noordpolderzijl

noordpolderzijl

zondag 22 mei 2022

even naar delft – 1

Ben bang dat het een lang verhaal wordt deze keer: een verslag van een paar dagen campervreugd en daarnaast veel post te behandelen. Daarom maar in twee delen geknipt.

E te Z vroeg zich af wat ik bedoelde met “het Fabriek”, een term die ik in mijn vorige blog noemde. Ooit, lieve E te Z, werkte ik, en wel op een school (ja daar wordt ook gewerkt en hoe!). Ik had er een collega, noem hem maar H te W, die het altijd over “het Fabriek” had als hij de school bedoelde. Werk – dus ook vrijwilligerswerk – associeer ik sinds die tijd met de term “het Fabriek”.

Een tweede berichtje had betrekking op het woord “gradenstok”. Mijn Belgische buurman gebruikte dat als synoniem van thermometer. Zeilmaatje D te B appte me dat die Belg wel helemaal van de pot gerukt moest zijn: een gradenstok heeft niks te maken met een thermometer maar was een instrument die gebruikt werd bij het navigeren op zee. Hij raadde me aan de scriptie “Allen die willen naer Island varen” te lezen, een interessant verhaal over de Noord-Franse en Vlaamse IJslandvaart in de 18de eeuw. Hij deed er ook nog een link bij zodat ik op internet het hele verhaal kon lezen: https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/314/212/RUG01-001314212_2010_0001_AC.pdf. Het verhaal staat al op mijn harde schijf en ik zal straks de informatie over de gradenstok verder uitdiepen hier. Fijn dat ik nog kritische en meedenkende lezers heb.

donderdag 19 mei: @ home

Mooi dat wakker worden in Bentelo: opvallend was dat de merels nog meer tekeer gingen toen ik mijn gehoorapparaten in had en ik hoorde warempel een verdwaalde specht roffelen. In het Achterhoeks hebben we het niet over een merel maar over een geteling (meervoud getelings). Een paar kilometer verder (in Twente) heet het vogeltje ineens gietelink en op sommige delen van de Veluwe “zwarte liester”. Je mag het beest natuurlijk ook “blackbirdnoemen en dan het liedje van de Beatles meezingen. We kennen in de Achterhoek schitterende namen voor vogels: wat vind je van markolver (vlaamse gaai) of kiefte (kievit). Die laatste vogel doet me ook weer denken aan een liedje, deze keer “Beernd van Kuperi-j” van Boh Foi Toch. Afspelen? https://www.youtube.com/watch?v=kfv2xmzF1ZQ.

Ik geef twee coupletten weer:

In 't veurjaor gao'w dan langs den es
Wi-j loopt daor samen hand in hand
En bi-j de bekke in 't grös
Vlög onze liefde
in de brand

De kalver stoeft haost deur den draod
De kieften reert hoog an de loch
Ik wette met mi-j zelf gin raod
Ik heb zolang hiernao ezocht
Ik kriege van ow jo neet genog, nee nooit genog



Andere beesten waren er ook: muggen.
Muggen: in de laatste twaalf maanden heb ik me vier keer lek laten prikken door de GGD, je weet wel twee keer een Covidvaccinatie, een booster en tenslotte nog een herhaalprik. Op dit ogenblik hebben de muggen dat prikwerk overgenomen. Wordt de hoogste tijd dat we bij het Kruidvat weer eens zo’n wonderbus gaan kopen. Moest dus naar huis in verband met het feestje van “het Fabriek”. Niet helemaal uitgezeten dat feestje: schijn toch een beetje ernstige gehoorproblemen te hebben want kon niet tegen het kabaal (proberen te converseren terwijl een aantal muzikanten proberen boven het kabaal uit te komen). Het taartje en de koffie waren lekker en dat biertje smaakte naar meer, maar dat zat er voor mij niet meer in. Zal best een gezellig feestje geweest zijn, al waren de speeches aan de magere (maar gelukkig korte) kant.

vrijdag 20 mei: @ delft

Een weekend (deels) doorbrengen in de schoot van de familie. W is er al wat langer. Uitgangspositie is onze huiscamping “Abtswoudse Hoeve”. Vertrok met schitterend weer uit de Achterhoek (zeg maar 23 graden) en kwam twee uur later met kutweer in Delft aan (hoosbuien en de temperatuur was teruggelopen naar een graad of 15). “Het kan verkeren” zei de boer en kuste de kont van het varken. Weet niet helemaal of dat zo door Bredero geschreven is, maar het zou maar zo kunnen, want de lijfspreuk ‘Het kan verkeren’ slaat op de wisselvalligheden van het leven. Luifel uit: houdt niet alleen de zon tegen maar ook de regen en wat binnenfrutselwerk tot W geen dienst meer had bij de oppascentrale. 

Huttenweer de rest van de dag: de regen werd minder en hield tegen vijf uur op, maar de temperatuur bleef laag, zodat het gewoon “frisjes” was. Vind zo’n dag nooit zo erg: genoeg te lezen, bijvoorbeeld “Allen die willen naer Island varen”. V: 177.801; A: 177.991. Inderdaad wat meer kilometers dan normaal: de A12 was erg druk, dus de A15 genomen. Schiet je eigenlijk nog niet veel mee op al beginnen de files dan wat later (bij Rotterdam). De zon ging vandaag weer zinloos onder (21:38) want morgen moet ze toch weer op om 05:40 (gegevens Delft). Met dank aan Herman Finkers.

Even terugkomen op het begrip “gradenstok”. Op advies van zeilmaat D te B heb ik me door “Allen die willen naer Island varen” geworsteld. Voor een deel droge kost, want veel cijfermateriaal. Het begon eigenlijk pas interessant te worden bij hoofdstuk 5 “Het IJslandvissen: een risicovolle onderneming”. Had toen al wel 130 bladzijden met prijzen van kabeljauw, aantallen scheepsbewegingen, samenstelling van de beloning van de vissers en aantallen schepen met averij achter de kiezen. Hoofdstuk 5 behandelt onder meer de navigatiemiddelen, die het navigeren op zicht” ondersteunden. Een ‘coers regte naer Island’ bestond niet, daarvoor lagen er teveel obstakels als zandbanken, rotsen, kliffen en ondiepten in de weg. Noot voor de lezer: vanaf hier wordt het een beetje technisch en het verhaal heeft niks met camperen en al helemaal niets met onze avonturen te maken, maar het gaat over de “gradenstok” die helemaal geen thermometer blijkt te zijn. Dus niet geïnteresseerd? Ga naar het volgende verhaal!

Al vanaf de late 15de eeuw baseerde men zich voor de breedteligging op de zon, de Poolster of de maan. Uit hoofdstuk 5 van het genoemde boek Een voortdurende perfectionering van deze techniek door de eeuwen heen, zorgde ervoor dat bij aanvang van de 18de eeuw al vrij secure hulpmiddelen ontwikkeld waren om de breedteligging te bepalen. Afhankelijk van de hoek waaronder men het hemellichaam schoot, werd zo de positie van het schip ten opzichte van de evenaar bepaald. Een eerste hoekmeetinstrument dat tijdens de 18de eeuw toeliet de breedteligging te bepalen, was de Jacobsstaf of ‘gradenstok’. Dit was een ongeveer negentig centimeter lange en anderhalve centimeter dikke vierkante stok, met op een van de zijden een graadverdeling van 0 tot 90. Een platte houten schuif kon door middel van een vierkant gat in het midden over de stok geschoven worden. De stuurman plaatste het ene uiteinde van de stok tegen het oog en richtte de andere kant naar het hemellichaam. In die stand bewoog hij de schuif heen en weer tot de horizon langs de onderkant en het hemellichaam aan de bovenkant zichtbaar was. Op de graadverdeling las hij ter hoogte van de schuif de hoogte af, die na omrekening aan de hand van een declinatietabel de breedte opleverde. Een bron van onnauwkeurigheid bij het gebruik van de graadstok was het ‘blinken’, het tegelijkertijd langs boven- en onderzijde van de schuif kijken. Daarenboven moest de waarnemer bij het ‘schieten’ van de zon het felle licht trotseren. Dit kon worden vermeden door aan het bovenste uiteinde van de schuif een gekleurd glaasje te bevestigen als zonnefilter, een toepassing die reeds in 1574 ingang vond. In de zeventiende eeuw zou de gradenstok onder invloed van de Nederlanders een aantal verbeteringen ondergaan, waardoor het instrument nauwkeuriger werd. De graadverdeling werd verfijnd en uitgebreid tot de vier zijden van de stok, elk met een bijbehorende schuif. Ook werden er tal van hulpstukken uitgevonden die het mogelijk maakten het hemellichaam te vatten met de rug er naartoe gekeerd. Nog vóór al deze verbeteringen werden doorgevoerd, had in 1595 het Daviskwadrant – genoemd naar John David, een Engels zeevaarder – het levenslicht gezien. Dit instrument werkte een aantal gebreken van de graadstok weg. Het voornaamste pluspunt was dat het met de rug naar de zon gebruikt kon worden – de Engelsen spraken bijgevolg van ‘back-staff’. Het kwadrant was een navigatie-instrument in de vorm van een van hout of brons gemaakte kwart van een cirkel. Het instrument werd met één rechthoekszijde naar het hemellichaam gericht, waarbij een schietlood de gemeten hoek weergaf. Door middel van een gradenboog en bijhorende declinatietabellen kon zo op basis van de zonshoogte de exacte positie van het schip worden bepaald. Hoewel het instrument in de tweede helft van de 17de eeuw door de Nederlanders geperfectioneerd werd, bleef het voor de stuurmanskunst een aantal beperkingen hebben. In de eerste plaats kon het kwadrant – net zoals de graadstok trouwens – niet onder alle weersomstandigheden gebruikt worden. Vooral bij een gesloten wolkendek was het niet mogelijk de positie van de zon te bepalen. Vooral wanneer dit dagen aaneen het geval was, konden schip en bemanning sterk afwijken van de gunstige koers. Een bijkomend probleem, dat enkel van toepassing was op het kwadrant, was dat bij zwaar weer op zee, het instrument minder geschikt was voor hoekmetingen, omdat de slingeringen van het schip ook het schietlood in beweging brachten." De afbeelding in deze alinea geeft een Davidskwadrant weer.