“Komen jullie vaak op dezelfde plaats?“ was de vraag van regelmatige lezer D te W. Hij doelde op de foto’s van de watermolen in Oele. Jazeker, regelmatige lezer D te W, vaak komen we op dezelfde plekken uit maar meestal via een andere route. Om me te beperken tot de Oldemeule, ook bekend als de Oeler watermolen: ik vond in de archieven een foto van W uit juni 2017. Ze had een leuk regenjasje aan en mijn schoonheid was toen ook al egaal grijs. Ik noteerde toen het volgende “Een derde toppertje: de Oldemeule in de Oelerbeek. Oorspronkelijke datering 1334, het huidige molengebouw stamt uit 1690. Een gevelsteen herinnert aan de bouwactiviteiten. Het ziet er tip-top uit na een restauratie die zo’n 40 jaar geleden plaatsvond.“ Had toen nog kunnen vermelden dat het complex oorspronkelijk uit twee molens bestond, namelijk een korenmolen aan de rechteroever en een oliemolen aan de linkerkant; de oliemolen verdween rond 1900, maar schijnbaar was ik in 2017 niet zo lang van stof. Maak je een fiets- of wandeltocht door de omgeving (bijvoorbeeld het Rondje Oele) dan kom je ongetwijfeld langs de Oelerbeek, midden in het schilderachtige landschap van Oele: met beuken, eiken, weilanden en meertjes en de watermolen als trots middelpunt.
En nu we het toch over Oele hebben, het mooiste stukje is het Oelerschoolpad, een oud pad dat schoolkinderen van de buurtschap Oele vroeger gebruikten. Het maakt tegenwoordig deel uit van verschillende wandel- en fietsroutes. In een vroeger blog heb ik een paar foto’s geplaatst, één van die plaatjes zal ik hier opnieuw weergeven.
L te D vroeg me of we nog wat gemerkt hadden van vluchtelingen die worden opgevangen in Hotel Bad Boekelo. Volgens mij is dat inmiddels achterhaald nieuws, tenminste kon er niks meer over vinden in de kranten van de afgelopen weken. Wel een artikel in de Tubantia uit maart van dit jaar met als kop “Bad Boekelo al veel langer onderkomen voor gezinnen van vluchtelingen, opvang per direct stopgezet“. Korte strekking: geen nieuwe vluchtelingen meer. Wie nu nog in hotel Bad Boekelo wordt opgevangen kan blijven, maar daarna is het afgelopen. De gemeente Enschede is overvallen door de langdurige opvang van vluchtelingen die in Boekelo wachten op gezinshereniging en stelt paal en perk aan de instroom. Het blijkt dat al sinds mei vorig jaar er vluchtelingen met een verblijfsstatus opgevangen worden in Hotel Resort Bad Boekelo. Het gaat om vier grote gezinnen. Er was geen plek voor hen op de opvanglocatie voor gezinshereniging in Zevenaar.
dinsdag 29 juli: @ bentelo, later @ kötteldiek
Onze laatste dag in Bentelo. Nog even een eind fietsen en dan naar de Kötteldiek, waar nog een paar verplichtingen op ons wachten. Donderdag kunnen we een iets groter rondje maken. Drie weken geleden heb ik een poging ondernomen om met de kleine vouwfiets de zesdastelenroute rond Diepenheim te volgen. Kwam op een bepaald moment met een lege accu te staan en neem van mij aan dat dat vervelend fietsen is. Het hele verhaal kun je hier (her)lezen. Vandaag doen we opnieuw een poging: W op de vouwfiets (scheelt een paar kilo) en ik op de Trek. Route ietsjes aangepast en natuurlijk op het eind totaal anders: een paar weken geleden moest ik via de kortste weg terug. Het begin van de route is ongeveer hetzelfde als die van drie weken geleden, dus ik kan me beperken tot het bespreken van de kastelen/landhuizen/havezaten die ik vorige keer niet bewonderd heb, namelijk Weldam en Wegdam.
Heb me altijd afgevraagd waarom zo’n klein stadje als Diepenheim een relatief groot aantal kastelen en buitenplaatsen heeft. Als je je een beetje in de materie gaat verdiepen vind je dat de reden hiervoor ligt in een combinatie van historische, geografische en sociale factoren: allereerst kom je tot de ontdekking dat Diepenheim in een gebied ligt dat in de middeleeuwen al aantrekkelijk was voor adel en rijke families vanwege de vruchtbare grond, strategische ligging en rustige omgeving. In die tijd was het gebruikelijk dat rijke families buitenplaatsen of havezaten (versterkte huizen) bouwden op het platteland. In deze regio moesten edelen een zogenoemde havezate bezitten om toegang te krijgen tot de Ridderschap, en daarmee tot het bestuur van de provincie. Een havezate was een soort kasteel of versterkt huis op het platteland. Adellijke families bouwden hier hun kastelen en landgoederen, en gaven die van generatie op generatie door. Door het rustige en veilige karakter van het gebied bleven veel van deze kastelen goed bewaard.
Als je aan ChatGPT vraagt naar het verschil tussen een kasteel en een havezate krijg je als antwoord dat dat vooral ligt in functie, status en bouwkundige kenmerken, hoewel er soms overlap is. Kort samengevat: een kasteel is vooral militair van aard en is goed te verdedigen; bij een havezate ligt de nadruk minder op de verdediging, er is sprake van een adellijk landhuis met politieke status.
Vorige keer kon ik Warmelo niet goed op de foto krijgen omdat men een of andere fair aan het opzetten was: vrachtauto’s en stapels hekken verstopten het kasteel. Vandaag kon dat goedgemaakt worden. Hiernaast de poging van vandaag, hierboven een afbeelding uit 1890.
Na een kleine 26 kilometer konden we de wielen laten stoppen bij kasteel Weldam. Het is één van de grotere landgoederen van Oost- Nederland. Het eeuwenoude landgoed, met het kasteel en tuinen als middelpunt, bestaat uit bossen, akkers, weilanden, beken, karakteristieke lanen, monumentale huizen en boerderijen. Aan de luiken, geschilderd in de kleuren zwart en geel kan men herkennen dat men te maken heeft met een gebouw van het landgoed. De oorsprong moet gezocht worden rond 1380 toen ene Wolter van Weldamme van de Bisschop van Utrecht een lapje grond te leen kreeg dat werd omschreven als “den Weldam vor des Stichts leen – gheleghen in den kerspel van Gore”. Onze Wolter kon echter niet zo goed met geld omgaan want negen jaar later stak hij zich in de schulden bij zijn schoonzoon en gaf huis Weldam als onderpand. Het bewijs daarvan (een zogenaamd charter) bevindt zich nog steeds in het huisarchief (zie afbeelding). We maken even een heel grote sprong: in 1879 werd het huis geheel verbouwd en werden de tuinen opnieuw aangelegd en aan de achterzijde van het kasteel verrezen een vierkante en een achtkantige toren.
En dan hebben we alleen nog Wegdam over, maar een paar kilometer verder. Bijna net zo oud als Weldam: het wordt voor het eerst genoemd in 1400, al was het toen nog een gewone boerderij. Pas een eeuw later werd er door de familie van Coevorden iets “adellijks“ gebouwd. Uiteraard werd het een paar keer goed vertimmerd. In de tweede helft van de negentiende eeuw is het verkocht en van af dat moment valt het onder Weldam. Aan de foto's zie je dat het gaandeweg onze tocht onbewolkter werd.
Na 36 kilometer draaiden we de Bentelose Esch weer op, konden we een hapje eten, de boel opruimen, afwassen, lozen en vervolgens via de bekende weg terug. Even twee nachten aan de Kötteldiek slapen en dan een dag of twaalf met de bus naar “bestemming we zien wel“. Je hoort van ons.