Nou ja: bijna dan, het duurt nog even voor we “des meien schijn” zien. Voor de cultuurbarbaren die niet weten waar ik het over heb hieronder de tekst van het eerste couplet:
Die winter is vergangen
Ik zie des meien schijn
Ik zie die bloemkens hangen
Des is mijn hart verblijd
Zo ver aan genen dale
Daar is ’t genoeglijk zijn
Daar zinget die nachtegale
Also menig woudvogelkein.
Even voor je opgezocht en het volgende gevonden: tekst naar het handschrift van Weimar, 1537; uit Hoffmann von Fallersleben, Niederländische Volkslieder, 1833; melodie uit luitboek van Thysius, ca. 1600.
Ik weet het: alweer een winter dichter bij de dood. Oftewel: we hebben nog meer verleden dan toekomst opgebouwd de laatste maanden. Inmiddels wel oud en lummelig, maar nog niet zover dat we al aan de rollator moeten. Alhoewel, het begint er al wel een beetje op te lijken wanneer we het weer eens over “vroeger” hebben. Afgelopen maanden mijn eigen blog maar eens (terug)gelezen. Wat hebben we sinds 2014 veel gedaan met ons busje. Regelmatig kwamen er herinneringen boven: van dat oh-ja-type, maar ook af en toe kwam mijn eigen verhaal me als totaal nieuw voor.
Wat een lange intro! Eigenlijk wil ik alleen maar zeggen: busje staat weer voor de deur, het camperjaar kan weer beginnen. En over heden en toekomst gesproken: bus stond in november nog maar net een dag op stal of we kregen post van de Dela (draagt elkanders lasten – onderschrift: draagt vooral de lasten van de Dela) met een special, onderwerp “alles over de kist”. Hebben die jongens haast of zo? Jammer boys, ben nog net niet in ontbindende staat. We gaan er nog maar een jaartje tegenaan. In 2023 wordt ons uitgangspunt “wanneer je je realiseert dat er niets ontbreekt, is de hele wereld van jou” (Lao Tse). Vooruit nog zo’n kreet: “we gaan verreikend verrijkend nieuwe horizonnen verkennen” (ook gejat). Denk daar maar eens over na. En nu we toch filosofisch bezig zijn: “de enige tanks die we nodig hebben zijn biertanks” (Frans Miggelbrink, Gelderlander 4/11/2022). Ik weet het: we hebben de meeste jaren gehad en misschien zijn we op tijd dood, zodat we de totale ondergang van onze planeet niet meer mee hoeven te maken.
In 2020 schreef ik “heb gisteren gelezen dat een man van 70 nog een levensverwachting heeft van 15,3 jaar. Dus ik heb nog even te gaan, theoretisch dan. En ik ben nog lang geen 70. Duurt nog drie maanden of zo. Nog 15,5 jaar feest, het kan niet op”. Inmiddels zijn we weer een paar jaar verder. Heb onlangs opnieuw mijn “verwachte sterftemaand” laten uitrekenen. Schijn volgens de statistieken in mei 2036 de pijp uit te gaan, dus volgens de boekjes is er weer een jaar bijgekomen (Cijfers zijn op basis van de laatste door het CBS gepubliceerde “resterende levensverwachting voor de Nederlandse bevolking” en absoluut geen rekening houdend met levensstijlen: gemiddelden weet je wel. Natuurlijk stel je dan de vraag “hoe kan het dat de levensverwachting hoger wordt naarmate je ouder wordt?” Het antwoord is eigenlijk simpel: Mensen kunnen sterven op alle leeftijden, maar iemand die 50 jaar oud is kan niet meer sterven op een leeftijd jonger dan 50 jaar. Iemand die één jaar oud is kan nog wel op een jongere leeftijd sterven. Daarom is de levensverwachting van iemand die ouder is hoger dan die van iemand die jonger is De oudere persoon heeft al laten zien dat hij niet op jongere leeftijd zal sterven. Simpel toch? Volgens mij laat bijgaand grafiekje wat andere getallen zien.
Niks gedaan de afgelopen maanden? Zeker wel! W is inmiddels met haar Spaanse les dusdanig gevorderd dat ze zonder haperen “Pernoctar aqui en autocaravana?” kan produceren. Dus moeten we dit jaar wel naar Spanje toe, ook omdat dat land voor ons acojonante is. Nog serieus plannen gehad om een deel van de winter in een warm land door te brengen, zelfs Sri Lanka werd korte tijd onderwerp van ernstige gesprekken, maar verplichtingen die riepen en vooral vliegschaamte maakten een voortijdig einde aan onze dromen. Achteraf gezien maar goed ook dat we niet hebben geboekt, we zouden vanwege onze “ongesteldheid” niet hebben kunnen vliegen. Op zondag 18 december mochten we naar een toneelvoorstelling van twee van onze kleinkinderen, je weet wel: zo’n bijeenkomst met een very hoog snottebellengehalte. Op dinsdag 20 december had ik een uitje met de vrijwilligers van het museum: ander museum bezoeken, drankje/hapje/plantje/cadeaubon, gewoon zo’n eindejaarsdankjewelceremonie. De avond heb ik nog gehaald, daarna vier weken in de lappenmand (W volgde een paar dagen later). Dus Kerst en de jaarwisseling bestond voornamelijk uit een concert van twee hoestende oudjes. Al die feestdagen dus in gepaste quarantaine doorgebracht, terwijl zuslief jaloersmakende vakantiefolderwaardige foto’s stuurde uit een warm en zonnig (camper-)Spanje.
Broertje deed het later nog eens flink over met foto’s (van vooral kikkers) uit Costa Rica. Misschien toch maar eens van ons geloof afvallen en gaan overwinteren? Gelukkig hadden we tijd genoeg om taalspelletjes te doen met als centraal thema: hoofdlettergebruik bij zaken rond de feestdagen. Bijvoorbeeld “De kerstman is een verklede man die doet of hij de Kerstman is en onder de Kerstster kerstkransjes eet terwijl hij een blik werpt op het Kerstkind. Het zijn koude dagen die kerstdagen, maar op Eerste en Tweede Kerstdag schijnt de zon een paar uur, terwijl de kerststerren proberen rood te worden en de kerstkaarten aan een lang touw gewasknijperd zijn. De paashaas is een fictieve haas die rond Pasen actief is.” Is er enige logica in te ontdekken? En voor de rest was de R in de maand, de R van Regenachtig, Retekoud en Rotwind.
Geen positieve dingen te melden? Best wel! Afgelopen winter vierden we onze Eerste Zoendag. Inmiddels was die toe aan de vijftigste verjaardag. En om volledig te zijn: eind dit jaar zijn we dan ook vijftig jaar getrouwd. Nee, geen verdere details. Of er een herdenkingsmoment komt is ook nog niet geheel duidelijk. Eigenlijk is het wel goed zo. Ik memoreerde het al eens eerder: “Het beste stuk huisraad is een goed wijf” en dat waren ooit de woorden van onze wijze Jacob Cats. Nog een extra feest: we hebben dit jaar een bigi yari of bigiyari, dat is een Surinaams feest dat vooral binnen de Creoolse gemeenschap gevierd wordt. Bigi yari wordt gevierd als iemand een speciale verjaardag viert, W wordt in juli 70 dus (dank Margot voor de tip).
Nog plannen voor het komend jaar? Genoeg! We bouwen het langzaam maar zeker op met als knaller een groepscamperreis naar Marokko in het najaar. Een reis van 40 dagen met als extra een paar dagen aan- en een paar dagen afreis. Binnenkort meer info in dit theater. Voorlopig dus op naar het voorjaar: Puzzel moet eerst even (opnieuw) getaxeerd worden voor de verzekering, daarna krijgen we weer zo’n 1000-Eurodag bij de camperdokter (twee nieuwe verduisteringsgordijnen, waarschijnlijk een nieuw dakraam en wat klein grut zoals een dopje hier en een gaskeuring daar). Luidt het gezegde niet “alles aan boord is stuk, het moet alleen nog gebeuren….”? Na de onderhoudsbeurt een beetje uitproberen en dan de voorjaarsreis. Vooruit: we zingen het tweede couplet:
Ik wil den mei gaen houwen
Al in dat groene gras
Ende schenken mijn lief die trouwe
Die mij die lieveste was
Ende bidden, dat zij wil komen
Al voor haar vensterken staan
Ende ontvangen den mei met bloemen
Hij is so welgedaan
Ook dit jaar zal ik je op de hoogte blijven houden van al onze belevenissen (en uiteraard mijn zieleroerselen en soms vreemde, soms vunzige gedachten). Mijn blog wordt gelezen, zelfs in de wintertijd. Op 1 maart werd klik nummer 45.000 op deze site geregistreerd, met andere woorden: 45.000 keer is er een verhaaltje gelezen. Vroeg W: “hoeveel van die klikken zijn er van jou?” Noppes, nada, niente: heb het telwerk “eigen bezoeken” lamgelegd, dus het doorworstelen van al mijn 689 vorige verhaaltjes heeft deze winter geen invloed gehad op het bezoekersaantal. Kreeg laatst van iemand te horen dat zij vooral de tegeltjes zo leuk vond, houden we die er nog een jaar in, samen met veel foto’s voor trouwe fotokijkster C te L. Voor vandaag genoeg geluld. Sluiten we af met de wijze woorden van ene Stephan Remmler: “alles hat ein Ende nur die Wurst hat zwei”.