“Op bezoek in
het coulisselandschap van Winterswijk. Een prachtig oud landschap met een
onthullend karakter: een beschutte en welkome plek waar je om verschillende
redenen een korte periode bent, tot verstilling komt, uit kunt ademen en
inspiratie opdoet om vervolgens weer jouw weg te gaan. Een pleisterplaats voor
de ziel, klooster van deze tijd, herberg van het hart.”
Een weekje doorgebracht bij de woonboerderij van broer/zwager
en schoonzus. Zoals elke boerderij in de Achterhoek heeft het pand een naam
namelijk Holthoes (tegenover ligt Ni’j Holthoes, bekend van het maïsbalen
persen). De wervende zinnen in de vorige alinea komen niet uit de mond van de
nieuwe eigenaren van het Holthoes, maar van de website van hun bijna-buren “het
Hof van Kairos”, een plek waar je een paar dagen kunt logeren om tot rust te komen. Over buren gesproken: iets verderop is nog een lapje grond te koop, ruim 12 ha;
voor ruim 1 miljoen mag je je eigenaar noemen, maar je moet dan nog wel een
stulpje bouwen. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Onderstaande foto staat op funda.nl.
Tegenprestatie voor het verblijf op het erf en het gebruik
van het huis bestond uit het nathouden van de jonge aanplant, het bewaken van
het fort en de groene container aan de weg plaatsen. Prettig geregeld: op onze
eerste dag viel er al 15 mm regen en wat later in de week kwam daar nog eens
een centimeter in de regenmeter bij. Ons nat- en spatwerk bestond alleen uit
het wassen van de bus (één keer) en het douchen van onze prettige lijven (wat
vaker). Tussen die twee buien door was het droog.
Kotten is één van de buurtschappen van Winterswijk. Over het
juiste aantal van deze buurtschappen zijn de meningen verdeeld. Zeker van
opname in de lijst zijn, behalve Kotten: Miste, Corle, Ratum, Hupsel, Henxel,
Brinkheurne en ‘t Woold. Meddo is volgens de gemeentelijke website ook een
buurtschap, maar voldoet in onze ogen niet aan de voorwaarden om er eentje te
zijn: “gebied zonder vast middelpunt, zoals een marktplein of kerk”. Het is een
(kerk)dorp, vanwege de kerk. Dan hebben we nog Vosseveld: wordt niet als
buurtschap erkend, maar heeft wel “buurtschapbordjes” (blauwe letters op een
witte achtergrond). Onze doelstelling was deze week van elke buurtschap zo’n
bordje op de digitale (voorheen gevoelige) plaat vast te leggen. Nu kun je dat
dat doen door met de auto van buurtschap naar buurtschap te rijden, dan ben je in een paar uur
wel klaar. Niets voor ons: op de fiets, leuke routes bedenken en thuis (thuis
is daar waar je tablet automatisch een internetverbinding maakt) een beetje
speuren naar oude verhalen over het gebied. En tussen dat fietsen door genieten
van het geluid van koeien in barensnood, een paartje roodstaarten met een
zestal jongen net uit het nest gevlogen, twee buurtende winterkoninkje (waren van plan om de binnenkant van ons busje te inspecteren), een
groene specht, overscherende zwaluwen en een (verstopt) steenuiltje. En dat
alles op en rond ons campertje. Ons leven is zo slecht nog niet! En dat alles in
Kotten, waar op 17 november 1958 de elektrificatie werd voltooid, toen pas
kon de laatste gaslamp (het kan ook een olielamp geweest zijn) bij de familie
Aarnink vlak bij de Duitse grens worden uitgeblazen. Voor de volledigheid: de
eerste huizen in Winterswijk werden al in 1923 op het elektriek aangesloten.
Hoezo Achterhoek?
Deze keer geen chronologisch verslag, daarvoor lijken de
dagen teveel op elkaar en het kan toch niemand echt interesseren dat we
fietsknooppunt 92 wel gehad hebben, maar 23 juist weer niet? Naar bed gaan in
het laatste licht en wakker worden wanneer de zon al een paar uur op is. De zon
maakt lange dagen. Nog een paar dagen en het is de 21e met een
zonsopgang om 5:12, de zon verdwijnt dan weer om 21:56, maar het blijft nog wel
even schemeren. De laatste dagen ook een fijn temperatuurtje om te slapen: het
koelt lekker af. Vooral W had de laatste weken last van de hitte ’s nachts: Ik
wat minder, want: geen gehoorapparaten in. Oeps, hier klopt iets niet.
Ontbijtje (soms in t-shirt en korte broek, soms met een truitje aan en een enkele keer binnen), boodschappen doen (meestal in Oeding, net over de grens: een
plaatsje van niks, maar wel met drie grote supermarkten met vooral
drankafdelingen voor de Nederlandse clientèle), eind fietsen, zeer regelmatig
een bezoekje aan één of twee van de oude moedertjes met de nodige
hand-en-span-diensten, beetje koken, eten en afwassen (nee, we gebruiken de
afwasmachine van het huis niet), wat lezen en de cirkel is weer rond.
Een uitzondering op dit geheel vormde woensdag 13 juni. De nacht ervoor moesten we noodgedwongen in ons huis-van-steen aan de
Kötteldiek doorbrengen want de kleinkinderen wilden oma verrassen met een
ontbijt op bed ter gelegenheid van haar nakende 65e verjaardag. Ach
wat is een vrouw van 65? Niets anders toch dan een jong ding van 18, maar dan
met 47 jaar meer ervaring? (Woorden van een oud-collega van W.) Daarna met de
kinderen en de kleinkinderen naar de Efteling, oma trakteert. Ik was er in ruim
50 jaar niet geweest. Er is daar wel wat veranderd sinds mijn laatste bezoek.
Een heel erg leuke dag, maar een bespreking valt buiten het bestek van dit
camperverhaal, immers: busje mocht niet mee! Dagje ongezond eten, maar wel
16.000 stappen gezet. Compenseert het een het ander? Het kost een paar cent, maar de stralende kopjes van het grut zijn onbetaalbaar. Campertje was blij dat het ons
weer zag en wij waren blij dat we zo het bed in konden schuiven.
Vijfenzestig! Doet me denken aan dat verschrikkelijke lied
(van wie was het: Johnny Hoes of Max van Praag?) “Zilverdraden tussen goud”. Het
is een vertaling van de tranentrekker “Silverthreads among the gold”, daterend
uit 1873. Alleen het begin al:Lieveling we worden oud hoor
Kijk eens naar mijn grijze haar
Nee schud daar nou niet je hoofd voor
Ik zie er elke dag een paar
Ik zie er overigens niet “een
paar” als ik in de spiegel kijk, maar een beetje meer. En bij W is ook niet
veel zwart meer te zien. Een zeer bedenkelijk stukje vind ik het gedeelte
waarin de vertaler (het origineel heeft een compleet andere tekst) vindt dat we op
onze leeftijd langzaam maar zeker aan het wegkwijnen zijn:
Langzaam verdwijnt de levenslachLangzaamaan komt de oude dag
En dan tenslotte het niet
accepteren van veranderingen en zeggen dat je in het oude vel nog steeds het
jonge ding wil zien:
En al komt het zilver tussen het goudJij wordt voor mij nimmer oud
Ik zie jou altijd voor mijn geest
Zo je vroeger bent geweest
Altijd zul je voor mij blijven
Het meisje met het gouden haar
Dat portret zit diep in ’t harte
Kortom: ben heel gelukkig en
tevreden met onze twee grijze koppies en alles wat er bij hoort en alle leuke
dingen die we met die grijze koppen nog kunnen ondernemen.
Een van die leuke dingen die we
hebben ondernomen was het opzoeken van allerlei scholtegoed. In het oosten van
Nederland en het aangrenzende Duitse grondgebied kende men vanaf de tijd van
Karel de Grote een bijzonder leenstelsel. De grond was in handen van
grootgrondbezitters die het gebied “uitleenden” aan leenheren, die op hun beurt
geen zin hadden in het beheren van gronden en het uitbesteedden aan een soort
rentmeesters, in onze regio van oorsprong “schulten” (in de vertaling: scholten). Alles bij
elkaar een erg feodaal systeem, waarbij mensen bij boerderijen hoorden (de
horigen, een veredeld soort slaven). De scholte (oorspronkelijk ook een horige) woonde op de belangrijkste
boerderij van een grootgrondbezitter in een regio. In de middeleeuwen waren er
12 van dit soort hofboerderijen. De scholte had een aantal pachtboerderijen
onder zich waarop de pachters het land moesten bewerken zonder dit te bezitten;
zij moesten pacht aan de scholte betalen (meestal in natura), die op zijn beurt
weer een afdracht moest doen aan de landheer (in geld, waarbij het verkopen van
de goederen een leuk winstje betekende). De scholte was niet alleen
rentmeester, maar had ook een militaire functie: hij moest de bijbehorende
landerijen beschermen. De scholte had dan wel het beheer over het hofhorige goed (de gronden die van de landheer waren, ook genoemd saalwere), maar bezat daarnaast ook eigen grond (aangekocht door de winst die hij maakte op de verkoop van de goederen die de pachtboeren moesten leveren; de horigheidslasten waren vastgelegd in 1363 en werden niet geïndexeerd, zodat de scholte in de loop der tijden steeds meer verdiende). Het leuke voor de scholte was dat hij zijn eigen grond kon laten bewerken door de pachters van de landerijen die hij niet in zijn bezit had (het systeem van de helpedagen). In de loop der tijden verwaterde het inzicht in mijn-en-dijn en in 1821 werd zelfs bepaald dat de scholtenboeren de wettelijke eigenaren van de bezittingen werden. Zo werd de zetbaas grootgrondbezitter. Het systeem van horigheid was dan wel met de komst van de Fransen afgeschaft, de pachtboeren merkten daar weinig van: de scholten bleven de pachtboeren en arbeiders min of meer legaal onderdrukken.
De erfwet van 1838 bepaalde dat bij het overlijden van de scholtenboer het bezit niet in zijn totaliteit overging naar de eerstgeborene, maar dat elk kind recht had op een gelijk erfdeel. Zo ontstond het gegeven dat veel pachtboerderijen naar de kinderen van de scholte gingen en er nieuwe scholtenboerderijen bijkwamen met maar een beperkt aantal pachtboerderijen. Door de versnippering, het hangen aan oude systemen (bijvoorbeeld geen kunstmest willen gebruiken), het moeten betalen van arbeiders en het leven in luxe kwamen veel scholten in de problemen en raakten hun schitterende huizen in verval. Veel panden hebben nu een andere functie en/of een andere eigenaar. Natuur- en landschapsbeschermingsorganisaties hebben in de eenentwintigste eeuw grotendeels de functie van de scholte als verpachter en beheerder overgenomen.
Tijd om weer een paar dagen naar ons stenen huis te verkassen, er wacht wat vrijwilligerswerk op ons. Maar het is maar tijdelijk: over een weekje begint de fietsvierdaagse in Winterswijk, onmiddellijk gevolgd door een weekendje kamperen met kinderen en kleinkinderen. We mogen niet klagen.