Het begint ’s morgens en ’s avonds zodanig frisjes te worden dat de kachel aan moet. Geen punt: daar is zo’n ding voor en we draaien nog steeds op onze eerste bus gas (die nog ruim half vol was toen we aan onze reis begonnen). De A20 vanaf Limoges naar het noorden tot aan Chateauroux schiet lekker op: kilometers vreten dus, ook al is de weg niet zo interessant. W. bleef maar bladeren in het Michelinboek, in de grote Trotter (met allerlei toeristische dingen in Frankrijk) en raadpleegde allerlei routekaarten. Toen we bij de grote gele M mijn geliefde N151 opdraaiden om via Issoudin en St. Florent sur Cher richting Bourges gingen kwam het hoge woord eruit en sprak ze de gedenkwaardige woorden “zullen we eens wat van onze lijstjes gaan afstrepen?”. Op één van die lijstjes staat al jaren “Chantier Médieval de Guédelon”, iets buiten onze hoofdroute van la Charité sur Loire naar Auxerre. Dus achter la Charité (lekker rustig, weinig verkeer omdat de Fransen de brug over de Loire voor voertuigen hoger dan 3 meter hebben afgesloten) linksaf de binnenlanden in door een lieflijk landschap naar een van de vele Saint Sauveurs die Frankrijk kent. Parc des Joumiers (aan een leuk meertje) werd onze overnachtingsplaats, verlaten op een aantal vissers, een vrouwtje-alleen-in-een-caddy en een paar laatkomende campers na. Voor € 14,00 ACSI-tarief waren we de man, 100 meter lopen naar rechts en je was bij het sanitairblok en 100 meter de andere kant op leverde een gratis wifi-signaal op. Het rondje meer was wel wat langer, maar net zo gratis.
Nog vergeten te vertellen dat we deze week de bestekbak
hebben uitgebreid met dessertlepeltjes voorzien van een jacobsschelpmotief;
geen duurkoop uit een souvenirwinkel, maar 3 voor € 1,50 gekocht bij een
HyperU.
V: 80.767; A: 81.076zondag 09 oktober: @ Lac de Der
De bakker had vakantie; zou ik ook nemen als er geen droog brood te verdienen valt met die enkeling op de camping. Op naar de kraanvogeltjes, maar eerst een kasteeltje bekijken.
Guédelon is niet zo maar een kasteeltje, sterker nog: het is nog steeds geen volwaardig kasteel. Een foldertje omschrijft het in sappig uit het Frans vertaald Nederlands als volgt: “We bouwen een 13e eeuwse burcht. Steenhouwers, metselaars, houthakkers, timmermannen, smeden, dakpannenbakkers, menners en touwslagers veredelen grondstoffen in bouwmaterialen en onthullen de geheimen uit de middeleeuwen”. Even in gewoon Nederlands: sinds 1998 is men bezig om een kasteel te bouwen zoals dat gebeurde in de eerste helft van de dertiende eeuw – met de handen dus en met gereedschappen uit die tijd. Op het terrein zijn alle grondstoffen aanwezig die noodzakelijk zijn voor het bouwen van een burcht: stenen, hout, zand, klei en water. Er werken ongeveer 35 personen in dienstverband aan de burcht, de rest van de bouwers zijn vrijwilligers en mensen in opleiding. De verwachting is dat het geheel in 2025 klaar is. Overigens kent Frankrijk ook een soort arbo-wet: de middeleeuwse kleding wordt aangevuld met moderne veiligheidsschoenen en helmen, maar dat kon de pret niet drukken. Heel interessant allemaal, iedereen was aan het werk – ook al was het zondag.
Na het bezoek aan de burcht volgden we Ome Tom, die deze keer een leuke Auxerre-vermijdende route voor ons in petto had. Onze relatie met deze versie van Ome Tom is overigens vrij gestoord: het mannetje heeft de neiging elk bospad en karrespoor te nemen dat de “snelste weg” met meer dan 30 seconden bekort. De consequentie is wel dat je dan een weg mag volgen waar je amper met een speelgoedautootje op kunt – laat staan met een camper van 2,20 breed en ruim 6 meter lang. Overigens 50 kilometer omrijden om 1 minuut tijdwinst te behalen is ook één van zijn favorieten. We trekken de stekker er regelmatig uit wanneer weer “Keer om! Keer om! Probeer om te draaien!” uit het apparaatje wordt geroepen. De N77 naar Troyes hebben we dus maar Ome-Tom-loos gereden. Net voor Troyes mocht meneer weer meedoen om een binnendoorweggetje naar het Lac d’Orient en daarna naar het Lac de Der te vinden. Tom werd overigens angstvallig door W in de gaten gehouden en elke af te leggen meter werd gecontroleerd op de kaart.
Vlak voor onze camperplaats bij de Site de Chantecoq Observatoire (Campercontact 1176, gratis) zagen we 50 kraanvogels in het weiland zitten, om vier uur troffen we er 1.000 pootjebadend aan in het meer; op de foto een beetje op de achtergrond, maar jullie hebben inmiddels een kennersblik. Volgens www.kraniche.de (de lievelingswebsite van W in het voor- en het najaar) waren er hier op 9 oktober 16.272 geteld (en dan denk ik: waren het er geen 16.273?)
V: 81.076; A: 81.311
maandag 10 oktober: @ Stenay
De vogelaars die om zeven uur buiten stonden te koukleumen hadden bepaald niet de dag van hun leven: de krussen waren erg duidelijk te horen, maar je kon niet verder kijken dan vijf meter. De wereld van de kraanvogels zat potdicht. Besloten om het tochtje op de fiets rond het meer maar weer eens uit te stellen (het is er elke keer wanneer we hier zijn òf te koud, òf te nat, òf te winderig òf (zoals deze keer) te mistig.
V: 81.311; A: 81.466
dinsdag 11 oktober: @ Ittervoort
Op een hoogte dicht bij de Maas werd omstreeks 990 een klooster gesticht (de Abdij van Thorn), dit groeide uit tot een wereldlijk stift: een soort klooster voor adellijke dames. Beetje huisjes erbij, muurtje eromheen, stadsrechten en een eigen munt. Het werd een soort miniatuurvorstendom onder leiding van een abdis en een 20-tal welgestelde dames; bij hen lag de nadruk absoluut niet op het woord “klooster”. Tegen 1800 kwamen de Fransen en de adellijke dames sloegen op de vlucht. Er werd raambelasting ingevoerd. Hoe meer glas, hoe meer belasting. De arme bevolking was inmiddels in de grote panden van de rijken getrokken en kon deze belasting niet opbrengen. Oplossing: metsel de ramen dicht. Met het doel deze “littekens van armoede” te verbergen, werden de huizen wit gepleisterd en gekalkt.

woensdag 12 oktober: @ Schloss Moyland


Marskramer Hendrik Busman krijgt drie keer achter elkaar op dezelfde plek (ergens op de weg van Geldern naar Kleef) het bericht door (van Maria zelf) dat er een kapelletje voor haar gebouwd moest worden. Hendrik voert de opdracht uit en in dat kapelletje hangt hij een kleine kopergravure op, getiteld “De Troosteres der Bedroefden”. De koperets wordt tot de categorie genadebeelden gerekend, vandaar de naam van de kapel: genadekapel. We leven bij dit alles in de buurt van het jaar 1642. Al snel kwamen er pelgrims op de kapel af en er gebeurden wonderen (door de paus erkend, dus noemde men het “echte wonderen”). Al snel werd bij het kapelletje een bedevaartskerk gebouwd, de huidige kaarsenkapel. De Mariabasiliek die op hetzelfde pleintje staat dateert uit de tweede helft van de 19e eeuw. Leerzaam en interessant zo’n uitstapje.
V: 81.727; A: 81.820
donderdag 13 oktober: @ home
Een kort ritje, even een ommetje langs de fietsenmaker om de antilekband wat minder lek te laten maken en dan de wasmachine maar eens even flink laten draaien. Het is weer leuk geweest. En voor de evaluatie trekken we ons de komende week een paar dagen terug op een plekje op de grote stille heide.
V: 81.820; A: 81.877