noordpolderzijl

noordpolderzijl

vrijdag 5 mei 2017

eventjes even over de grens 4

vrijdag 5 mei: @ Issum

Kreeg een mailtje van H waarom de titel van de laatste verhalen niet luidt “even de grens over”. Had gekund: als je even twee dagen de grens over gaat ga je “even de grens over”, ga je maar een paar kilometer over de grens dan ga je “even over de grens”. Kwestie van perceptie of zo. Misschien is de titel “eventjes even over de grens” beter? Doen we dat toch!
Een late start vandaag, zat dan wel om half acht aan de koffie, maar wederhelft had een goed boek in een warm bed, zodat pas om een uur of tien een boterhammetje op tafel stond. Beetje frisjes buiten, dus het grote fietsavontuur nog even uitgesteld en knusjes op het tablet naar een herhaling van “we zijn er bijna” gekeken via uitzending-gemist, een aflevering uit 2012 over onder meer Burgos en Salamanca. Heerlijk dat “weet je nog wel en op die hoek stond ….”-gevoel. Het wifisignaal van de camperplaats is te zwak om te streamen, maar de Iphone van W levert een stabiel signaal, zodat het beeld niet ging “stotteren”. T-Mobile heeft “onbeperkt internet in de EU” inmiddels al weer uit haar programma gehaald, de bestaande klanten schijnen hun abonnement te mogen uitzingen. We maken er dankbaar gebruik van.

Tegen de noen toch maar de rossen bestegen en de gele koolzaadvelden in. Doel van vandaag: de plaats Kamp-Lintfort, in den beginne twee afzonderlijke kernen: Kamp, bekend van het klooster en Lintfort, van oorsprong een mijnwerkersstadje. Het gebied was overigens al bewoond in 3000 vC, de grafheuvelbouwers deden het een paar duizend jaar later nog eens dunnetjes over en rond het begin van onze jaartelling huppelden de Romeinen aan de linker kant van de Rijn en staken alleen het water over om handel te drijven met de op de rechteroever wonende "wilde" Germaanse volken.

In Kamp werd in 1123 door de Cisterciënzers (afkomstig uit Frankrijk) een klooster gesticht boven op een heuvel. Al snel was de abdij van Kamp het midden van een compleet “kloosterweb”: filialen schoten als paddenstoelen uit de grond. Het ging echt lekker tot de Reformatie. In 1578 besloten de enkele overgebleven kloosterlingen het bultje te verlaten en een paar jaar later maakte Graaf Adolf van Neuenahr und Moers de vervallen gebouwen met de grond gelijk. Slechts een paar stulpjes bleven gespaard, waaronder de Poortkapel. Rond 1700 begon men weer steentjes te stapelen, maar 100 jaar later vond Nappie dat het maar afgelopen moest zijn en werd het klooster te gelde gemaakt. Pas in 1954 kwam er weer leven in de brouwerij: nu waren het Karmelieten die van Klooster Kamp weer iets moois probeerden te maken. Ze hadden echter één ding vergeten: zonder seks géén kinderen en wanneer er geen jonge knullen meer in de orde willen intreden is het in 2002 einde oefening in verband met “Nachwuchsmangel” (mooi woord, gehaald uit een foldertje). Een clubje gelovigen vond dat dit niet het einde van het klooster mocht betekenen en een stichting zorgt er nu voor dat al het moois blijft bewaard tot in het einde der tijden.
De hellingen van de heuvels vóór het klooster werden in de eerste eeuwen gebruikt om druiven te verbouwen. Rond 1700 werd de heuvel veranderd in een terrassentuin, die later (toen gronden en opstallen in de verkoop waren gegaan) gebruikt werd om er groente en fruit te verbouwen voor een plaatselijk hotel. In 1987 werd de schop stevig ter hand genomen en werd de barokke tuin in al zijn glorie hersteld. Tegenwoordig is het een toeristische trekpleister en een gewild oord om trouwfoto’s te maken (we troffen in een uurtje vier bruidsparen aan, opvallend was wel dat drie bruidjes hoogzwanger waren; motto eerst keuren dan pas kopen?).



Lintfort is groot geworden dankzij de mijnbouw. Tot een aantal jaren geleden werd in dit gebied steenkool uit de grond gehaald. De kompels en hun familie moesten dicht bij de mijnen worden ondergebracht en dat betekende voor Lintfort een behoorlijke groei van de bevolking aan het begin van de 20e eeuw. Van de ex-mijnen hebben we niets gezien, alleen iets van de gevolgen van de mijnbouw. Het graven van gaatjes heeft ervoor gezorgd dat de ondergrondse waterhuishouding een beetje van slag is en dat moet worden gereguleerd. Gisteren kwamen we al spontaan waterlozende buizen tegen, vandaag hebben we de “fonteintjes” van de Altfeldgraben bewonderd.
 
 
 
 

Over water gesproken: laten we het eens hebben over de Fossa Eugeniana, het hoofdpijndossier van de Spanjaarden aan het eind van de 80-jarige oorlog: zo’n grootschalig infrastructureel project waarvan je van tevoren alleen maar kunt hopen dat het wat wordt (dus eigenlijk te vergelijken met de Betuwelijn, het HSL-traject, de Noordzuidlijn en niet te vergeten de vlinderbrug over de N18 in Lichtenvoorde). De Spanjaarden en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hadden al jaren ruzie. In 1626 komen de Spanjaarden op het lumineuze idee om een kanaal te graven tussen Venlo (aan de Maas) en Rheinberg (aan de Rijn). De Republiek had een zeer lucratieve Rijn- en Maashandel via de havens van Amsterdam en Rotterdam. De Spanjolen hadden dan wel Antwerpen in hun bezit, maar die haven aan de Schelde kwijnde weg. Door het graven van het kanaal zou de Maas- en Rijnhandel omgeleid kunnen worden naar Antwerpen. Kwestie van Hollanders-pesten dus. Bovendien zou het kanaal dienen als verdedigingswal. Daarom zouden op regelmatige afstanden in totaal 24 schansen met bastions gebouwd worden.
De bouw begon voortvarend, maar al snel ondervonden de Spanjaarden technische problemen (drassige grond, meer stuwen en sluizen dan begroot) en daarnaast werden de kanaalwerkers regelmatig overvallen door Nederlandse troepen. Een financiële tegenvaller kwam er nog overheen: Piet Hein verzamelde de Spaanse Matten (er gingen 8 Realen in één Mat) en pikte verdorie ook nog de appeltjes van oranje mee: zijn naam is klein, maar zijn daden benne groot (of zoiets). Kortom: de zwoegers aan het kanaal konden niet meer worden betaald en leden honger; de aanleg werd in 1629 voorlopig gestaakt. Toen tenslotte beide uiteinden van het 50 kilometer lange kanaal (Venlo en Rheinberg) door de Nederlanders veroverd werden was de lol voor Flippie (ook bekend als Philips II) er snel af. Het kanaal, Fossa Eugeniana, genoemd naar de dochter van Flip, kon bijgeschreven worden op de lijst domme bouwwerkblunders. Eén voordeel: er is een fietstocht naar de Fossa genoemd. Inmiddels zijn trouwens grote delen van het kanaal drooggelegd (of drooggevallen), zoals dit stukje bij Lintfort:
 
Ons gezellige uitje naar Duitsland hebben we afgesloten met een uurtje vorkje-prikken. Een buurtcafé serveerde een voortreffelijke pizza (met o.a. Parmezaanse kaas, Parmaham en rucola) voor mij, weggespoeld met een (bijna plaatselijke) Diebels Alt en voor W een Flammkuchen met een Chardonnaytje. Je geeft na afloop met plezier fooi.

Het was weer leuk; morgen terug naar de werkelijkheid en volgende week een midweekje zeilen. Wat zijn we weer druk!



 
 


Moeten we nu bidden voor dat zielige plantje? Of moet het zijn "bete für uns"? Anna moet wel weten wat ze nu moet doen!