Ondanks het feit dat de Elzas (Alsace) dan “wettelijk” niet meer bestaat, gebruikt iedereen de naam. Ik dus ook maar. Het gebied is (samen met Lotharingen) een speelbal geweest in de handen van hertogen, koningen, keizers, presidenten, bisschoppen, kardinalen, pausen en andere lui met een “eerbiedwaardig” stempeltje. Het maakte tot circa 1600 onderdeel uit van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie. Cultureel was het gebied geheel geïntegreerd in het Duitse Rijngebied. De Franse invloed was marginaal: de taalgrens met het westen werd gevormd door de Vogezen. De Franse koningen probeerden na de Middeleeuwen de Duitse gebieden ten westen van de Rijn in hun bezit te krijgen en aldus de Rijn tot grensrivier te maken. Na 1600 begon dit streven vruchten af te werpen: zo werd Straatsburg bijvoorbeeld in 1648 Frans. Lotharingen werd pas in 1766 geannexeerd. Na de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) mocht Frankrijk Elzas-Lotharingen aan Duitsland afstaan (met uitzonderingen van het huidige departement 90 (Territoire de Belfort), na WO I werd het weer Frans. De vele burchten die uitkijken over de uitgestrekte wijnvelden geven aan dat de Elzas altijd een strategische positie heeft ingenomen bij de strijd om het grondgebied, ze getuigen van een roerig verleden. Opvallend is dat ondanks al dat strijdgewoel in de plaatsen die we bezocht hebben (o.a. Riquewihr en Colmar) zoveel oude huizen staan. Blijkbaar stonden de lopen van de kanonnen en tanks steeds een andere kant op gericht.
zaterdag 21 september: riquewihr en omgeving
Laat in de ochtend (de wasmachine moest eerst draaien) te voet naar Riquewihr en ja hoor: al die leuke oude plaatsjes liggen op een bult. Een stadje dat je moet bezoeken (en samen met ons doen dat gemiddeld zo’n twee miljoen anderen per jaar). Van oorsprong een middeleeuwse stad met twee stadsmuren en verschillende verdedigingsbolwerken. De verdedigingstoren de Dolder (1291) staat op een toegangspoort. Belgen zouden zeggen “de toren en de vakwerkhuizen zijn rijkelijk bebloemd”. Net als elders in de Elzas bevinden de wijnkelders zich hier binnen de muren van de versterkte stad. Op deze manier werden ze beschermd tegen vijandige aanvallen. In andere wijngebieden liggen de domeinen juist buiten de bebouwing. W had net gezegd “Dit stadje doet me denken aan Rothenburg ob der Tauber” toen we een filiaal van de grootste Duitse firma in kerstartikelen tegenkwamen: Kathe Wohlfahrt.
Veel volk op de been, dus anderhalf uur wachten op een toeristentreintje (eerst middagpauze en daarna de eerste rit “complet”) was niet echt een optie.
Terug naar de camping en na de verlate lunch de fiets gepakt om een fantastische tocht door de omgeving te maken, het merendeel tussen de wijnranken. De Vogezen vormen een perfecte beschutting tegen de gure weersinvloeden uit het westen. Dat is de voornaamste reden dat de Elzas bekend staat als een van de zonnigste wijnstreken van Frankrijk. Bijgaand kaartje laat de ligging van de wijngebieden zien ten opzichte van de Vogezen en de Rijn. 90 Procent van de druiven zijn wit, de Pinot Noir vond ik eigenlijk het mooist aan de struiken hangen (en eerlijk gezegd heb ik liever een rood dan een wit sapje). Met uitzondering van de mousserende Crémant moet alle wijn in de lange Flûte-d’Alsacefels gebotteld worden (wettelijk voorgeschreven). De flesjes die we zagen waren pittig geprijsd. Toch een dezer dagen maar eens naar de supermarkt. W kookte vandaag, nee niet de plaatselijke specialiteit choucroute, waarbij de aardappelen naast de zuurkool en het spek liggen, maar bracht een bezoekje aan de food-truck-van-de-dag met de mooie naam “Bella Rita”.
Zonnig, 25 graden.
zondag 22 september: fietsen naar colmar
Een paar drupjes van boven zorgden ervoor dat onze fietstocht naar Colmar, de hoofdstad van de Elzaswijn, pas tegen half twaalf kon beginnen. Eerst de jas en de trui aan, later mochten die uit. Een mooie fietstocht. Alleen mogen de Fransen wel eens een cursus “hoe-markeer-ik-een-route” volgen: daar waar bordjes stonden waren ze vaak volstrekt overbodig en op alle cruciale momenten ontbraken ze. Met een fietskaart, twee telefoons en een beetje gezond verstand kwamen we er uiteindelijk uit. De tocht ging weer grotendeels door de wijnvelden (af en toe afgewisseld door fruitbomen). Alleen de laatste vijf kilometer mochten we de Route Departementale volgen, niet zo’n gezellig weggetje met al die scheurende en toeterende Fransen.
Colmar werd gesticht in de 9e eeuw en stond toen bekend onder de naam Columbarium. Lange tijd Duits, een paar jaar Zweeds en in 1678 werden de Fransen de baas. Veel vakwerkhuizen, een stukje “Klein Venetië”, een overdekte markt, wat kerkenspul en veel, heel veel toeristen. “Het is net de kerstmarkt van de Intratuin in het groot” zei W en vatte daarmee perfect de stad samen. Na een paar uur door de stad gezworven te hebben (wel met de fiets, die soms aan de hand moest), had W nog graag van alles willen bekijken, maar vond ik het wel mooi geweest. Terug naar “huis”. Weer een mooie dag met 45 kilometer op de teller.
Eerst bewolkt, later zon, daarna weer bewolkt; temperatuur maximaal 24 graden. Later op de avond opnieuw regen.