“En als jullie dan toch in het westen zijn, kun je na afloop
van Sail ook wel even oppassen”. Het leven van gepensioneerde camperaars is
afwisselend. Dus na Sail Den Helder, waar we op ons overnachtingsterrein op de
scheepswerf zaterdag toch de gemeenschappelijke barbecue maar hebben geskipt (want
het is geen feest als Imca niet is geweest). Op zondagmorgen de afscheidskoffie
wel opgeslobberd en na de dank-je-welletjes de neus van de Puzzel naar het
zuiden gericht.
Een groot gedeelte van onze reis van Den Helder naar Delft
ging over de voormalige jaagpaden van het Noordhollands Kanaal (wordt gerekend
tot de Nederlandse “missertjes”, omdat het eigenlijk maar zo’n 50 jaar dienst
heeft gedaan. Hierover later meer). Tot eind 1824 moesten zeeschepen van en naar
Amsterdam over de vaak woelige en op veel plaatsen ondiepe Zuiderzee. Met name
de ondiepte bij Pampus zorgde voor grote problemen, omdat het de doorgang naar
het IJ blokkeerde. Men haalde wel allerlei trucjes uit de toverdoos, zoals het
lichteren van schepen (een deel van de lading overslaan in kleinere schepen,
zodat het schip minder diepgang krijgt) en het gebruik van scheepskamelen
(drijvers die aan een schip worden verbonden, waardoor het schip minder diep in
het water ligt). De ultieme oplossing van dit probleem zou zijn het graven van
een rechtstreekse verbinding van Amsterdam naar de Noordzee, maar in 1820
durfde men dat (nog) niet aan en ook technisch was het niet haalbaar. Koning
Willem I was dol op kanaaltjes (laat google maar eens los op de zoekterm “willemsvaart”)
en besloot tot de aanleg van het Groote Noordhollands Kanaal. Amsterdam wilde
eerst niet betalen, maar toen men overeenstemming bereikte over de bevaarbaarheid
van het watertje door zeeschepen kon in 1819 letterlijk de spade in de grond.
In feite ontstond het kanaal door het met elkaar verbinden van een aantal
boezemwateren, die overigens wel verbreed en uitgediept moesten worden. Vijf
jaar en elf miljoen gulden later was het destijds breedste en diepste kanaal
ter wereld klaar en was Amsterdam via 80 kilometer kanaal verbonden met Den
Helder. De kaart boven deze alinea is "westgeörienteerd", doet misschien een beetje vreemd aan voor moderne noordgeoriënteerden.
Als je Noordhollands Kanaal zegt, denkt een watergek
onmiddellijk aan vlotbruggen (een soort pontonbrug, waarvan het drijvende
gedeelte weggetrokken kan worden). De vlotbruggen zijn toegepast, omdat het in
de tijd van de aanleg van het kanaal nog niet mogelijk was bruggen te bouwen
met een grote overspanning. Na de opening van het kanaal in 1824 bloeide Den
Helder op: economisch ging het voor de wind. Overigens was wind niet bruikbaar
op het kanaal: schepen konden er niet zeilen en moesten worden voortgetrokken
door paarden over de jaagpaden die langs het kanaal liepen. Daarvoor was een
jaagdienst opgezet. Kleine schepen werden ook door mensen gejaagd: het huren
van één paard kostte 80 cent per uur en de tocht Amsterdam – Den Helder duurde
14 tot 15 uur. De grootste schepen hadden tot 24 paarden nodig om vooruit te
komen. Ik kon niet goed stoppen bij een vlotbruggetje, met dank dus aan Wikipedia die het ongetwijfeld niet erg vindt dat ik een fotootje leen. Het was echter maar tijdelijk: in 1876 werd het Noordzee kanaal geopend. De verbinding Amsterdam - IJmuiden was een stuk sneller en comfortabeler.Toch een keertje terug naar dit gebied: er valt nog zoveel
te zien.
Schoonzoon M werd veertig en trakteerde zijn vrienden op een
etentje aan zee. Opa en oma werden getrakteerd op een oppasmiddag en –avond,
ook een feest! Na een kop koffie en een taartje in de stad met de jarige en
onze dochter, konden we kleinzoon Q “loslaten” in Delft, waar van alles te doen
was. Straattheater is niet zo interessant als je bijna vijf bent. Een hamer,
stukken afvalhout en rechte spijkers (en een oma die helpt) nodigen uit om een
vlag te knutselen. Als opa dan later nog laat zien dat ducttape ook gebruikt
kan worden om wiebelige vlagconstructies te verstevigen en een camper in een
regenbui uitermate geschikt is om rood-wit-blauw aan te brengen is de middag zo
voorbij. Overigens: we stonden op Delftse Hout tegen Acsi-tarief. Een kind maak
je blij met pasta (schuifvoer noemen we dat, maar dit terzijde) en een lekker
toetje. Op tijd naar bed, want morgen weer naar school (Q wel te verstaan).
Maandagmorgen 175 kilometer terug naar ons vaste huis. Het
was een zeer verrassend en erg leuk (lang) weekend. Doen we vaker!