naar Winterswijk ging. De brieven van en voor Borculo werden in de herberg uitgewisseld. Later werd de dienst overgenomen door een postwagen, die ook passagiers kon meenemen. Lebbenbrugge was nog niet open toen wij er waren, het was nog voor elven. Geen probleem: we zijn er al eens eerder geweest.


Keerpunt van onze fietstocht was zoals al gezegd een geocache met de naam “brandpaaltje”. Op een brandpaaltje zijn rode en blauwe bordjes bevestigd die verwijzen naar brandkranen (rode bordjes met B of BK) en waterleidingafsluitpunten (blauwe bordjes met A of AS). De officiële benaming luidt aanwijsplaat. Op de bordjes staat een uniek identificatienummer, de nominale diameter van de leiding en de locatie van de kraan ten opzichte van het bordje. De bordjes zijn nodig omdat in Nederland veel brandkranen zich ondergronds bevinden. Dit wordt gedaan om bevriezing te voorkomen of om geen sta-in-de-weg te creëren. In geval van een calamiteit kunnen de kranen zo snel worden gevonden wanneer ze onder een laag zand of (vroeger?) onder een lading sneeuw zitten. 

De COOP in Ruurlo leverde de lunch, deze keer in de vorm van een hamkaascroisantje en een pakje GWOON vruchtensap. 

Na 53 prachtige kilometers parkeerden we de fietsen weer bij ons busje en kon het middagprogramma - dat in het teken van de kleinkinderen stond - beginnen. 

Warm: tegen de 30 graden. Een windje en (later) wat wolken maakten het leven draaglijk.

vrijdag 26 juni: via vele grote stille (internationale) heides naar het rutbeek (en terug)

De paspoorten mee vandaag. Niet dat er ooit gecontroleerd wordt, maar verplicht. Trouwens: twee van die donkerrode boekjes wegen ook niks in een rugzak. Mooie tocht uitgestippeld (en anroet verschillende keren aangepast). Eerst een leuk stuk langs de Berkel en wel van Rekken tot Oldenkott(e). De haakjes rond de e moet je weglaten om de Nederlandse naam te krijgen, zonder de e (en ook zonder de haakjes) is het Duits. Het is een buurtschap verdeeld over twee landen. Het dorpje stelt niet zoveel voor: je fietst zonder belemmeringen van het ene land in het andere. Dat was tot begin jaren 90 anders: het grenskantoor en een slagboom bepaalden het gezicht van de buurtschap. 

Na Oldenkott liep onze route langs de zuidkant van het 70 ha grote natuurreservaat Ammeloer Venn. Dit veen sluit aan op het Haaksberger Veen. Fijn even gebruik kunnen maken van één van de vele Deutsche Hütten.




De tocht ging verder over een fijn fietspad dat nog net op Nederlands grondgebied lag, met aan de rechterhand het Lüntener Wald. Bij de grote supermarkt van Ter Huurne, op de weg van Buurse naar Altstätte mochten we voor de zoveelste keer de grens over. Een teleurstelling voor W: een lunch op het terras bij de Haarmühle zat er niet in, ik vond het een te grote kermis. We hebben later de schade ingehaald.

We tweewielden door het Witte Veen. Vroeger was er sprake van één immens groot veengebied aan weerszijden van de grens. Je kunt zeggen dat we vandaag de “restanten” aan het bewonderen zijn. Er wordt wel geprobeerd om al deze losse stukjes natuur beter op elkaar te laten aansluiten. W wist te vertellen dat er in het najaar regelmatig kraanvogels worden gespot en ik kon haar meedelen dat we weer eens door een ideaal smokkelgebied trokken.





Al snel kwamen we bij het Rutbeek aan, ons Wendepunkt voor vandaag. Het Rutbeek is een recreatiegebied, ontstaan door zandafgraving. Het is nog niet zo gek oud: pas in 1982 werd de laatste hand gelegd aan het 120 ha grote gebied (waarvan 40 ha water). We volstonden met een “rondje Rutbeek” om uiteindelijk neer te strijken op het vrijwel lege terras van het eetcafé met uitzicht op het water. Vandaag eens geen lunch uit de supermarkt. Even wennen: digitaal bestellen met behulp van een app. De ober kwam het eten en drinken nog wel zelf brengen. Ook later was hij de transporteur van het mobiele pinapparaat.



Terug via het Haaksbergerveen en het Buurserzand, inmiddels kunnen we die route wel dromen. Het blijft echter mooi.

Een schitterende tocht van 67 kilometer. Temperatuur: rond de 30 graden. ’s Morgens strakblauw, ’s middags een paar wolken.

We blijven nog wel een paar dagen.



dinsdag 23 juni 2020

zomer in eibergen – 1


De zomer begint en de zon laat zich van haar beste kant zien. Te mooi om thuis te blijven. Omdat we door allerlei verplichtingen niet te ver weg kunnen, is een bezoek aan de Fontein in Eibergen een goede oplossing. Meestal ruimte genoeg, schoon en goed sanitair en de eigenaren doen niet moeilijk. W en ik voelen ons hier altijd senang.



zondag 21 juni: (klein)kindervisite

Een beetje haasten om op tijd alles geïnstalleerd te hebben, want de (klein)kinderen komen op visite. Nou valt dat installeren van een camper reuze mee: parkeren, gaskraan open, stroom aansluiten, koelkast op 220 volt omschakelen en vandaag extra veel werk: de luifel uitdraaien. En voor drieën was het gezelschap compleet: drie kleinkinderen met hun vader en moeder, oude oma van 94 en de bewoners van het Puzzeltje. En na het zwemmen en kanovaren natuurlijk allemaal mee-eten. Heel gezellig, vooral als de gasten ook nog de vaat doen. De zooi rond onze bus op de foto is van tijdelijke aard: het vertrok samen met de kleinkinderen. Ze lieten een goede fles whiskey achter (lang leve vaderdag).

maandag 22 juni: avinkstuw, buurserzand en haaksbergerveen


Een geocache geprikt bij de Avinkstuw, een waterkering in de Berkel nabij Haarlo. Nu is die stuw niet zo bijzonder, er zijn er tientallen van. Een beoogd windmolenpark in het weidse landschap brengt de Avinkstuw de laatste tijd in het nieuws. De Burgerwindcoöperatie Achterhoekse Wind Engergie UA timmert behoorlijk aan de weg. Niet iedereen in de buurt houdt van zoevende wieken.




Rust bij Ottink’s Molen in Stepelo bij Haaksbergen. Inderdaad: ook ik heb nog nooit van Stepelo gehoord. Leuk boerenerf met betaalbare Senseokoffie en vlak bij de ruïne van een korenmolen. Gebouwd 1857, zestig jaar later door de bliksem getroffen en afgebrand. De fundamenten zijn een paar jaar geleden gerestaureerd. Mooie bloemen tussen de stenen.


Terug via het Buurserzand en het Haaksbergerveen. We waren er al vele keren, maar het blijft mooi. Drie caches gezocht en alle drie gevonden.

62 kilometer op de fietsteller staan, prettig weer: met 24 graden niet te warm.

De dagen worden vanaf vandaag korter. Zonsopgang: 05:12, zonsondergang 21:58; morgen één minuutje minder.

dinsdag 23 juni: noordijkerveld, gelselaar, geesteren en borculo

Met een gerust hart konden we (in verband met de te verwachten temperatuur later op de dag) vrij vroeg in de trappers: W deelde mee dat zowel de SVB als het ABP hun maandelijkse bijdragen op onze rekening hadden gestort, zodat we wederom een tijdje niet door honger en/of dorst gekweld hoeven te worden, laat staan bezwijken. Mooi geregeld toch?

Een paar geocaches gepind in het Noordijkerveld, een gebied nabij het gehucht Noordijk in het noorden van de gemeente Berkelland. Vroeger was dit een uitgestrekt heidegebied dat via Haaksbergen en Buurse doorliep naar Duitsland, wild en woest met hoge stukken en natte delen waar ’s winters geen doorkomen aan was. Markegrond, dus bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik, tot eind 19e eeuw de marke de boel ging verkopen. Boeren uit Noordijk en Gelselaar kochten er een stuk heide dat met spade en kruiwagen en met bloed, zweet en tranen in vruchtbaar weideland werd omgezet. Tegenwoordig zijn we omgekeerd bezig: stukken weiland wordt “teruggegeven aan de natuur”. De meningen hierover zijn zeer ernstig verdeeld. 

Textielfabrikanten zorgden er voor dat er een spoorlijn door het Noordijkerveld liep en het dorp Noordijk een station kreeg. In 1910 werd de lijn Neede – Hellendoorn geopend, maar het werd niet zo’n groot succes: weinig passagiers en het goederenvervoer hield ook al niet over. Toen in 1935 het Twentekanaal werd gegraven gooide men de handdoek in de ring: de kosten voor de aanleg van een spoorbrug over het kanaal zouden nooit terugverdiend kunnen worden. Alleen over het stukje Neede – Noordijk bleef nog tot halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw op gezette tijden een goederentreintje rijden. 

Al dit soort feiten kun je lezen in een boek dat vorig jaar over het  Noordijkerveld is verschenen. De zwartwitfoto van station Noordijk (1957) komt ook uit dat boek.


Overigens: we hebben drie caches gezocht, waarvan nul gevonden. Es muss nicht immer Kaviar sein.

Nu dartel ik al zo’n kleine 70 jaar op deze aardbol rond. Laat ik nog nooit in Gelselaar geweest zijn, laat staan er gedarteld hebben. 

[Gelselaar] met beschermd dorpsgezicht, schrijvende meesters (onder wie H.W. Heuvel), glooiende essen, vergezichten, beken en bossen, stille broeklanden, monumentale boerderijen, snaterende ganzen, sporen van een havezate, eeuwenoude Bentheimer waterputten en een door huizen omkranst kerkje”, aldus de intro van een beschreven ommetje van 7,5 kilometer door en rond Gelselaar. Foto hierboven: www.gelselaar.nl.


Volgens de Monumentenwet is een beschermd dorpsgezicht “een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of culturele waarden en waarin zich één of meerdere monumenten bevinden”. We hebben zo'n 350 beschermde dorps- en stadsgezichten in ons land.


De lunch (een saucijzenbroodje vandaag) scoorde W bij de Coop in Borculo en het verorberingsplekje was idyllisch: een bankje aan de Borculose gracht.


60 kilometer op de teller vandaag en een stuk warmer dan gisteren (27 graden). Gelukkig waren we op tijd voor de siësta terug en kon W daarna haar triatlon afmaken door nog een stuk te zwemmen en een rondje meer te wandelen.En ik? Ik zag dat het goed was! Het leven is mooi.
   









vrijdag 19 juni 2020

zuid-beverland

maandag 15 tot woensdag 17 juni :@ kruiningen 

“Het veer Kruiningen – Perkpolder is uit de vaart genomen”. Een mededeling die regelmatig op de radio te horen was, vroeger. Het veer Vlissingen – Breskens kon ook niet zo goed tegen slecht weer en op drukke zomerdagen bedroeg de wachttijd voor de pont naar Texel soms acht uur, maar dan zit je aan de andere kant van Nederland. De twee veerdiensten varen niet meer, de Westerscheldetunnel heeft in 2003 de taak overgenomen. De voortvarende Zeeuwen hebben het veerplein in Kruiningen volgebouwd met huizen. En echt lang wachten in Den Helder om het Marsdiep over te kunnen steken ligt ook al jaren achter ons. Tijden veranderen. 

Kruiningen, daar zitten we dus. En wat een ander landschap dan het Brabantse. Water in de vorm van zeearmen en kanalen, luchten in alle vormen en kleuren, dorpjes die een andere uitstraling hebben, Zeeuws dus. Puzzel hebben we na een ritje van zo’n anderhalf uur geparkeerd op camperplaats De Plantage (Campercontact 23.643), ergens tussen Kruiningen en Yerseke. Een plaats tussen de fruitbomen bij een landwinkel, waar ze lekkere maar dure dingen verkopen. € 13,50 voor een overnachting en daarbij € 2,50 voor de vonkjes. Dan is alles betaald: lozen van vloeistoffen, innemen van water en ook het toilet en de douche kan dan voor nop gebruikt worden. Keurige plek, alleen een beetje verkeerslawaai. 

“Von Gott und der Welt verlassen” hier, dus kun je er alleen maar fietsen. En dat laatste hebben we dan ook gedaan. 

V: 149.593; A: 149.715 


maandag: een verkennend rondje 

Zuid-Beverland ligt tussen de Ooster- en Westerschelde. Beetje vreemde namen eigenlijk: je kunt beter spreken van de Noorder- en de Zuiderschelde, maar ik dwaal af. Naast Zuid-Beverland ligt Walcheren. In de 19e eeuw heeft men de twee eilanden met dammen verbonden en het overgebleven water ingepolderd. Omdat de Belgen een vrije doorvaart was gegarandeerd naar de Rijn moest er een kanaaltje gegraven worden (klaar in 1866). Dit Kanaal door Zuid-Beverland van 9 kilometer lang is maar op een paar plekken van een brug of tunnel voorzien. In de vorige eeuw was het een drukte van jewelste op dat watertje, met de komst van het Schelde-Rijnkanaal (1975) kwam er de klad in. Best veel te zien bij de sluizen van Hansweert. De sluisdeuren klappen hier niet dicht maar schuiven (met weg en al) uit een muur. 





Eindpunt van ons verkennend tochtje was Yerseke, een “vissersdorpje waar men zeevruchten kan eten” (foldertje van de toeristendienst). En inderdaad: langs de dijk restaurants en oesterputten. Dat laatste vraagt om uitleg. Door het opvissen van oesters komt er zand in de schelp en van schrik sluit het beestje zich. Om het zand er weer uit te krijgen worden de oesters in bakken in de oesterputten gezet. Na een week openen de oesters zich en spugen het zand uit. De technische term is “verwateren”. De oesters blijven na dat weekje rustig wachten tot ze verpakt en verkocht worden. De oesterputten zijn grote langwerpige bassins die als ondiepe vijvers aan de rand van de Oosterschelde liggen. De huidige putten zijn in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd. Het maakte op ons een beetje een verpauperde indruk en een aantal bassins zag er met een laagje groene drab echt niet smakelijk uit. Was al niet zo gek op oesters, ze doen me aan bepaalde niet nader te noemen dingen denken, maar na de aanblik van die oesterputten hoef ik ze helemaal niet meer. 


Het heeft een tijdje geduurd, maar vaste fotokijkster C te L miste iets. De bloem van de maand: met een waarschijnlijkheidspercentage van 72% is dit Groot Kaasjeskruid (zegt onze app Plantnet). 


Fietsen: 40 kilometer 
Temperatuur: rond de 24 graden, half bewolkt 

dinsdag: de ooster- en de westerschelde 

Omdat er in de middag regen werd verwacht al tegen 9 uur vertrokken voor een lange tocht. Heen langs de Oosterschelde, het eiland oversteken ter hoogte van Goes, terug via de Westerschelde en een extra lusje door het Kruininger land. 

De Oosterschelde heeft men in het oosten van het zoete water afgesloten met een dam, in het westen zorgt de Oosterscheldekering voor een doorgaans open verbinding met de Noordzee. Het resultaat is een plas zout water met een oppervlakte van zo’n 350 vierkante kilometer. Het valt bij laag water voor een derde deel droog. We noemen dit feest “Nationaal Park Oosterschelde”. Het ziet er allemaal gelikt uit, maar regelmatig hoor je berichten dat het “onder water” niet helemaal goed gaat: er is geen vis meer te bekennen. De zeehonden die hier liggen uit te buiken, zwemmen voor hun hapje eten even naar de Noordzee en terug. Wij ook even een paar kilometer om: het al eerder genoemde Kanaal door Zuid-Beverland snijdt het voormalige eiland doormidden, dus op zoek naar een brug. Een half uur later waren we hemelsbreed 50 meter verder, maar een kniesoor die daar op let. 


 
Wemeldinge met een flinke jachthaven, daar wil je toch ooit een keer gefietst hebben? De Goese Sas, nog nooit van gehoord, maar bijna even mooi als het vorige plaatsje. En over al die dorpjes en gehuchten vallen veel verhalen te vertellen, maar daar moet ik zuinig mee zijn (zegt W), want dan wordt het verhaal onverteerbaar. 

Ter hoogte van Goes verlieten we de Oosterschelde om het eiland over te steken. En zeg eerlijk: je hebt toch altijd graag door ’s Heer Hendrikskinderen gefietst? Goes is een drukke moderne plaats, waar we eigenlijk alleen de buitenwijken hebben gezien. Het stadscentrum schijnt uitwisselbaar te zijn met vele andere, maar we kunnen daar niet over oordelen. Wel even stilgestaan bij markante watertoren van Goes. Het gevaarte is 63 meter hoog en gebouwd in 1918. Het is de eerste watertoren in Nederland met een stalen open skelet en een betonnen kuip met binnenwand. Toen men water op een andere manier bij de eindgebruiker afleverde heeft men van de kuip kantoorruimte gemaakt (verdeeld over 7 verdiepingen). In 2019 stond het torentje nog een tijdje te koop. Interesse? Je bent te laat: een particuliere belegger “van buiten Zeeland” heeft het gevalletje gekocht, naar men zegt om er een paar leuke appartementen in te knutselen. 

Na Goes mochten we een tijd lang parallel aan de spoorlijn Roosendaal – Vlissingen fietsen. In 1860 werd besloten tot de aanleg van een aantal lijnen (allen voorzien van een letter). Hier in het Zeeuwse moest Staatslijn F komen: Roosendaal – Bergen op Zoom – Kruiningen/Yerseke – Goes – Middelburg – Vlissingen. Op bijgaande kaart (Kuypers Gemeente Atlas Zeeland 1865-1870) is het gedeelte van Goes naar Vlissingen nog gestippeld, dit traject kwam pas in 1973 gereed. Misschien moet je de foto wat vergroten voor een duidelijker beeld. Of je kijkt gewoon naar het volgende plaatje, daar is het spoorlijntje goed te volgen.




Wat later op de dag ben ik nog even naar het station Kruiningen/Yerseke gefietst om een foto te maken van het stationsgebouw en kwam weer tot de ontdekking dat er heel veel city’s liggen tussen Roosendaal en Vlissingen en in elk gat wordt gestopt.


.

Donkere wolken maakten de Westerschelde mooi. Veel scheepvaartverkeer. De Westerschelde wordt pas sinds de 15e eeuw gebruikt als vaarweg naar Antwerpen, oorspronkelijk ging de loop van de Schelde via de Oosterschelde. Stormvloeden hebben de watertjes anders laten lopen. In 1585 ging de rivier “op slot”. De Nederlanden vonden de Spanjaarden niet zo lief en blokkeerden zo de zeevaart naar Antwerpen. Pas in 1792 ging de Schelde weer “open” maar dat duurde maar tot 1830, tot de onafhankelijkheid van België. Aan dat Belgen-pesten kwam na negen jaar een einde toen koning Willem I tot de ontdekking kwam dat hij België nooit meer terug zou krijgen en het Scheldeverdrag één van de vele resultaten van de vredesonderhandeling was. 

Wat was het vandaag een mooie tocht! 

Fietsen: 70 kilometer 
Temperatuur: oplopend tot 25 graden, af en toe een zonnetje, later dreigende buien maar alleen ’s avonds een kleine spetter.  

woensdag 17 juni: via zaltbommel naar huis 



Er wordt wateroverlast verwacht later op de dag in het Zeeuwse land. Reden om het hoge land van het oosten weer op te zoeken, waar we ongetwijfeld droge voeten zullen houden. Alhoewel: een video gezien van eerder deze week waar iemand aan het kanovaren is in de straten van Groenlo. 

Halverwege een stopmoment, want we moeten de brug van Zaltbommel zien. 

Ik ging naar Bommel om de brug te zien. 
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden 
die elkaar vroeger schenen te vermijden 
worden weer buren. Een minuut of tien 
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken, 
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd – 
laat mij daar midden uit oneindigheid 
een stem vernemen dat mijn oren klonken. 


De dichter Martinus Nijhoff bezong hier wel de oude brug (uit 1933) over de Waal en niet de hierboven afgebeelde huidige tuibrug die zijn naam draagt (ingebruikname 1996). Het gedicht gaat verder over een schippersvrouw die aan het roer staand, psalmen zingt. Het beste mens doet hem aan zijn moeder denken. 

Heb niet al te beste herinneringen aan dit sonnet met de titel “de moeder de vrouw”. Op de kweekschool hadden we een leraar Nederlands die het verzamelde werk van Nijhoff als hobby had en – je gelooft het of niet – een hele les kon vullen met verhandelingen over het gedachtenstreepje achter de zesde regel. In vijf woorden samengevat: keiharde breuk in het gedicht. 

W scoorde onze lunch vandaag bij de plaatselijke Appie. “De Lidl lag ernaast en daar verkopen ze ongeveer hetzelfde, maar dan voor veel minder” waren haar woorden terwijl ik toch later echt een pinbetaling bij AH op onze bankapp zag voorbij komen. 

Fietsen af- en uitgeladen en “anroet”. De brug gezien en gefotografeerd vanaf een torentje op de Waaldijk. Wat dat betreft is Zaltbommel mooi gelegen: in het noorden aan de Waal, in het zuiden aan de Maas en in het westen aan de Afgedamde Maas. Het kaartje heronder laat de oude binnenstad van Zaltbommel zien. Het dagverslag begint met een afbeelding van de ligging van Zaltbommel ten opzichte van de rivieren.


Lang stuk Waaloever afgefietst met onder meer een ooievaarstorenflat, daarna door een groot aantal leuke dorpjes terug en als “afzakkertje” nog even de binnenstad van Zaltbommel aangedaan.

Blikvanger is natuurlijk de Varkenstoren die hoort bij de Grote of Sint Maartenskerk. Zeg maar 14e eeuw. De toren heeft vroeger een paar keer een spits gehad, maar de Bommelaren kwamen tot de ontdekking dat ze niet konden opboksen en -bouwen tegen bliksem, vlammen en ander geweld. Uiteindelijk maar gekozen voor een spitsloos gevalletje. Een andere blikvanger is de Gasthuistoren (ietsje jonger, namelijk 2e helft van de 15e eeuw). 

De afsluiter van ons Zaltbommelbezoek was een blik op “jongen in zwembroek”, een kunstwerk van Marcel Smink. De hand van de knaap geeft aan hoe hoog het water in de Waal mag komen voordat de Bommelaren natte voeten krijgen. Op de kade staat het tweede deel van het werk: een borstbeeld van de jongen, ook weer met uitgestrekte hand. Een leuke onderbreking van onze reis van Zeeland naar huis. 





V: 149.715 ; A: 149.981 
Fietskilometers: 32 
Temperatuur: oplopend tot 27 graden; zon, bewolking en een keer een paar spetters.