noordpolderzijl

noordpolderzijl

zondag 16 augustus 2020

aan de oevers van de dinkel

Bijna twee weken niet weggeweest, want: te warm. Moet er niet aan denken om met 35 graden of zo het blik ergens in de palle zon te moeten parkeren. We hebben thuis een tuin op het noorden en daar was de hitte draaglijk. Binnen werd het wel elke dag wat warmer met 27 graden maximaal. Je zult toch maar drie hoog achter wonen zonder balkon en 14 dagen in quarantaine moeten. Elke dag het weerbericht nauwgezet gevolgd, maar we konden het kwik in de thermometer niet naar beneden blazen.

Op vrijdag zou het wat gaan “minderen”, dus plannen maken. Het werd geen Delfzijl dit weekend: “Moet ik twee uur rijden om vervolgens twee dagen in de regen in het busje te zitten en op zondag weer twee uur terug”, was de korte samenvatting van W. Het alternatief werd De Lutte en inderdaad: drie kwartier rijden en in al die dagen 4 druppels regen gehad (het kunnen er vijf geweest zijn). Bekend terrein, vorig jaar hielden we ons familieweekend in Losser op camping Veldzijde, een “erg nette” camping. Dit weekend werd het camperplaats Erve Velpen aan de rand van het Lutterzand en bijna aan de oever van de Dinkel. De Dinkel is een van de weinige oerriviertjes van Nederland. Het watertje verplaatst zich al slingerend tot wel een halve meter per jaar en in de winter is de waterstand zo hoog dat veel naastliggende weilanden onder water komen te staan. Foto’s maken zonder lijven lukt niet met al die dagjesmensen hier, tenzij je het risico wilt lopen een klap voor je kanis te krijgen van een of andere tattooboy. Gelukkig heeft de VVV voldoende beeldmateriaal tot haar beschikking en haar website staat ook bol van wervende teksten: “De rivier stroomt al slingerend door het gebied en zorgt hier en daar voor mooie zandstroken en spectaculaire afkalvingen. Centimeter voor centimeter knaagt het stromende water hier stukjes van de oever af. Zeker bij hoog water gaat het soms hard. Zelfs de oudste en stevigste bomen leggen uiteindelijk het loodje en worden een prooi van de stroom. Dat levert steeds weer een iets ander totaalbeeld op, maar altijd even wonderlijk van schoonheid”. Zoals gezegd: bron VVV de Lutte, net als de foto boven deze alinea.

vrijdag 14 augustus: @ de lutte

Na een rustig ritje met erg weinig verkeer op de weg konden we een van de laatste plekjes op Erve Velpen innemen (code Campercontact 13.898, gemiddelde beoordeling 8,7). Weinig negatiefs over te zeggen: sanitair netjes en alles voor een zeer schappelijk prijsje: 7 € + 2 x 1 € toeristenbelasting. Voor ons kwam er 2 € voor de vonkjes bij, het nadeel van elektrisch fietsen. Voor veel camperplekken met minder voorzieningen mag je vaak flink wat meer betalen. Toch nog één minpuntje: slechte 4G-verbinding en met een volle bak op de camperplaats (30 plaatsen of zo) kan het gratis internet van de camperplaats het ook niet aan. Geen “we zijn er bijna” dus; het voordeel is dat we die uitzending nog te goed hebben.

Meteen het bankstel op twee wielen en het Chinese Wonder voorzien van accu’s en anroet. Een tocht door het Lutterzand, een flink eind over het commiezenpad op de grens, het vriendelijke Denekamp door, de Tankenberg beklommen en een biertje gedronken in het dorp van de hellehond, de Lutte. Een korte samenvatting van onze fietstocht door de omgeving.

Over het Lutterzand heb ik in vorige blogs al voldoende geschreven. Het was er weer behoorlijk druk. Snel erdoorheen, wel fijn in de schaduw! Ook het commiezenpad gaf voldoende bescherming tegen de zon. In 1814 werd het Korps Grensjagers opgericht, bestaande uit 300 man, voornamelijk gepensioneerde militairen. Zij moesten de toenemende smokkelarij langs de grenzen tegengaan. Op de grens werden zandwegen aangelegd die het de commiezen het patrouilleren gemakkelijker moesten maken. Op onregelmatige afstanden bouwde men hutten, deels ondergronds, deel bovengronds. Vanuit deze hutten konden de commiezen op een relatief “prettige” manier de grens bewaken. Ook dienden de bouwsels als schuilplek. We kwamen langs een door vrijwilligers volledig gerestaureerde hut, een paar jaar geleden nog een volledig verwaarloosd en ingestort exemplaar; nu toegankelijk voor de toeristen.


Natuurlijk kon W het niet nalaten om in haar eentje driestemmig “De Smokkelaar” van de 2 Jantjes te zingen. Dit hartverscheurende lied (met tekst van Johnny Hoes) werd in 1956 voor het eerst op de plaat gezet. Het refrein gaat als volgt:

Hij was een smokkelaar
Die diep in de nacht
Steeds weer zijn smokkelwaar
De grens overbracht
Klein was zijn smokkelloon
En groot het gevaar
Zo is het leven van een smokkelaar.

Het eerste couplet, een rustige binnenkomer, is als volgt samen te vatten: Een jonge blonde grenscommies die trouw zijn plicht als mens deed, trouwde met ene Annelies, de liefste van de grensstreek. Er was maar één probleempje: haar vader was smokkelaar. Na het brullen van het refrein komt de ontknoping in het tweede (en laatste) couplet: op een lange winternacht klinkt er een schot en “zwaargewond lag op de grond de vader van zijn schat”. Doffe ellende, samengeperst in een paar minuten tranentrekkerij.

De heide begint te kleuren; nog niet uitbundig, maar een voorzichtig paars valt al te bespeuren.

Onze tocht werd voortgezet naar Denekamp waar Wodan, Donar en Freya rond 800 werden ingewisseld voor wat anders. Er wordt gefluisterd dat ene Liudger daar de hand in heeft gehad, maar geleerden zeggen dat deze missionaris nooit in de buurt van Denekamp geweest is. Wie het ook geweest moge zijn, de Denekampers (en ook de bewoners van de omgeving) zijn nog steeds katholiek en zijn dol op kapelletjes, Marianisjes, kruisbeelden en meer van die roomse versierselen. Het is bijna net Limburg. De roomse kerk van Denekamp mag er ook zijn: al in 1250 bouwde men de eerste Nicolaaskerk met zandstenen blokken uit Bentheim en Gildehaus. De zware brokken moesten met eenvoudige middelen naar Denekamp worden vervoerd over woeste gronden als heidevelden, door bossen en moerassen.

Een latere variant van de kerk wilde wel even poseren. Stond echter een politieauto hinderlijk het beeld te bederven. Stikte trouwens van de sirenes en bijbehorende voertuigen. Gelukkig weet W dan de juiste website op haar foon te vinden en kwam met de geruststellende mededeling: brandalarm, maar niks aan de hand. De tweede foto van de kerk is van een dag later, deze keer geen storende politieauto maar wel een geheel andere lucht. Ook nog even een plaatje geschoten van de drie zusters. Opschrift: “zij kwamen om te dienen”. Een dankbetuiging aan de nonnen die jarenlang belast waren met ziekenzorg en onderwijs. Mijn zussen hebben ook les gehad van nonnen, maar praten  met behoorlijk wat minder dankbaarheid over die tijd.




De omgeving hier is gevormd in de ijstijden toen gletsjers hun bulldozerwerk deden. Je merkt dat nog steeds, niet alleen aan de hoeveelheden wegen die het woord “berg” in de naam hebben staan, maar vooral aan de fietsers die freewheelend met 40 km per uur op je af komen en een medelijdende en vooral keurende blik op je werpen, iets van: haalt hij het of haalt hij het niet? Je weet dan: dat wordt ernstig klimmen. De grootste kuitenbijter is de Tankenberg, met 85 meter het hoogste punt van Overijssel (de geleerden zijn het over de hoogte niet eens, maar dat is veel minder belangrijk). De pukkel is niet voor niets opgenomen in het parcours van de Ronde van Overijssel. Eenmaal boven gekomen interesseerde het mij echt niet meer dat hier ooit de tempel van de Germaanse Godin Tanfara gestaan heeft. Gewoon freewheelend de bult af en nu medelijdend kijken naar de stakkers die mij tegemoet kwamen.

Een biertje (een lekkere Affligem) verdiend in het dorp van de hel(le)hond. De hellehond stond vroeger bij de boeren in Lutte en omstreken bekend als spookdier. Er waren maar weinigen die het waagden om als de schemering viel nog naar buiten te komen. De hellehond (of Kardoes) betekende naderend onheil en meestal de dood in het verschiet. Er zijn veel streken en landen waar een of ander verhaal van de hellehond de ronde doet. Alle vertelsels zijn te herleiden naar Cerberus, de hond van Hades (de god van de onderwereld). 

In de Lutte staat een standbeeld van de hellehond. Vind het maar een lief beest en doet me op een of andere manier denken aan beelden van honden die ik in Egypte heb gezien. Als contrast een “echte” hellehond weergegeven, geplukt van internet. De Lutte kent een dorpsfeest met de naam Hellehondsdagen: drie dagen feest met kermis en veel activiteiten. Topattractie: “waar schijt de koe?”. Verdeel een weiland in een groot aantal vierkanten, nummer deze, verkoop de vakken, jaag een koe het weiland in en wacht af: het vak waar de koe haar eerste vlaai deponeert bepaalt de winnaar.


’s Avonds kwam ik tot de ontdekking dat de ouderdom hard aan het toeslaan is. We hebben een Truma 4 combi ketel in de bus zitten. Combi omdat het een combinatie is van een verwarmingsketel en een boiler; voorzien van vier standen: twee voor de verwarming en twee voor de boiler. Wist zeker dat ik het knopje had omgedraaid maar we hadden geen warm water voor de afwas. “Weer eens een keertje wat kapot”, was de opmerking van W. Nu heb ik wat betreft mijn busje de neiging om iets niet meteen af te schrijven wanneer het niet werkt en na enig denk- en piekerwerk is volgens mij het volgende gebeurd: heb de schakelaar op verwarming gezet en omdat de temperatuur in de bus een prettige 28 graden was is de ketel never nooit aangeslagen, zodat het water dus never nooit warm werd. Moet je ook eens proberen: kachel aanzetten bij 28 graden. Dankzij een uitstekend werkende thermostaat gebeurt er dus helemaal niks. Er bleek dus niets stuk te zijn, hooguit een draadje los in mijn bovenkamer.

V: 151.941; A: 152.012

Erg warm (boven de 30 graden) en vier of vijf druppels. Ruim 50 fietskilometers.

zaterdag 15 augustus: @ de lutte

Was de route van gisteren bultig, de twee tochten van vandaag waren vlak. De ochtendtocht stond in het teken van het Kanaal van Almelo naar Nordhorn. Weer zo’n project dat klauwen vol met geld gekost heeft maar bij voltooiing al achterhaald was. Eind 19e eeuw ging letterlijk de schop in de grond. Er moest en zou een kanaal komen van Almelo naar het Duitse Nordhorn want men had hoge verwachtingen van internationaal transport over waterwegen. Daarnaast bestond er een verdrag tussen Nederland en Pruisen dat er zo’n kanaal zou komen. Toen de Nederlandse arbeiders tot aan de Nederlands-Duitse grens hun kanaal hadden gegraven kwamen ze tot de ontdekking dat er in Duitsland nog geen schep zand was verplaatst; het duurde nog even voordat ook de laatste kilometers over Pruisische bodem waren uitgegraven. En toen het kanaal eenmaal af was, bleek het achterhaald: de schepen waren al te groot voor het ondiepe water. Om een beeld te scheppen: in het topjaar 1912 schutte een bepaalde sluiswachter nog geen 500 schepen, dat wil zeggen minder dan 2 per dag. In 1960 ging de stekker er uit, sommige bruggen werden dammen en het kanaal werd een aaneenschakeling van grote langwerpige vijvers met waterlelies en gele plompen. Plannen voor grensoverschrijdende gemotoriseerde recreatievaart worden gedwarsboomd vanwege de natuur en men een verstoring van de stilte vreest. We hebben fijn gefietst langs de vijvers.


Op de plek waar de Dinkel het kanaal kruist staat het Schuivenhuisje, een stuw die het kanaal Almelo-Nordhorn van voldoende water voorziet. Eigenlijk had het geen functie meer maar de Europese Unie had nog een potje en met dat geld werd het in 2005 zeer grondig gerestaureerd. Als je meer wilt weten over de werking van het Schuivenhuisje of achtergrondverhalen wilt over het kanaal-dat-nooit-heeft-gedeugd is Google je grote vriend.

Via Oldenzaal terug naar “huis”. W verzuchtte nog even “Je jaagt me toch niet weer de bult over?” toen ze de naam Tankenberg op de paddenstoel zag staan, maar ik kon me inhouden.

En na een late lunch met onder meer bospaddestoelensoep waren we beiden zo maar twee uur kwijt. Volgens W had iemand de klokken vooruit gezet. Een soort superzomertijd dus. Toen we elkaar weer helder in de ogen konden kijken was het tijd voor een tweede fietstocht, nu via Duitsland naar Losser en over Nederlandse wegen weer terug. Mooie tocht, vooral het stuk door het Roodkapjebos in Duitsland. Natuurlijk heeft het een andere naam, maar W verwachtte op elk moment een rood kapje te zien en misschien wel een boze wolf. Wel begon het op de Duitse dreven een beetje op mountainbiken te lijken, maar ook dat is een leuke tak van sport. Een deel van het bos hebben we al eens eerder gehad, maar het lijkt elke keer weer nieuw. Je komt ook verrassende veranderingen tegen: een paal met bordjes lag vorig jaar juni nog op de grond, dit jaar stond het weer rechtop. Ook waren de varens de vorige keer (ander jaargetijde) niet zo hoog.



Zeer prettig fietsweer, graad of 27 en overwegend bewolkt. Totaal 71 fietskilometers. 

zondag 16 augustus: via bentelo naar huis

Een tijdje geleden had ik een route in de buurt van Bentelo uitgestippeld. Halverwege ging het buienalarm af en mocht ik halsoverkop naar de camper terug. Vandaag de gehele route gereden. Mooi! Doen we nog eens. Foto van de pauzeplek.

V: 152.012 (de Lutte); A: 152.088 (thuis)

Temperatuur oplopend tot zo’n 30 graden; eerst zwaarbewolkt, later volop zon. 32 fietskilometers