Een regenachtig begin en een druilerig eind van de dag,
daartussen viel het best mee. Om mijn goede relatie met de N340 te onderhouden
hebben we maar grote stukken van deze carreta nacional gereden, alleen de
laatste 40 kilometer hebben we de A7 gepakt (scheelde een half uur).
De N340 vormt een lange kustroute van Barcelona naar Cadiz
(via Tarregona, Valencia, Alicante, Almeria en Malaga); voor een deel is deze
weg vervangen door de A7. Volgens de Wegenwiki is er van de oorspronkelijke
1250 km nog maar 920 over. Het nadeel van de N340 is dat een groot aantal
plaatsen een snelheidsbeperking van 50 km/u kent.
Ten zuiden van Castelló (of Castellón als je dat liever
hebt) vonden we een leuke pauzeplek aan zee, we hadden toen net de toeristische
steden Benicassim en Orpesa gehad, toerisme wordt daar met een hoofdletter T
geschreven en de torenflats lijken al aardig op die van Benidorm. Gelukkig konden
we dit betontoerisme al snel vergeten omdat we in de regio Valencia weer blij
werden van de sinaasappelboompjes.
En opnieuw heette Camperpark Valencia in Bétera ons een hartelijk welkom, deze keer met een welkomstsangria (overigens: al zou je van dat spul 10 liter achter de kiezen hebben, dan nog zou je met vlag en wimpel elke blaastest doorstaan), het idee blijft echter leuk.
Volgens Kareltje van de receptie was de kortste wandelweg
naar Bétera “up-up-up and at the split down-down-down to the right” en dat
klopte ook wel zo ongeveer, maar omgekeerd zou het ook weer up zijn om te
beginnen, dus hebben we de metro maar genomen die ons (overigens bovengronds)
één halte verder bracht.
Voor de statistieken:
V: 66.395; A: 66.590
zon op: 7.11; zon onder 19.09
dinsdag 15 maart: ValenciaV: 66.395; A: 66.590
zon op: 7.11; zon onder 19.09
Het Fallasfeest is HET culturele festival van het jaar in
Valencia (en misschien wel vér daarbuiten). Overal in de stad staan
poppeninstallaties, vandaag nog voor een deel in plastic verpakt. Morgen (de 16e
zijn de beeldengroepen in vol ornaat te zien. Vorig jaar ben ik in mijn eentje
hier geweest (zie verslag maart 2015) en mijn verhalen waren schijnbaar zo
aanstekelijk dat W. een bezoekje aan de Fallas van Valencia hoog op haar
verlanglijstje had staan.
Om twee uur de Mascléta: een knalvuurwerk van zo’n 5
minuten, waarbij alles dreunt, kreunt en steunt.
Uiteindelijk wordt op de laatste dag van de Fallas (de dag
van San José – 19 maart) de hele santenkraam in de hens gestoken met
uitzondering van enkele van de mooiste poppen (ninots) die van de vuurdood
worden gered en tentoongesteld worden in het Fallarmuseum samen met alle
uitverkoren poppen vanaf 1934, posters en schilderijen van de
Fallaskoninginnen.
Een stevige wandeling door het park van de drooggelegde
Turia bracht ons naar dit museum. Het voordeel van 65-plus zijn is dat je voor
de helft van het geld Museu Fallar in mag (en W. liftte gezellig met de korting
mee). Leuke tentoonstelling en goed te zien hoe in de loop der tijden de
materialen die gebruikt worden zijn veranderd: hout, was, karton, papier maché,
polyester en de laatste jaren polystyreen, een soort piepschuim waarmee je kunt
“beeldhouwen”. Opvallend was ook dat de ninots tot in de jaren 50 nog voorzien
werden van stoffen kleding, later werd er alleen gebruik gemaakt van verf.
woensdag 16 maart:
Valencia
de ideale schoonmoeder?
donderdag 17 maart:
Valencia
Niet alleen op het plein voor het gemeentehuis wordt
vuurwerk afgestoken: elke buurt had vandaag zijn eigen mascléta. Dat merkten
we toen we ons door de metro in de buurt van de haven hadden laten afzetten en naar
het centrum terugliepen van beeldengroep naar beeldengroep. Het knalde er behoorlijk
op los, volgens W. was de wereld aan het vergaan.
In het centrum was inmiddels de bloemenprocessie begonnen.
Het hoe en waarom heb ik vorig jaar uitvoerig beschreven, dus deze keer alleen
een paar foto’s.
Op de terugreis naar de camperplek hadden we nog ruzie met
de metro-automaat, bleek dat we verkeerde kaartjes hadden gekocht. Reclameren
bij het loket ging met handen en voeten: onze cursus Spaans behandelt pas in
hoofdstuk 19 het onderwerp “problemen met Spaanse vervoersdiensten” en we zijn
pas bij hoofdstuk 3 met als titel “Vino tinto van onder de Euro per liter is
soms best te pruimen”. In eerste instantie mochten we voor een euro of zeven
Valencia verlaten, maar toen bleek dat ik pensionado was (sorry, maar u ziet er
nog zo jong uit! De slijmjurken), werd de prijs weer gehalveerd. Hoefde ook
hier weer géén legitimatiebewijs te tonen, grenzeloos vertrouwen in de mensheid
hebben die Spanjolen.