noordpolderzijl

noordpolderzijl

vrijdag 7 januari 2022

en weer een jaar verder

De eerste week van een nieuw jaar: tijd voor een terugblik. De kerstboom staat weer op zolder en van de eindejaarspakketten van de verschillende vrijwilligerswerken is niet veel meer over. Het jaar kende twee verdrietige momenten: wij raakten onze beide moeders kwijt. Gezegende leeftijden weliswaar, 96 en 94, maar het blijft verdrietig. Maar dit blog gaat over campers, dus over tot de orde van de dag.

Alweer ligt er een camperjaar achter ons, een jaar waarin we aanvankelijk dachten behoorlijk wat beperkingen te hebben. Uiteindelijk viel het allemaal nog enigszins mee. Wel weer minder overnachtingen dan in 2020. Schreef ik aan het eind van dat jaar “Tikten we vorig jaar net niet de 200 aan, dit jaar bleven we bij 115 overnachtingen steken”, dit jaar waren het er weer minder namelijk 112. Opvallend verschil: vorig jaar 21 % van de overnachtingen gratis, dit jaar 0 %. Ook het “de-broek-mag-uit”-pasje dit jaar vrijwel niet gebruikt (4,46 % van de overnachtingen), dus weinig “nakation” te melden. Fijn dat je van alles in spreadsheets bijhoudt, kun je nog eens met getallen strooien! Puzzel staat al een kleine twee maand in de stalling. Bus is schoon en de camperkastjes staan in de echostand volgens W, ik noem dat gewoon “ze zijn leeg”. Is toch wat die kastjes, vooral het keukenkastje boven het gasfornuis: maggiflesjes hebben altijd de neiging om er in om te vallen. Het resultaat kun je ruiken of stinken noemen, kwestie van smaak (net als het gebruik van maggi dus). En wij (lees: W) poetsen maar.

Een terugblik op onze reizen in 2021. Een mooi jaar. We hadden het weer knus in de bus en dat allemaal zonder dat er ook maar één stuk serviesgoed door de camper is gevlogen. Nu schijnt ruzie vrij normaal te zijn, ik las ergens: “Ruzie is er de natuurlijke staat van zijn.” Gelukkig zijn dekmatroos en schipper goed op elkaar ingespeeld in de camper, al is het soms de vraag wie nu de dekmatroos is en wie de schipper? Eén ding is duidelijk gebleken dit jaar: de camper “verdwijnt langzaam maar zeker onder onze kont vandaan” (woorden van W), ik gebruik liever de term “desintegreren”. Uiteindelijk komt het op hetzelfde neer: zo’n ding is niet gemaakt om er intensief in te leven. Het begon (na het eerste jaar) met knopjes die los kwamen te zitten (oplossing: nieuwe knopjes), een luifel die onderdelen begon te verliezen (garantiewerk), sierstrippen die loskwamen (een likje secondelijm doet wonderen), lampjes die afbreken (och, een nieuwe lamp kost maar een paar tientjes), maar toen kwamen er wat meer bewerkelijke dingen: een kapotte koelkast, pliségordijnen die bijzondere vormen aan begonnen te nemen, een boiler die het niet meer deed, een gasfornuis met kuren, een stukke omvormer, een van-het-dak-waaiend zonnepaneel, dat soort dingen dus. Uit de mond van G te W, één van mijn zeilmaatjes, kwam deze zomer de volgende tekst: “Een wat oudere camper is net als een boot: nooit klaar maar een voortdurende strijd tegen verval.” W stelde voor in het puzzelwoordenboek de volgende aanvulling te noteren “ander woord voor camper: geldstofzuiger”. Wordt het dan niet de hoogste tijd voor iets nieuws? Toch maar niet: voorlopig is repareren en vervangen goedkoper dan een ander hok-op-wielen aanschaffen.

Jawel, we hebben het geprobeerd: er waren wat pogingen tot aanschaf van wat nieuws. Allereerst op de camperbeurs in Hardenberg, waarbij de insteek was “geen buscamper meer”. W wilde meer ruimte, zodat verblijf bij slechter en kouder weer ook wat comfortabeler wordt en we niet steeds bezig zijn met het verplaatsen van spullen van de ene naar de andere kant. Is niks geworden dus, want een half-integraal biedt meer na- dan voordelen, zie https://berrynales.blogspot.com/2021/09/met-een-boekje-in-een-klein-hoekje.html.Onlangs zijn we nog op pad geweest, opnieuw op zoek naar wat anders. W was gecharmeerd van een La Strada Avanti EB, gevonden in Bocholt. Mooi ding, maar de EB heeft - omdat het een hoogte heeft van 2.89 m -  een rijklaargewicht van 3.000 kg. Tel daar twee passagiers, een fietsendrager, twee elektrische fietsen, een luifel, een extra accu, een zonnepaneel en (niet te vergeten) een kratje bier bij op en je komt voor je het weet boven de 3,5 ton uit en dan heb je nog niet eens schone onderbroeken in de kast liggen. De suggestie van W om dan het kratje bier maar thuis te laten vind ik geen optie. De Avanti E is dan wel 75 kg lichter maar ook 34 cm lager en als je naar de plattegrond kijkt zie ik weinig verschil met onze Pössl. Het probleem loste zich vanzelf op: alles was verkocht en de eigenaar van de campertoko verwachtte niet eerder dan in maart 2022 weer nieuwe (gebruikte) campers te mogen verwelkomen. 

P te A, een oud-collega van W, maakt het nog spannender. Hij moest van een erfenis af en kocht driekwart jaar geleden een nieuwe Rapido buscamper, een plaatje. Kost een paar duiten, vooral in Nederland waar je altijd een fikse donatie aan het BPM-fonds moet doen en je verzekerd bent van een hartaanval bij het zien van het uiteindelijke totaalbedrag. Je moet er wat over hebben om je beroep als bejaarde zonzoeker uit te kunnen oefenen. Terug naar P. Mooie camper dus, alleen: levering medio 2022 (werd hem verteld bij het tekenen van de koopovereenkomst). Hij kreeg onlangs bericht dat het zeer waarschijnlijk najaar 2022 wordt dat de bus geleverd wordt. Neem van mij aan dat het wel begin 2023 zal worden voor hij zijn nieuwe speeltje kan showen (officieel heet dat “wij kunnen eerder gecommuniceerde levertijden niet meer garanderen”). Gelukkig heeft hij zijn Adria Twin nog niet verkocht. Inderdaad: we spreken hier over luxeproblemen. Of hij gevallen is voor de wervende tekst in de Rapidofolder “hengen suuri oleskelutila” weet ik niet, heb het opgezocht en Google Translate noemt het “een grote woonkamer voor een tweeling”; P te A is in ieder geval niet de helft van een tweeling. 

Het blijft een feit dat een buscamper absoluut geen Hermione's bag is. Voor de weinigen onder ons die het tasje van Hermelien (die spetter uit de films van Harry Potter) niet kennen: Hermelien heeft een ultra klein tasje en kan daar van alles in stoppen zonder dat het zwaarder wordt. Lijkt me wel wat: enorm veel spullen meenemen in een klein tasje (lees: camper) zonder dat je boven de 3.500 kilo uitkomt.

On topic!  Mijn spreadsheet zegt dat ik 20,54 procent van de tijd zonder mijn wederhelft in de camper heb doorgebracht. Als je het na wilt rekenen: het gaat om 23 van de 112 nachten dat ik alleen was, helemaal alleen. En dat is zalig. Nogmaals: met zijn tweetjes is het ook zalig, maar anders zalig. Elk jaar ontdek ik weer nieuwe camperplekken, een van de meest verrassende dit jaar was de Brandkoele in Lettele. Basic dat wel. Een paar keer gestaan (ook met W) tot volle tevredenheid, alleen de laatste keer niet en wel vanwege de vliegen, honderden vliegen.

Doodgespoten met een of ander agressief middel uit Frankrijk. Bij het schoonmaken van de bus zei W dat ze er minstens 2.000 heeft verwijderd. Laat ze er de helft naast zitten, blijven er nog genoeg over.

Ook opvallend dit jaar was de leegte in Polen en de Baltische landen. Zelfs de twee hoofdsteden, Vilnius van Litouwen en Tallinn van Estland waren oases van rust. Achteraf kregen we te horen dat de hoofdstad die we overgeslagen hebben (Riga van Letland) eigenlijk de mooiste is van het drietal, maar je maakt keuzes en Riga hoorde daar niet bij. Misschien jammer, maar het zij zo; inderdaad “het zij zo” is een uiting van berusting in de aanvoegende wijs. Ruimte hadden we ook in Rūdiškės op camping De Harmonie van Wim Brauns. We maakten daar kennis met de gevolgen van Covid-19 voor het toerisme: twee achtereenvolgende jaren zonder noemenswaardige inkomsten maakten de eigenaar van de camping behoorlijk somber, ook al noemt hij zichzelf een “optimist tot in de kist”. Misschien zijn we een paar jaar te laat naar de Baltische landen afgereisd. Ik las in een reisverslag van zo’n tien jaar geleden dat de conditie van de weg in het binnenland zich “het best [laat] beschrijven als een 50 kilometer lange niersteenvergruizer”. Niet elke weg was nu geasfalteerd, maar echte “camperslopers” zijn we bijna niet tegengekomen.

Twee fotoboeken vol met herinneringen aan 2021: de eerste staat al gedrukt in de kast, de tweede wacht op een leuke aanbieding van Albelli, voor minder dan 40 procent korting doen we het niet. Op campergebied was het een mooi jaar en komend jaar? Dan hebben we een nieuw jaar. En dan? We hebben inmiddels alweer plannen gesmeed voor dat nieuwe jaar, misschien gaan we wel een skithus opzoeken, in Zweden dus


Het is
alleen de vraag of die plannen de ijskast gaan verlaten: er schijnt een derde golf aan te komen (of zitten we er al weer midden in?) met corona, dat kleine monster dat de wereld momenteel al een kleine twee jaar behoorlijk in de greep houdt. De ondertitel van mijn blog was dit jaarHet jaar waarin het abnormale min of meer als normaal wordt beschouwd!”, misschien moeten we dat komend jaar ook nog aanhouden.

Even wat andere dingen. Veel gelezen dit jaar. En als je me vraagt naar het meest interessante boek dan hoef ik daar niet lang over na te denken: “Het Oost-Indisch avontuur: Duitsers in dienst van de VOC (1600 – 1800); Roelof van Gelder (1997). Het boek geeft een samenvatting van een aantal Rayßbüchlein’ (zeg maar een reisboekje in het Duits). Ik weet het, het is een afwijking, maar ik kan smullen van passages als “In de notariële archieven komen meer van dergelijke plaatsen van ontucht voor, waar matrozen en soldaten ‘dagelijx en continueerlijck in huys verkeeren, en bij desen hoeren vleeschelijck converseeren’.” Nog meer genieten wordt het wanneer er beschrijvingen komen van mensen die door ‘quaat fortuyn of door eenig ongeval, in armoed sijn vervallen’.

En verder was natuurlijk Google mijn vriend, al lezende werden de volgende notities in mijn boekje geplaatst:

  • Als het om erotiek en seks gaat is Rusland zo streng en preuts als een stationshoer die non is geworden

  • Een edelhert verliest in de bronstijd 25 procent van zijn lichaamsgewicht
  • Ik deed haar zin, en draafde stijf dat tuintje in

  • Wie achter de kudde aan loopt, loopt altijd in de stront

  • Wie in de voetstappen van een ander treedt, kan nooit als eerste aankomen

  • Ga niet gewoon naar een naaktstrand om te gapen, en als je toch gaat, moet je “kaal worden” (Googlevertaling of gewoon Vlaams?)

Toen W dit laatste verhaal van 2021 gelezen had sprak ze: “Dit is een goed voorbeeld van een soms wat wijdlopige tekst, die de grenzen van het gezever niet zelden overschrijdt” en gaf me ook de raad de titel van dit blog te veranderen in “gelul in de ruimte”. Waarvan akte.

Nu nog even duurzaam de winter doorkomen en dan wordt het vanzelf weer voorjaar en kunnen we verder knutselen aan ons busje. Elke dag bij het opstaan denken “gewoon vandaag er een mooie dag van maken, want gisteren is geweest en wat morgen gebeurt, weet je nog niet, dus zinloos om daarover na te denken".

Ongetwijfeld ga ik je weer vermoeien met mijn schrijfsels. Vaste lezer H te L vermaakt zich altijd kostelijk met mijn stukjes, want “ik hoef zelf niet moe te worden, dat heb jij als reiziger al gedaan. Ik kan warmpjes bij de kachel zitten en me aangenaam vermaken met het lezen over datgene wat jij in storm en golven en onder de barbaarse volkeren hebt moeten doorstaan”. Volgens mij heeft hij die woorden niet zelf bedacht, maar ze zijn wel treffend. Toch? Tot nader lezens en tot die tijd: “Doe niet te moeilijk en maak er te allen tijde iets moois van!”