dinsdag 19 juni: @ uelsen
Uelsen: een plekje dat wel vaker in deze verhalen voorkomt. Mooie afstand om te rijden en een ideale camperplaats waar je voor € 5,00 een nachtje kunt logeren. Bijkomende kosten: een eurootje of anderhalf voor een paar kWh stroom, maar gratis internet.
Uelsen komt al sinds 8 juni 2016 in mijn verhalen voor. Op die datum maakten we een foto van het Pickmäijermonument. Vandaag had ik de tijd om we wat meer te verdiepen in wat in Nederland bekend staat onder de naam “Hannekemaaiers". Hannekemaaiers zijn eigenlijk de eerste gastarbeiders van Nederland. In de periode na de 30-jarige oorlog (die eindigde in 1648) was er bittere armoede in delen van Duitsland, onder meer in Westfalen en de graafschap Lingen. Onder het motto “War in der Heimat bittere Not, in Holland gabs Verdienst und Brot” trokken in eerste instantie mannen gewapend met een zeis (Pick) en een knapzak richting Nederland. Ergens na Pinksteren kwamen ze samen op verzamelpunten en trokken te voet groepsgewijs langs een aantal vaste routes. Samen reizen was veiliger. Al voortstappend zwol de groep vanzelf aan. Een van de routes die de Pickmäijer volgden is nu weer in ere hersteld: de LAW (lange afstand wandeling) het Hannekemaaierspad loopt van Neurhede (net over de Duitse grens bij Bourtange) door Drenthe naar het Friese Lemmer. Een andere route liep via Uelsen, waar de gemeente een standbeeld van een Pickmäijer heeft geplaatst. In Nederland aangekomen boden de Hannekemaaiers zich aan op de “poepenmarkt” (een van de vele fraaie namen die men aan deze werkkrachten gegeven heeft). De poepenmarkt was meestal een hoekje op de veemarkt, de plek bij uitstek om met boeren in contact te komen. Als dagloner verdienden ze de kost door gras te maaien en te helpen bij de oogst. In latere jaren werden ze ook ingehuurd bij de aanleg van dijken, als turfsteker en knecht in een steenbakkerij. Schattingen van het aantal van deze Hollandgänger komen uit op zo’n 30.000 per jaar. En: niet iedereen keerde terug naar Duitsland. Het schijnt dat tussen 1815 en 1850 zo’n 140.000 uit Duitsland afkomstige mannen zich blijvend in Nederland gevestigd hebben. Aan het eind van de 19e eeuw bleven ze weg, oorzaak: een toenemende welvaart in het industrialiserende Duitsland.
Naast de dagloners werd Nederland ook bezocht door de “kiepkerels”, de bijnaam van de marskramers. Met een zwaarbeladen mand (kiep) op de rug verkochten ze in dorpen en bij boerderijen lapjes, stoffen en kleding (nevenstaande foto geleend van het Veenkoloniaal Museum). De grondleggers van C&A, Clemens en August Brenninkmeijer, schijnen zo begonnen te zijn.
Het was rustig om de camperplek: puzzel stond er in zijn eentje. De stilte werd slechts even verstoord toen een inspecteur van de gids “Facile en Route” de plek kwam controleren en een paar foto’s maken. Mocht je in de volgende editie van deze campergids een azuurblauwe Pössl Roadcruiser tegenkomen, dan weet je wie de eigenaar is.
V (thuis): 115.529; A (thuis): 115.716
noordpolderzijl
vrijdag 22 juni 2018
vrijdag 15 juni 2018
de achterhoek – 4: kotten
vrijdag 8 – vrijdag
15 juni: erve holthoes – kotten
Lieveling we worden oud hoor
Kijk eens naar mijn grijze haar
Nee schud daar nou niet je hoofd voor
Ik zie er elke dag een paar
Langzaamaan komt de oude dag
Jij wordt voor mij nimmer oud
Ik zie jou altijd voor mijn geest
Zo je vroeger bent geweest
Altijd zul je voor mij blijven
Het meisje met het gouden haar
Dat portret zit diep in ’t harte
De scholte had dan wel het beheer over het hofhorige goed (de gronden die van de landheer waren, ook genoemd saalwere), maar bezat daarnaast ook eigen grond (aangekocht door de winst die hij maakte op de verkoop van de goederen die de pachtboeren moesten leveren; de horigheidslasten waren vastgelegd in 1363 en werden niet geïndexeerd, zodat de scholte in de loop der tijden steeds meer verdiende). Het leuke voor de scholte was dat hij zijn eigen grond kon laten bewerken door de pachters van de landerijen die hij niet in zijn bezit had (het systeem van de helpedagen). In de loop der tijden verwaterde het inzicht in mijn-en-dijn en in 1821 werd zelfs bepaald dat de scholtenboeren de wettelijke eigenaren van de bezittingen werden. Zo werd de zetbaas grootgrondbezitter. Het systeem van horigheid was dan wel met de komst van de Fransen afgeschaft, de pachtboeren merkten daar weinig van: de scholten bleven de pachtboeren en arbeiders min of meer legaal onderdrukken.
De erfwet van 1838 bepaalde dat bij het overlijden van de scholtenboer het bezit niet in zijn totaliteit overging naar de eerstgeborene, maar dat elk kind recht had op een gelijk erfdeel. Zo ontstond het gegeven dat veel pachtboerderijen naar de kinderen van de scholte gingen en er nieuwe scholtenboerderijen bijkwamen met maar een beperkt aantal pachtboerderijen. Door de versnippering, het hangen aan oude systemen (bijvoorbeeld geen kunstmest willen gebruiken), het moeten betalen van arbeiders en het leven in luxe kwamen veel scholten in de problemen en raakten hun schitterende huizen in verval. Veel panden hebben nu een andere functie en/of een andere eigenaar. Natuur- en landschapsbeschermingsorganisaties hebben in de eenentwintigste eeuw grotendeels de functie van de scholte als verpachter en beheerder overgenomen.
Tijd om weer een paar dagen naar ons stenen huis te verkassen, er wacht wat vrijwilligerswerk op ons. Maar het is maar tijdelijk: over een weekje begint de fietsvierdaagse in Winterswijk, onmiddellijk gevolgd door een weekendje kamperen met kinderen en kleinkinderen. We mogen niet klagen.
“Op bezoek in
het coulisselandschap van Winterswijk. Een prachtig oud landschap met een
onthullend karakter: een beschutte en welkome plek waar je om verschillende
redenen een korte periode bent, tot verstilling komt, uit kunt ademen en
inspiratie opdoet om vervolgens weer jouw weg te gaan. Een pleisterplaats voor
de ziel, klooster van deze tijd, herberg van het hart.”
Een weekje doorgebracht bij de woonboerderij van broer/zwager
en schoonzus. Zoals elke boerderij in de Achterhoek heeft het pand een naam
namelijk Holthoes (tegenover ligt Ni’j Holthoes, bekend van het maïsbalen
persen). De wervende zinnen in de vorige alinea komen niet uit de mond van de
nieuwe eigenaren van het Holthoes, maar van de website van hun bijna-buren “het
Hof van Kairos”, een plek waar je een paar dagen kunt logeren om tot rust te komen. Over buren gesproken: iets verderop is nog een lapje grond te koop, ruim 12 ha;
voor ruim 1 miljoen mag je je eigenaar noemen, maar je moet dan nog wel een
stulpje bouwen. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Onderstaande foto staat op funda.nl.
Tegenprestatie voor het verblijf op het erf en het gebruik
van het huis bestond uit het nathouden van de jonge aanplant, het bewaken van
het fort en de groene container aan de weg plaatsen. Prettig geregeld: op onze
eerste dag viel er al 15 mm regen en wat later in de week kwam daar nog eens
een centimeter in de regenmeter bij. Ons nat- en spatwerk bestond alleen uit
het wassen van de bus (één keer) en het douchen van onze prettige lijven (wat
vaker). Tussen die twee buien door was het droog.
Kotten is één van de buurtschappen van Winterswijk. Over het
juiste aantal van deze buurtschappen zijn de meningen verdeeld. Zeker van
opname in de lijst zijn, behalve Kotten: Miste, Corle, Ratum, Hupsel, Henxel,
Brinkheurne en ‘t Woold. Meddo is volgens de gemeentelijke website ook een
buurtschap, maar voldoet in onze ogen niet aan de voorwaarden om er eentje te
zijn: “gebied zonder vast middelpunt, zoals een marktplein of kerk”. Het is een
(kerk)dorp, vanwege de kerk. Dan hebben we nog Vosseveld: wordt niet als
buurtschap erkend, maar heeft wel “buurtschapbordjes” (blauwe letters op een
witte achtergrond). Onze doelstelling was deze week van elke buurtschap zo’n
bordje op de digitale (voorheen gevoelige) plaat vast te leggen. Nu kun je dat
dat doen door met de auto van buurtschap naar buurtschap te rijden, dan ben je in een paar uur
wel klaar. Niets voor ons: op de fiets, leuke routes bedenken en thuis (thuis
is daar waar je tablet automatisch een internetverbinding maakt) een beetje
speuren naar oude verhalen over het gebied. En tussen dat fietsen door genieten
van het geluid van koeien in barensnood, een paartje roodstaarten met een
zestal jongen net uit het nest gevlogen, twee buurtende winterkoninkje (waren van plan om de binnenkant van ons busje te inspecteren), een
groene specht, overscherende zwaluwen en een (verstopt) steenuiltje. En dat
alles op en rond ons campertje. Ons leven is zo slecht nog niet! En dat alles in
Kotten, waar op 17 november 1958 de elektrificatie werd voltooid, toen pas
kon de laatste gaslamp (het kan ook een olielamp geweest zijn) bij de familie
Aarnink vlak bij de Duitse grens worden uitgeblazen. Voor de volledigheid: de
eerste huizen in Winterswijk werden al in 1923 op het elektriek aangesloten.
Hoezo Achterhoek?
Deze keer geen chronologisch verslag, daarvoor lijken de
dagen teveel op elkaar en het kan toch niemand echt interesseren dat we
fietsknooppunt 92 wel gehad hebben, maar 23 juist weer niet? Naar bed gaan in
het laatste licht en wakker worden wanneer de zon al een paar uur op is. De zon
maakt lange dagen. Nog een paar dagen en het is de 21e met een
zonsopgang om 5:12, de zon verdwijnt dan weer om 21:56, maar het blijft nog wel
even schemeren. De laatste dagen ook een fijn temperatuurtje om te slapen: het
koelt lekker af. Vooral W had de laatste weken last van de hitte ’s nachts: Ik
wat minder, want: geen gehoorapparaten in. Oeps, hier klopt iets niet.
Ontbijtje (soms in t-shirt en korte broek, soms met een truitje aan en een enkele keer binnen), boodschappen doen (meestal in Oeding, net over de grens: een
plaatsje van niks, maar wel met drie grote supermarkten met vooral
drankafdelingen voor de Nederlandse clientèle), eind fietsen, zeer regelmatig
een bezoekje aan één of twee van de oude moedertjes met de nodige
hand-en-span-diensten, beetje koken, eten en afwassen (nee, we gebruiken de
afwasmachine van het huis niet), wat lezen en de cirkel is weer rond.
Een uitzondering op dit geheel vormde woensdag 13 juni. De nacht ervoor moesten we noodgedwongen in ons huis-van-steen aan de
Kötteldiek doorbrengen want de kleinkinderen wilden oma verrassen met een
ontbijt op bed ter gelegenheid van haar nakende 65e verjaardag. Ach
wat is een vrouw van 65? Niets anders toch dan een jong ding van 18, maar dan
met 47 jaar meer ervaring? (Woorden van een oud-collega van W.) Daarna met de
kinderen en de kleinkinderen naar de Efteling, oma trakteert. Ik was er in ruim
50 jaar niet geweest. Er is daar wel wat veranderd sinds mijn laatste bezoek.
Een heel erg leuke dag, maar een bespreking valt buiten het bestek van dit
camperverhaal, immers: busje mocht niet mee! Dagje ongezond eten, maar wel
16.000 stappen gezet. Compenseert het een het ander? Het kost een paar cent, maar de stralende kopjes van het grut zijn onbetaalbaar. Campertje was blij dat het ons
weer zag en wij waren blij dat we zo het bed in konden schuiven.
Vijfenzestig! Doet me denken aan dat verschrikkelijke lied
(van wie was het: Johnny Hoes of Max van Praag?) “Zilverdraden tussen goud”. Het
is een vertaling van de tranentrekker “Silverthreads among the gold”, daterend
uit 1873. Alleen het begin al:Lieveling we worden oud hoor
Kijk eens naar mijn grijze haar
Nee schud daar nou niet je hoofd voor
Ik zie er elke dag een paar
Ik zie er overigens niet “een
paar” als ik in de spiegel kijk, maar een beetje meer. En bij W is ook niet
veel zwart meer te zien. Een zeer bedenkelijk stukje vind ik het gedeelte
waarin de vertaler (het origineel heeft een compleet andere tekst) vindt dat we op
onze leeftijd langzaam maar zeker aan het wegkwijnen zijn:
Langzaam verdwijnt de levenslachLangzaamaan komt de oude dag
En dan tenslotte het niet
accepteren van veranderingen en zeggen dat je in het oude vel nog steeds het
jonge ding wil zien:
En al komt het zilver tussen het goudJij wordt voor mij nimmer oud
Ik zie jou altijd voor mijn geest
Zo je vroeger bent geweest
Altijd zul je voor mij blijven
Het meisje met het gouden haar
Dat portret zit diep in ’t harte
Kortom: ben heel gelukkig en
tevreden met onze twee grijze koppies en alles wat er bij hoort en alle leuke
dingen die we met die grijze koppen nog kunnen ondernemen.
Een van die leuke dingen die we
hebben ondernomen was het opzoeken van allerlei scholtegoed. In het oosten van
Nederland en het aangrenzende Duitse grondgebied kende men vanaf de tijd van
Karel de Grote een bijzonder leenstelsel. De grond was in handen van
grootgrondbezitters die het gebied “uitleenden” aan leenheren, die op hun beurt
geen zin hadden in het beheren van gronden en het uitbesteedden aan een soort
rentmeesters, in onze regio van oorsprong “schulten” (in de vertaling: scholten). Alles bij
elkaar een erg feodaal systeem, waarbij mensen bij boerderijen hoorden (de
horigen, een veredeld soort slaven). De scholte (oorspronkelijk ook een horige) woonde op de belangrijkste
boerderij van een grootgrondbezitter in een regio. In de middeleeuwen waren er
12 van dit soort hofboerderijen. De scholte had een aantal pachtboerderijen
onder zich waarop de pachters het land moesten bewerken zonder dit te bezitten;
zij moesten pacht aan de scholte betalen (meestal in natura), die op zijn beurt
weer een afdracht moest doen aan de landheer (in geld, waarbij het verkopen van
de goederen een leuk winstje betekende). De scholte was niet alleen
rentmeester, maar had ook een militaire functie: hij moest de bijbehorende
landerijen beschermen. De scholte had dan wel het beheer over het hofhorige goed (de gronden die van de landheer waren, ook genoemd saalwere), maar bezat daarnaast ook eigen grond (aangekocht door de winst die hij maakte op de verkoop van de goederen die de pachtboeren moesten leveren; de horigheidslasten waren vastgelegd in 1363 en werden niet geïndexeerd, zodat de scholte in de loop der tijden steeds meer verdiende). Het leuke voor de scholte was dat hij zijn eigen grond kon laten bewerken door de pachters van de landerijen die hij niet in zijn bezit had (het systeem van de helpedagen). In de loop der tijden verwaterde het inzicht in mijn-en-dijn en in 1821 werd zelfs bepaald dat de scholtenboeren de wettelijke eigenaren van de bezittingen werden. Zo werd de zetbaas grootgrondbezitter. Het systeem van horigheid was dan wel met de komst van de Fransen afgeschaft, de pachtboeren merkten daar weinig van: de scholten bleven de pachtboeren en arbeiders min of meer legaal onderdrukken.
De erfwet van 1838 bepaalde dat bij het overlijden van de scholtenboer het bezit niet in zijn totaliteit overging naar de eerstgeborene, maar dat elk kind recht had op een gelijk erfdeel. Zo ontstond het gegeven dat veel pachtboerderijen naar de kinderen van de scholte gingen en er nieuwe scholtenboerderijen bijkwamen met maar een beperkt aantal pachtboerderijen. Door de versnippering, het hangen aan oude systemen (bijvoorbeeld geen kunstmest willen gebruiken), het moeten betalen van arbeiders en het leven in luxe kwamen veel scholten in de problemen en raakten hun schitterende huizen in verval. Veel panden hebben nu een andere functie en/of een andere eigenaar. Natuur- en landschapsbeschermingsorganisaties hebben in de eenentwintigste eeuw grotendeels de functie van de scholte als verpachter en beheerder overgenomen.
Tijd om weer een paar dagen naar ons stenen huis te verkassen, er wacht wat vrijwilligerswerk op ons. Maar het is maar tijdelijk: over een weekje begint de fietsvierdaagse in Winterswijk, onmiddellijk gevolgd door een weekendje kamperen met kinderen en kleinkinderen. We mogen niet klagen.
vrijdag 8 juni 2018
de achterhoek – 3
de laatste dagen op de fontein
Aan alle leuke dingen komt een eind, zo ook ons (relatief
lange) bezoek op camping de Fontein. Prima camping, met maar twee minpunten: sinds mei
van dit jaar ligt het pal naast de nieuwe N18 waardoor de absolute stilte van
voorgaande jaren verdwenen is èn het ligt in een gebied waar het 4G-netwerk
niet al te stabiel is, waardoor we af en toe een rammelende internetverbinding
hadden. Nu heeft de Fontein wel internet via Wifitenne, maar daarvoor moet je
voor een gratis signaal naar de receptie of je mag betalen wanneer je internet tot in je
huisje wilt hebben.
Een aantal dagen stonden in het teken van mantelzorgen: twee
(schoon)moeders van boven de 90 vergen de nodige aandacht, de een momenteel wat
meer dan de ander. Woensdag 6 juni konden we weer op de pedalen. Deze keer stonden de kerkepaden van Beltrum centraal. De rooms-katholieke kerk van Beltrum werd in 1847 in gebruik genomen. Toen Beltrum nog geen eigen kerk had bezochten veel kerkgangers de kerk in Zwillbrock (net over de Duitse grens). De reden van het kerkbezoek over de grens was dat in 1648 in de hele Republiek der Verenigde Nederlanden de katholieke eredienst verboden werd (tot 1795); bestaande kerken moesten worden afgestaan. Om bij de kerk in Zwillbrock te komen volgden de gelovigen de vele kerkepaden die spontaan ontstonden vanaf boerderijen langs beken, essen (hooggelegen akkergronden) door bossen en langs weilanden. Rekken (een Nederlands grensplaatsje) vervulde een soortgelijke functie: hier gingen de protestantse Duitsers ter kerke.
Veel kerkepaden in de Achterhoek zijn inmiddels in ere hersteld en worden ten behoeve van fietsers en wandelaars onderhouden door vrijwilligers. Een mooie fietsroute die ons eerst langs de oeverzwaluwenmuur en vleermuizenkelder bracht, ons vervolgens uitnodigde voor een kopje koffie op het terras van recreatiecentrum het Marveld in Groenlo (het Marveld vierde onlangs zijn 50-jarig bestaan; snel even een foto gemaakt van de nieuwe serie recreatiebungalows) en langs de Slinge via Beltrum ons weer bij ons mobiele huis afleverde.
Warm, 30 graden. De boeren waren druk in de weer om het gras binnen te halen, kale gifgroene velden blijven daarbij achter. Het woord “grasfalt” schoot me te binnen, maar toen ik dit woord later opzocht bleek het juist een milieuvriendelijk tintje te hebben: asfalt vermengd met olifantengras, waardoor bepaalde giftige bindingsmiddelen in het asfalt achterwege gelaten kunnen worden.
de Heerlijkheid Borculo
We hebben 12 dagen doorgebracht in de “Heerlijkheid Borculo”,
een gebied dat ruwweg Borculo, Eibergen, Neede, Rekken en Geesteren omvat.
Lichtenvoorde hoorde er soms ook bij, al was het een eigen “Heerlijkheid”.
Groenlo ontbreekt in dit rijtje, omdat het staatkundig vanaf 1236 een aparte
plaats inneemt. De Heerlijkheid Borculo hoorde eerst tot het graafschap Lohn
(van Stadtlohn en Südlohn) maar ging al snel over in handen van het vorstbisdom
Münster (Groenlo werd in 1236 gekocht door Graaf Otto II van Gelre) en bleef
dat tot 1615. Toen zei Gelre na een ruim 50-jarig getouwtrek met als centrale
thema erfopvolging: pik binnen, ’t is winter. Beetje tricky allemaal want het
vonnis tot toewijzing aan Gelre werd geveld door het Hof van Gelderland. Nevenstaande foto laat de laatste bladzijde van dit vonnis zien. Zonder dat vonnis
zou dit gedeelte van de Achterhoek zeer waarschijnlijk nu Duits grondgebied
zijn. De vorstbisschoppen van Münster hebben nog wel geprobeerd dit landjepik
ongedaan te maken. Berucht was vooral Bernard van Galen (bijgenaamd Bommen
Berend) die nog twee korte oorlogen voerde om het gebied terug te krijgen in
Münsterse handen, maar het mocht niet baten.
Woensdagavond werden we verrast door de komst van de camper
van broer/zwager en schoonzus en hun kwispelgeval. Zij gaan een dag of 10 op stap en de bedoeling
is dat wij hun erf gaan bewaken en de jonge aanplant nathouden. Het werd warempel weer even "druk" op ons veldje. Even de laatste zaken doornemen tijdens een
prettige barbecue. Je kunt merken dat we allemaal een jaartje ouder worden: het
werd niet eens zo heel erg laat.
Nog één keer (donderdag) de kleinkinderen op visite: je kunt
zo lekker zwemmen bij opa en oma en dan op vrijdag in de stromende regen naar
Kotten, een buurtschap van Winterswijk. Daarover een volgende keer meer. We hebben fijne dagen gehad in Eibergen, waarbij het weer natuurlijk ook meegespeeld heeft. En dan moet nog even het oventje dat ik van de kinderen op mijn laatste verjaardag kreeg, vermeld worden: de eerste keer walmen en verbranden, maar vanaf de tweede keer kwamen de broodjes op een prettige wijze uit de ovenpan. Dat donkere op de foto is slechts schaduw! Binnenkort maar eens ovenfriet proberen.
dinsdag 5 juni 2018
de achterhoek – 2
Nog steeds op de Fontein in Eibergen en dat zal
waarschijnlijk nog wel een paar daagjes duren. Niks mis met deze plek:
konijntjes huppelen rond, we hebben een huiseekhoorn die zich elke dag komt melden,
de duiven schijten ons dak onder (het gaat wel weer regenen, eens) en het stikt
van het gefladderte van verschillend pluimage. Een nadeel van al die vogels: W
begint tien keer per dag spontaan “Lou, d’r ligt een lijster in de la” te
zingen, wanneer ze weer zo’n broertje of zusje (of is het neefje/nichtje) van de merel spot. Persoonlijk
vind ik het geluid dat wijlen Adèle produceerde iets beter te pruimen (insiders
weten dat W in haar eentje driestemmig kan zingen), maar “smaken verschillen”
zullen we maar zeggen.
Voor de jeugdige lezers die nog nooit van deze
carnavalskraker van La Bloemendaal gehoord hebben volgt hier het eerste
couplet. Wil je de tekst van het geheel, google maar even.
We kwamen uit de
kroeg, ik denk: De vloer die loopt wat schuin
D'r stond een hele grote paarse krokus in de tuin
Ik was misschien het spoor een beetje bijster
Want in de la, daar lag die dooie lijster
Dus vraag ik aan mijn man
"Lou, begrijp je daar wat van?"
donderdag 31 mei: fronleichnam
Het was zo mooi rustig op ons veldje: helemaal alleen
(behalve dan een eekhoorn, die lijster en wat ander beestenspul). Vandaag wordt
het drukker, volgens de beheerder van de camping, want feest in Duitsland. In
Nederland noemen we het Sacramentsdag, in Duitsland Fronleichnam. Overigens
alleen een (kerkelijke) feestdag voor de katholieke Duitsers. Gevierd wordt dat
de paus en zijn hulptroepen in 1215 tijdens het concilie van Lateranen besloten
dat tijdens elke eucharistie brood en wijn worden veranderd in lichaam en bloed
van Christus. Iets waar later de protestanten fel op tegen waren. Het verhaal
gaat dat protestantse boeren op Fronleichnam hun landerijen goed gingen
bemesten met gier zodat de katholieken tijdens de processie die op die dag
gehouden werd hun neus moesten dichtknijpen.D'r stond een hele grote paarse krokus in de tuin
Ik was misschien het spoor een beetje bijster
Want in de la, daar lag die dooie lijster
Dus vraag ik aan mijn man
"Lou, begrijp je daar wat van?"
donderdag 31 mei: fronleichnam
Duitsers in ons grensgebied hebben een lang weekend en wat
is er dan leuker dan een gezellige familiebijeenkomst te houden op dat veldje
waar dat kleine campertje staat. Resultaat: we zijn ingebouwd door Zelte,
Wohnwagen und Wohnmobile alle met RE van Recklinghausen op het Kenzeichen. “Kom
Kees, het is maar tijdelijk, ’t zal wel weer over gaan” (tekst Annie M.G.
Schmidt, muziek Harry Banning). De enige stroomkast op het veld moest overuren maken, maar heeft zich kranig gedragen.
We hadden ook andere “zorgen” aan ons hoofd: ’s
morgens kleinzoon T, ’s middags de twee kleindochters erbij en later op de dag
hun ouders om een vorkje mee te prikken. Wij waren aan het barbecueën, de
Duitsers aan het grillen: verschil moet er zijn, terwijl we toch ongeveer
hetzelfde deden. Later op de avond: kinderen en kleinkinderen weg, opa en oma bekaf maar voldaan
en tevreden en inslapen met Duitse kampvuurliedjes op de achtergrond. Het leven
kan mooi zijn.
vrijdag 1 juni: rust
en regen
Regen: een zegen voor de boeren. Schijnbaar niet genoeg,
want ze gingen stug door met het zelf beregenen van hun landerijen: je hebt zo’n
ding aangeschaft, dus moet je het gebruiken ook. De restanten van de barbecue
van donderdag bij ons (schoon)moeders verwerkt tot een eenvoudige doch voedzame
maaltijd en daarna op de camping ervaren dat een luifeltje niet alleen prettig
is om de zon te weren: je kunt buiten zitten zonder nat te worden.
Even een beetje achtergrondinformatie: Eibergen wordt in
1188 voor het eerst vermeld onder de naam Eckberghe. Het “hof van Eckberghe” (een
belevingspark met binnen- en buitenspeeltuinen en mini-zoo) verwijst naar deze
oude naam. Eibergen was in die tijd een kerspel (zeg maar parochie) waar een
groot aantal buurschappen zoals Hupsel, Mallem en Rekken toebehoorden.
Wereldlijk was het gebied onderdeel van de Heerlijkheid Borculo. In de 15e
eeuw kreeg het enkele stadsrechten, maar het is nooit een volledige stad (zoals
bijvoorbeeld Groenlo) geworden. Bovenstaande kaart geeft de situatie van het Kwartier van Zutphen weer in het jaar 1741
Dan nog wat over de term “buurschap” (zonder T). Een vrijwel
volledig verdwenen woord, omdat buurschappen (in de oorspronkelijke betekenis)
eigenlijk niet meer bestaan. Een buurschap werd gevormd door de eigenaren van
gronden en boerderijen in de buurt (de eigenerfden), verenigd in een samenwerkingsverband.
Buurschappen waren de grondslag van de middeleeuwse samenleving, belast met
onder meer rechtspraak, onderhoud van wegen en onderwijs. De vergadering van de
buurschap werd buurspraak genoemd. Een buurtschap (met een T) daarentegen is
een kleine bewoonde plaats of gebied met een eigen naam maar vaak zonder
duidelijk middelpunt zoals een kerk of een marktplein. Wanneer zo’n gemeenschap
wel een kerk heeft spreekt men van een kerkdorp. Zo heeft de gemeente
Oost-Gelre de buurtschap Zwolle en de kerkdorpen Vragender, Lievelde,
Harreveld, Zieuwent en Mariënvelde. Een buurtschap wordt aangeduid met een wit
bord met blauwe letters, een kerkdorp (net als andere plaatsen) met een blauw
bord met witte letters.
zaterdag 2 juni:
fietstocht neede en het needse achterveld
Bewolkt, maar temperaturen oplopend naar 25 graden en meer.
Tijd voor een fietstochtje. Deze keer de kant van Neede op met de beklimming
van de Needse Berg. Op 33 meter hoogte aangekomen blijk je sinds begin dit jaar
nog een extra 14 meter te kunnen klimmen. Er staat namelijk boven op de Needse
Berg een uitkijktoren met 52 traptreden. Als je al die treden hebt beklommen
mag je hopen dat je helder weer hebt: je kunt dan Eibergen, Rietmolen en
Borculo zien. Na de Needse Berg een mooi pad door het voormalige zwembad “de
Vleer”. Het natuurbad werd in 1934 in gebruik genomen (zand op de bodem en het
water werd aangeleverd door de Schipbeek). Toen het bad in 1992 werd opgedoekt,
besloot men het gebied terug te geven aan de natuur. Kort geleden heeft men er
een kikkerpoel van gemaakt door de bodem te verhogen waardoor het bassin
ondieper werd. Daarna een mooie route door het Needse Achterveld, een 110
hectare groot natuurgebied dat uniek is omdat er een van de laatste stukjes
natte heideveld in Nederland te vinden is.
De bovenste foto hebben we niet zelf gemaakt, de foto van de dame in het blauwe fleecevest wel.
Onderweg zagen we een opvallend vogeltje met een rood staartje: inderdaad een gekraagde roodstaart. Weg voordat we zelfs maar aan het fototoestel konden denken, dus een afbeelding van internet geleend.
En toen kwam er een bericht dat drie kleinkinderen met hun
papa en mama de tent zouden opzetten op onze camping. Leuk, dus maar versneld
terug naar ons huis op wielen. Dat had nogal wat voeten in de aarde. De N18 is
een schitterende weg (voor auto’s) maar als een soort ijzeren gordijn scheidt
deze strook asfalt het westen van het oosten. Daar waar je vroeger honderden
wegen tot je beschikking had zijn slechts een paar viaducten en fietstunnels
over en onder de autoweg aangelegd. De rest van de wegen loopt dood. Als je je
dan ook nog bedenkt dat er nog steeds veel aan de wegen in de Achterhoek wordt
vertimmerd (dus veel afsluitingen en omleidingen, met name in Neede en de
directe omgeving) dan is het een hele klus om zonder kaart en knooppunten “op
het gevoel” de weg te bepalen. Heb ik al verteld dat de bermen van de nieuwe
weg en de op- en afritten zo mooi zijn? Ingezaaid met een mix van onder meer
rogge, klaprozen en korenbloemen. Zo zag de Achterhoek er in mijn jeugd en
jonge jaren uit (maar dan hele akkers en niet alleen stukjes berm). De namiddag
en avond doorgebracht in de schoot van de familie, waarbij natuurlijk
pannenkoeken niet konden ontbreken.
zondag 3 juni: zon, water
en spelende kleinkinderen
Eigenlijk valt er niet veel meer te vertellen dan wat er in
de titel staat. Iedereen vermaakte zich uitstekend, waarbij de rol van oma
vooral uit meespelen bestond en opa een ieder regelmatig voorzag van wat te
eten en te drinken. Tussendoor moest er nog even geoefend worden voor de Achterhoekse kampioenschappen stoelenmatten. De Duitse enclave deed er uren over om op te breken en om
ons heen verdwenen ook langzaam maar zeker de onderkomens die door andere
vakantiegangers voor één of twee nachtjes waren opgebouwd. Om een uur of zes
waren we weer (bijna) alleen. Een mooi weekend.
Abonneren op:
Posts (Atom)