noordpolderzijl

noordpolderzijl

woensdag 11 september 2019

dakloos – 3: camping vreehorst 

vrijdag 6 – woensdag 11 september: @ camping vreehorst winterswijk 



Een verplaatsing van 8 kilometer, van de buurtschap Kotten naar de grens van Woold en Miste. Camping de Vreehorst hebben we al eerder met een bezoek vereerd (oktober 2017, toen het “zonnestralen regende”). Voornaamste reden om nu deze plek op te zoeken werd gevormd door de aanwezigheid van een binnenzwembad. Of we gereserveerd hadden? Nee, natuurlijk niet. “Dan wordt het moeilijk”, was de ontnuchterende opmerking van de receptionist, maar dan in het dialect, want de leu proat hier plat, net als aan de andere kant van de grens, al schrijf je dat dan weer net iets anders. Nog één camperplekje vrij. Beetje klein, maar voor 15 € mag je gebruik maken van alle voorzieningen, dus we klagen niet. Oeps: tijdens de verplaatsing ging het lampje van het motormanagement weer eens branden, dus na de Lichtenvoordse kermis nog maar een keertje met de kerstboom naar de autoboer. 

Nadat de stekker in de stroompaal was gedrukt en de voorstoelen omgedraaid (veel meer hoeft er niet te gebeuren) op de fiets de Winterswijkse Molenroute afgewerkt. Via de bekende knooppunten allereerst naar de watermolen van Berenschot, mooi gelegen in de bossen in het Woold. Het rad draaide niet. W probeerde nog een cache te vangen, maar het werd een NF, een niet-gevonden dus. De foto is afkomstig van de Molendatabase, een website met interessante informatie over alle molens van Nederland. 



De tweede molen op onze route was de Meenkmolen in Miste, gebouwd in 1851 door “de Winterswijkse molenbouwer Maas; een achtkantige beltmolen, geheel met schaliën gedekt”. Informatie en foto wederom geleend van de Molendatabase. De caches die hier liggen kun je niet vinden met onze versie van het programma Geochaching, of je maar even wilt betalen voor een update. 




Toen een tijd alleen maar mooi landschap tot aan de Sevink Mõlle bij het Hilgelo. Mooi opgeknapt molentje (bouw 1866), nu het middelpunt van een recreatiecentrum aan een zandafgraving. Foto: Molendatabase. De verstopte cache konden we snel afvinken: weer een lachend geel gezichtje op onze landkaart. 



Molen de Bataaf (1801) stond er weer mooi bij. W had al eerder dit jaar samen met een vriendin de cache veiliggesteld, dus viel er weinig meer te zoeken. 



De laatste molen, Venemansmolen, hebben we vanuit de verte bewonderd. Deze korenmolen uit 1898 is grondig hersteld in de periode 1994 – 1997. Het plaatje is voor de verandering afkomstig van Wikipedia. 




Genoeg molentjes bekeken voor vandaag. Opvallende afwezig op de molenroute is de Oliemolen, ook bekend onder de naam “watermolen Den Helder”, voor het eerst genoemd in 1303 (Havesaet Pleckenpol). Winterswijkers noemen deze dubbelmolen (koren- en oliemolen) de Olliemölle. 



Zaterdag mochten we “vrij reizen” met de trein. Nu zijn onze bejaardenkaaartjes niet helemaal gratis, maar het voelt wel zo. Normaal gesproken tref je op deze website geen verslag aan van onze museumbezoekjes-met-de-trein, maar omdat het bezoek aan het Frans Halsmuseum in een camperreisje valt kun je deze keer meegenieten van wat Haarlem aan oude en nieuwe meesters te bieden heeft. Wel een lange treinzit, waarvan het boemeltje Winterswijk – Arnhem Centraal een groot deel uitmaakte. Het traject Winterswijk – Zevenaar werd in 1885 geopend als onderdeel van het net van lokaalspoorwegen in de Achterhoek en Twente, aangelegd door de GOLS (Gelderse en Overijsselsche Lokaalspoorweg Maatschappij). In 1892 werd het verbindingsspoor aangelegd met de Rhijnspoorweg, waardoor Arnhem bereikbaar werd. Aanvankelijk alleen bedoeld voor goederenvervoer, in 1918 kwamen daar passagiers bij. Verrassend dat ons GOLS-lijntje oorspronkelijk maar tot Zevenaar ging. En wat doe je dan gedurende de één-uur-en-zes-minuten die Arriva nodig heeft om van A naar B te komen en nadat W verzuchtte “We stoppen ook in elk gat”? Je gaat eens onderzoeken of er vroeger nog meer haltes waren (Henk Krosenbrink heeft het in zijn drieluik over de boerenfamilie Wullink over halte Miste en station Bredevoort) en dat levert verrassende dingen op, maar ik zal je een lijst met haltes en stations compleet met jaartallen (opening en/of sluiting) besparen. Het laatste stuk reden we over de oudste spoorlijn van Nederland, Amsterdam – Haarlem, geheel evenwijdig aan de Haarlemmer Trekvaart en geopend in 1839. 


En toen waren we toch echt in de hoofdstad van Noord-Holland, gelegen aan het riviertje de Spaarne. Haarlem is een mooi oud stadje met beschermd stadsgezicht. Volgens Wikipedia is een beschermd stadsgezicht “een samenhangende groep van objecten en gebouwen in een stad die van overheidswege beschermd wordt door de Nederlandse Monumentenwet”. Aanvulling: er is een subsidie aan gekoppeld. De afbeelding van het schilderij van Eduard Alexander Hilverink (uit 1889) met als titel “Sneeuwachtig zicht op de Smedestraat” geeft het Haarlemse sfeertje mooi weer. 

Opeens zaten we midden in het Monopolyspel, je weet wel die straatjes die je kunt kopen en er huizen en hotels op bouwen: Barteljorisstraat, Zijlweg en Houtstraat. Kwam er onlangs toevallig achter dat de straten en steden van de Nederlandse versie van het spel allemaal te maken hebben met de firma Perry (die van Perry Sport) die de eerste importeur van Monopoly was. De steden die op het bord voorkomen hadden in 1940 allemaal een filiaal van Perry Sport (met uitzondering van Ons Dorp met Dorpsstraat en Brink). In Haarlem was op Barteljorisstraat 20 een filiaal gevestigd, op Kleine Houtstraat 84 zat een rijwielhandelaar met de naam Perry. Voor Zijlweg kon ik geen verklaring vinden. 



Haarlem wordt al in de 10e eeuw genoemd en stond ook bekend onder de namen Harlemum en Harelem. De stad kreeg in 1245 stadsrechten. Mooi vind ik de kaart uit de Atlas van Loon uit 1646. 



Het was markt in Haarlem, dus het standbeeld van Laurens Janszoon Koster was niet te vinden. Moeten we toch nog een keertje terugkomen en alle andere gemiste highlights van de stad bekijken: ruïne van Bredero en het Teylermuseum bijvoorbeeld. Nu hadden we de handen vol aan het Frans Halsmuseum dat verdeeld is over twee locaties: Hal en Hof. In Hal was de tentoonstelling “Virtuoos! Israels tot Armando”, door W samengevat met “er was een hoop geklieder bij”. 






In Hof zijn de oude meesters uit de 16e en 17e eeuw verzameld. Wikipedia noemt dit deel van het museum “het museum van de Gouden Eeuw”. Het Hofgedeelte van het museum is gevestigd in het Oude Mannenhuis. Eén van de topstukken van de collectie is dan ook “Regentessen van het Oude Mannenhuis” (Frans Hals – 1664), een regenten/regentessenstuk. Op zo’n schilderij zijn de bestuurders van een liefdadigheidsinstelling afgebeeld. Dit type groepsportret hing doorgaans in de bestuurderskamer waar de regenten bijeen kwamen om te vergaderen. Aangezien regenten maar een paar jaar zitting hadden was het schilderen van dit soort doeken een goudmijntje voor de schilders, om de paar jaar mocht weer een stuk linnen van nieuwe koppen worden voorzien. Op dit werk van Hals zijn vier regentessen en een “binnenmoeder” te zien. De binnenmoeder was belast met de dagelijkse gang van zaken in de instelling. Wat een stelletje meedogenloze oude wijven met verbeten monden en stijve kapsels zijn door onze Frans gepenseeld. Dan ziet onderstaande binnenmoeder er veel vriendelijker uit!




Gemiddeld wordt naar een schilderij in een museum 9 seconden gekeken, hier had ik langer nodig om te bepalen dat het doek te groot was om tegen de muur in onze woonkamer te plaatsen, laat staan om in het busje op te hangen.

Zondag stond in het teken van het Lichtenvoordse bloemencorso. W mocht met haar moeder de optocht bewonderen, ikzelf mocht in de aan de optocht voorafgaande reclamekaravaan de electrocar van Lichtenvoorde promoten. Foto('s) van de winnende corsowagen (en van de bouwwerken aan het eind van dit verhaal) is/zijn afkomstig van de website van Stichting Lichtenvoords Bloemencorso. 





We hebben niet zo veel tijd doorgebracht op Camping de Vreehorst: maandag mocht er weer gefietst worden (en ’s middags een bezoekje gebracht aan de gebroken voet van vaste lezeres L te D) en op dinsdag mochten we kleinkinderen opvangen/oppassen in ons huis-dat-een-tijdje-niet-meer-van-ons is. Nog twee dagen wat verplichtingen, kunnen we vrijdag “echt” op reis.