noordpolderzijl

noordpolderzijl

woensdag 3 september 2025

najaarstocht 2025 - 12: noord-brabant is ook leuk

In Nijetrijne geweest maar het dorp zelf niet gezien. Wat een omissie. Ook bepaalde dingen maar half gedaan. Wel gezien maar niet bekeken: de Rietvink, een molen die in 1855 gebouwd werd voor het droogmalen van de Groote Veenpolder. Voor de liefhebbers: schijnt een smockmolen (grondzeiler) te zijn. Rijksmonument en in 2010 gerestaureerd en kan nu weer draaien. Staat op dit moment te koop. In één handeltje: woonboot (Funda noemt het een splitlevel waterwoning), de gerestaureerde molen de Rietvink én een stijlvolle nieuwgebouwde molenschuur met expositieruimte en theetuin. Koopje: iets meer dan acht ton. Foto’s zijn van Funda.

woensdag 3 september: @ boxtel

Het kan verkeren. Gisteren nog een soort van afspraak gemaakt met vrienden in Drente, vandaag die date gecanceld. Reden: we gaan de andere kant op. In principe toch naar het zuiden. Voor de langere termijn is daar het betere weer te vinden. Niet te snel, het weekend is in deze omgeving ook mooi, dus we plannen onze reis van dag tot dag. Vanmorgen in de buurt van Ossenzijl druilerig. Gelukkig kon ik de bus vlak voor de deur van de chemische stort plaatsen en beperkte het nat-worden zich tot een paar druppels. Vanmiddag in Boxtel aangenaam weer en droog, alleen een beetje veel wind, kracht 4. Daartussen lagen 186 kilometer (inclusief een uitstapje naar de Lidl in Emmeloord) en 6 warmtegraden (van 16 bij vertrek tot 22 bij aankomst). Eigenlijk gewoon dom rijden: A6, A27 en A2. De afwisseling zat ’m in het aantal rijstroken. We zijn aanbeland op camperplaats Boxtel die eigenlijk niet in Boxtel ligt maar in Lennisheuvel. Bekend terrein: we waren er vorig jaar ook al. Waarom nu weer? Lees even wat William en Désirée op hun website schijven: “Ontsnap aan de drukte en omarm de rust en schoonheid op Camperplaats Boxtel. Midden in Het Groene Woud ligt Boxtel: één van de oudste kernen van Brabant en het gastvrije hart van de Meijerij. ​Gelegen in het dal van de Dommel en het Smalwater grenst Boxtel aan natuurreservaten De Geelders, Dommelbimd, De Kampina, De Mortelen en andere natuurgebieden zoals Heerenbeek, Velder en Banisveld. Ze liggen allemaal op loop- en fietsafstand van Lennisheuvel, waar onze camperplaatsen zich bevinden“. Ook meer het gebied van W: ze houdt van bossen en vindt dat ze in Friesland te ver weg kan kijken. Kan ze hier de lol op: de camperplaats telt veel bomen en planten. Camperplaats van het jaar 2024 en alles goed geregeld.

​Wel of niet fietsen was de vraag, want veel wind. In een gebied met veel bossen mag het wel een beetje waaien voor je er iets van merkt, dus een knooppuntenroute gescoord en ondanks dat we hier in de omgeving behoorlijk bekend zijn was er nog genoeg nieuws te bespeuren. En die wind (kracht 4 uit het zuiden)? Viel 100 % mee en volgens W zelfs 200 %, maar hoe ik dat wetenschappelijk moet goedpraten weet ik niet. Fietsen, natuurlijk door de Kampina. In het kort: je ziet een heel afwisselend en bijna oer-Brabants landschap, met rustige heidevelden, glinsterende vennen en kronkelende beken. De Kampina wordt beheerd door Natuurmonumenten en is ongeveer 1.200 hectare groot. De heide was nog een beetje paars: de intense kleur is inmiddels verdwenen. De Beerze kwamen we een paar keer tegen en ook ander water, maar dan in de vorm van vennen. Dat heb je als je door een natuurgebied fietst dat de “Oisterwijkse Bossen en Vennen“ heet. Foto hieronder is geleend en heb ik vorig jaar ook al geplaatst:

“Oisterwijk, is dat niet de plaats waar Robèrt van Beckhoven zijn bakkerij ‘bij Robèrt’ runt“, was de vraag van W toen we het plaatsnaambordje Oisterwijk hadden gezien. Je kijkt naar Heel Holland Bakt of je doet het niet. Even opgezocht en het klopt inderdaad: Robèrt bakt in Oisterwijk, maar het schijnt niet helemaal goed te gaan met hem en zijn bedrijven. Beetje negatieve berichtgeving met als leidende thema’s: financieel zakelijk falen, achterstallige vergoedingen aan crowdfunders, een huilinterview (in een emotioneel interview met het AD, waarin hij tranen vergiet, riep hij medelijden op, maar mijn buurvrouw, die iets van journalistiek weet omdat ze af en toe voor het plaatselijke nieuws- en advertentieblad schrijft, noemde dat 'uithuiljournalistiek') en persoonlijke tegenslagen (financieel en privé). Niet interessant genoeg allemaal om op zoek te gaan naar de zaken van Robèrt, Meester Patissier en Meester Boulanger uit Oisterwijk”. Ik hou het (net als hijzelf) op "gewoon bakker uit Oisterwijk".

Tegen vijven waren we na bijna 30 fietskilometer weer terug op CP Boxtel. Een verrassende dag. Een mooie dag. V:218.517; A: 218.703. Uiteindelijk 23 graden geworden. Zon op/onder: 06:53 20:21 (gegevens Boxtel). En morgen? Morgen is er weer een dag. Wat gaan we doen? Ik weet het niet.



dinsdag 2 september 2025

najaarstocht 2025 - 11: de weerribben-wieden in

Had in mijn vorige blog beloofd wat aandacht te besteden aan Weststellingwerf, de gemeente waar de Driewegsluis bij hoort. Even voor de duidelijkheid: we zitten hier wel in Friesland maar er wordt géén Fries gesproken maar Stellingwerfs en dat is absoluut geen dialect van het Fries maar schurkt eerder tegen het Achterhoeks aan (want hoort tot de Nedersaksische taalgroep net als Gronings, Drents en Twents). Door dit (voor Friesland) afwijkende taaltje heeft het gebied een eigen identiteit. Hoofdplaats van de gemeente is Wolvega en op bijgaand kaartje kun je zien dat de Linde (waar onze camperplaats aan ligt) voor een deel de zuidgrens van de gemeente vormt. De Stellingwerven (Oost- en Weststellingwerf) werden in de middeleeuwen (ruwweg achtste tot veertiende eeuw) gevormd door nederzettingen op heuveluggen in het veen- en zandgebied. Van oudsher had de bevolking veel contact met Drenthe en Overijssel, meer dan met de Friezen in het noorden. Dit verklaart de Nedersaksische wortels van de streektaal. Voor de rest geldt in dit gebied “het verhaal van de turf“ dat ongeveer hetzelfde is als van de Weerribben, het gebied dat we vandaag gaan verkennen. Doublures voorkomen dus.

dinsdag 2 september: @ driewegsluis

Een mooie fietsroute. Ging het gisteren naar het noorden, richting Tjeukermeer, vandaag was het zuiden aan de beurt, dus richting de Weerribben. Eigenlijk hetzelfde gebied als de Rottige Meente: voormalig afgegraven veengebied. Oorspronkelijk was het gebied een uitgestrekt hoog- en laagveengebied, maar vanaf de late middeleeuwen ontstonden er meren en moerassen door overstromingen en afgravingen. Turfgravers groeven lange, smalle petgaten (slootjes) en lieten smalle stroken grond, de legakkers, ertussen liggen om de turven te drogen. Dit leverde werk voor veel gezinnen, maar was zwaar en ongezond werk. Door het afgraven en het instorten van legakkers ontstonden plassen, sloten en moerasvelden. Het verhaal is ongeveer hetzelfde als gisteren: tegen het einde van de 19e eeuw was veel veen uitgeput. De turfwinning liep sterk terug; de bevolking in dorpen als Kalenberg en Ossenzijl leefde in armoede. Na de turfwinning probeerde men landbouw, maar de grond was vaak ongeschikt. Men ontdekte nieuwe bestaansbronnen: vanaf eind 19e eeuw en vooral in de 20e eeuw werd rietteelt belangrijk. Het riet uit de Weerribben werd (en wordt) gebruikt voor dakbedekking en midden vorige eeuw kwam daar toerisme bij. Het gebied bleek door de afwisseling van water, moeras, trilveen en rietlanden een unieke plek voor flora en fauna. Het besef groeide dat de Weerribben (beheer Staatsbosbeheer) grote natuurwaarde hadden en hebben. Dit resulteerde in 1982 in de oprichting van Nationaal Park Weerribben. Een paar jaar later werd het samengevoegd met de Wieden (grotendeels eigendom van Natuurmonumenten) en tegenwoordig is het Nationaal Park Weerribben-Wieden het grootste laagveenmoeras van Noordwest-Europa (ruim 100 km²). Het verschil met de Rottige Meente is dat de Weerribben-Wieden veel bekender zijn. Nog meer naar het zuiden bij Staphorst en Rouveen liggen de Olde Maten, een logische voortzetting van het veengebied. In dit gebied ging met anders te werk: de Staten van Overijssel weigerden toestemming te geven voor de massale turfwinning. Ze hadden meegemaakt dat in 1827 de Wieden ontstonden als gevolg van de voortdurende turfwinning en hetzelfde drama wilde men niet nog een keer meemaken. Na veel onderhandelen met projectontwikkelaars die de gronden voor een habbekrats opgekocht hadden mocht men er 200 brede sloten graven, de boksloten. Zo konden zij “het bruine goud“ delven. We zijn op onze heenreis naar Driewegsluis doorheen gereden.


Zoals gebruikelijk duurde het even voor we onze lijven in de actieve stand hadden. Daarbij kwam dat het om een uur of negen nog behoorlijk frisjes was, beslist geen blote armen-benen-en-voetenweer. Tegen twaalven waren we eindelijk geestelijk en lichamelijk (en ook temperatuurtechnisch) zover dat we een nieuwe tocht-der-tochten konden aanvaarden en vol goede moed trapten we al snel bij Ossenzijl de Weerribben in. Wij (en vele andere grijze koppen) fietsten, anderen gingen met hun bootje via de Kalenbegergracht van de Weerribben via de Linde naar het Friese merengebied (of andersom) en hartje zomer zal het zowel op het fietspad als op het water een stuk drukker zijn. Het mooiste aan Ossenzijl is de vlag. Geeft precies de omgeving weer.

De Kalenbergergracht komt (verrassend) in Kalenberg uit. Het vrij smalle fietspad van ons ook. Kan me herinneren dat we de laatste keer hier fietsten te maken hadden met eenrichtingsverkeer, tijdens  de naweeën van Corona, november 2020. Het uitzicht op de waanzinnig mooie huizen met de prachtige tuinen en de aanlegsteigers was nog net zo mooi als toen, misschien zelfs nog mooier want we zitten een paar maand vroeger in het jaar. In Kalenberg wordt toerisme met een hoofdletter geschreven. Best oud dat dorp en in de loop der jaren steeds iets anders genoemd en/of geschreven: bij de stichting in 1313 heette het Calumburg, via Kaleberghe, Callenburgh en Calemberg werd het uiteindelijk Kalenberg. Na de turfgraverij richtte de bevolking zich op visserij, veehouderij en rietteelt. Kalenberger riet is nog steeds een gewild bouwmateriaal voor het dekken van daken van huizen en windmolens. Kalenberg was (en is nog voor een deel) een echt vaardorp: de huizen zijn alleen te bereiken via het water. Tot 1950 was het dorp niet via land bereikbaar en nog steeds is de ontsluiting per auto beperkt tot het deel aan de oostzijde van de Kalenbergergracht; aan de westkant worden de woningen enkel verbonden door het water en door een fietspad met veel bruggetjes. En zoek je een bus of trein? Die hebben ze niet in Kalenberg.


Na Kalenberg ging het vooral langs de rand van het natuurgebied, aan één kant riet en aan de andere kant boeren aan het werk. W vond dat niet zo interessant, ze had liever riet aan twee kanten. Zelf vond ik het wel interessant om te zien hoe de afwatering van dat drassige en zompige gebeuren geregeld was. Niks natuurlijks meer, maar volledig geregeld door menselijk waterbeheer, met gemalen, stuwen en een fijnmazig stelsel van sloten en vaarten. Bekijk onderstaand kaartje maar eens.

Pas bij de Beulakerwijde kregen we weer aan twee kanten natuur. We zagen een deel van de noordflank van het meer. Het gat is ontstaan door stormvloedrampen uit 1775, 1776 en 1825, waarbij de mens de grootste boosdoener is geweest. In dit gebied nam men het niet zo nauw met regels wanneer het om turfwinning ging. Eigenlijk was de hele vervening rond het dorp Beulake ongereglementeerd, waardoor de trekgaten relatief breed en de tussenliggende landstroken smal waren. Deze landstroken werden tijdens de stormvloed weggeslagen, waardoor het meer ontstond en het dorp Beulake verdween. De Beulakerwiede (zo noemt men het water hier) is het grootste meer in de kop van Overijssel. De Beulakerwijde wordt intensief recreatief gebruikt. Bij de Blauwe Hand zijn jachthavens, nabij het rond 2000 ontstane recreatiepark Beulaeke Haven.



Een paar kilometer voor Blokzijl blokkeerde weer eens een vaart onze weg. Gelukkig was er een pontje. Modern gevalletje: kaartjes uit een betaalautomaat trekken. Normaal zijn we blij met wat zon, hier bij de kaartautomaat helemaal niet, want de tekst was door de inval van de zon niet te lezen. Andere pontjesklanten hielpen met het maken van een zonnescherm door tussen paal en zon een jas te houden. Ging daarna (bijna) goed, had namelijk ook voor mijn moeder een kaartje gekocht: we mochten met drie personen de overtocht maken.

Na de pont nog even wat droevigs: er lag een oude man op het fietspad, naast zijn racefiets. Omstanders (of fietsmaten) waren druk bezig om te reanimeren. Leek iets met hartfalen te maken te hebben. Volk genoeg, dus wij deden niet aan ramptoerisme. Toen we door Blokzijl fietsten gingen een paar sirenes die kant op, waaronder een ambulance. In de haven van het stadje vroeg W zich af of Blokzijl ooit tot de Hanze behoorde. Het leven is simpel tegenwoordig: je vraagt het aan een of andere chatbot en je krijgt als antwoord “Nee!“. En vraag je “Bestaat Kaatje bij de sluis nog?“ dan krijg je een heel lang antwoord dat je het best kunt samenvatten als “Ja, dit sterrenrestaurant bestaat nog steeds“.

Op de laatste kilometers nog drie hoogtepunten. Allereerst kwamen we van die schattige kleine huisjes tegen. De een noemt ze turfhuisje, een ander veenhuisje, kwam zelfs de naam vervenershuisje tegen. Tegenwoordig wel een beetje luxer dan zo’n honderd jaar geleden.

 

Je kunt niet in de Weerribben zijn geweest zonder een tjasker gekiekt te hebben. De tjasker is een van de kleinste windmolens in Nederland en is ontwikkeld in Friesland. In de buurt van Kalenberg staat er nog eentje mooit te zijn, een molen uit 1963. De tijd van de tjaskers was toen al lang voorbij, deze werd gebouwd in opdracht van Staatsbosbeheer. Meer “ter lering ende vermaeck“ dan om zijn functionaliteit.

En dan ben je bijna thuis, mag je nog een keer aan het wieletje draaien. Ja, een andere dan gisteren en deze leek zwaarder te draaien. En toen dat leed eenmaal geleden was konden we na 61 kilometer in de ruststand. Heel wisselend weer onderweg, maar dat zie je ongetwijfeld aan de foto’s. Belangijk: droog gebleven en de wind viel mee. Wel even onder de douche na aankomst en voor 50 cent per persoon weer helemaal schoon. Prima sanitair hier. Eigenlijk is alles hier prima. Waarom verkassen we dan morgen? Dat lees je in mijn volgende blog.






maandag 1 september 2025

najaarstocht 2025 - 10: rondom ons is water

Wat ik toch met handcrematorium bedoelde, vroeg F te DH zich af. Beetje creatief denken beste F te DH. Wanneer je uitgaat van vliegen en muggen kom je een heel eind. Niet? Dan bekijk het plaatje maar. Elektrisch, inderdaad!

maandag 1 september: @ driewegsluis

Van een paar kanten kregen we te horen dat we, als we naar Friesland gingen, beslist moesten proberen een plekje te krijgen op Jachthaven Driewegsluis: een rustige passantenhaven met een aantal camperplekken omgeven door natuur en water, gelegen bij Nijetrijne op de grens van Friesland en Overijssel. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik nog nooit van Nijetrijne gehoord heb. W trouwens ook niet, dus we lieten ons verrassen. Net over de gens maar wel in Friesland, gemeente Weststellingwerf. Weet je dat ook weer. En als je Nijetrijne ziet staan kun je op je klompen aanvoelen dat er ook een Oldetrijne moet zijn. Dat klopt. De naam Nijetrijne betekent “nieuwe grenslijn” en werd voor het eerst vermeld in 1320 onder de naam Nienwestrinde. En om het verhaal compleet te maken: de Driewegsluis uit 1927 heeft drie uitgangen. Er zijn maar drie van dit type in Nederland.

Tussen Zutphen en Nijetrijne ligt 117 kilometer, tenminste als je “snelwegvermijdend“ hebt aangeklikt in Google Maps en de route laat voeren via de Lidl in Staphorst (zag op Streetview dat ze een geschikte parkeerplaats hadden). Kom aanrijden en zeg tegen W “Heb hier vaker boodschappen gedaan; waar hebben we hier op de camping gestaan?“ W wordt soms pissig van dit soort absurde vragen, dus zelf maar even opgezocht. En inderdaad: in 2018 met kinderen en kleinkinderen (ja, W was er ook bij) op camping Dassenburcht in Punthorst gestaan, camping van Staatsbosbeheer. Was een verjaardagscadeautje en met zoon J toen boodschappen gedaan voor de bbq bij de Lidl. Weet het: beetje vreemd geheugen. Foto is van dat weekend in 2018, eigenlijk is er niet zo heel veel veranderd.

Het leuke van “snelwegvermijdend“ rijden is dat je nog eens een keer wat ziet. Bedoel niet de bebouwde kom van Deventer en de buitenwijken van Zwolle maar bijvoorbeeld het lintdorp Rouveen. Samen met het aangrenzende Staphorst is het zo’n 8 kilometer lang. Oorzaak is turfwinning.

 

Jachthaven Driewegsluis had nog wel een plekje voor ons. Tientje per nacht en af en toe een muntje voor de stroom. Rust met een hoofdletter hier. Mooi uitzicht over het water. We zitten hier in de gemeente Weststellingwerf maar daarover in een volgend blog meer. De jachthaven ligt aan de rand van de Rottige Meente. Rottige Meente is misschien een vreemde naam voor een supermooi waterrijk natuurgebied, een vooimalige veenpolder met een afwisseling van water en doge plekken. Overal in Rottige Meente (mag ook met een H: Meenthe) kom je sporen van turfwining uit het verleden tegen (veensluizen, molens en turfhuisjes).

Dat zagen we aan het begin en het eind van onze fietsroute van vandaag. Zonovergoten maar ook zwaarbewolkt en een stevige onweersbui (op een kilometer afstand). Mooie gravelpaden, veel water en zelfs een klokkenstoel bij het kerkhof van Spanga. De klokkenstoel, een monumentaal bouwwerk, werd in 1989 geplaatst (er hadden al veel voorgangers in het dorp zelf gestaan). Een probleem: er was wel geld voor een stoel, maar niet voor een klok. Door een gift, ter gelegenheid van de heropening van een bankfiliaal in Wolvega, kon in oktober van dat jaar toch begonnen worden met luiden. ’t Is dat ik gecremeerd word, anders had ik hier wel willen liggen.

Een eindje verder konden we al weer een korte pauze inlassen en wel bij de Grachtsluis. Zal proberen het verhaal niet te lang te maken. In 1847 verleende de koning octrooi tot het bepolderen, vervenen en droogmaken van het gebied gelegen tussen de Tjonger, de Helomavaart, de Linde en de Statendijk aan een club die de naam “de Groote Veenpolder van Weststellingerwerf“ kreeg. Een van de eerste daden van de heren was het bouwen van de Grachtsluis (1855). Voor de sluiswachter werd er ook een stulpje gebouwd. De sluis werd een paar keer vernieuwd onder meer toen aan het einde van de jaren '20 van de 20ste eeuw besloten werd om het “Grachtkavel“, een complex van zo’n 2.110 bunder groot in de buurt van de sluis, te vervenen. Rekenfoutje, bedankt. De schutsluis bleek niet bestand te zijn tegen de grotere waterdruk die ontstond door de afgravingen. Dus werd de sluis, in het belang van de scheepvaart, rond 1930 vernieuwd. In 1960 werd besloten tot de sluiting van de Grachtsluis en de afbraak van de bijbehorende sluiswachterwoning. De sluis raakte in verval maar is later door de Stichting Waterschapserfgoed (de nieuwe eigenaar), samen met de mensen uit de streek, enigszins opgekalefaterd, maar functioneert niet meer.

Ons keerpunt was het Tjeukermeer. Hier heet het Tsjûkemar. Ooit (zo rond 1840) heeft men het idiote plan gehad om het meer droog te leggen, analoog aan het Haarlemmermeer en zo. Gelukkig zijn die plannen niet ten uitvoer gebracht, anders had de IFKS een plek minder voor de jaarlijkse wedstrijd skûtsjesilen.

 


Het laatste hoogtepunt van de tocht vormde de trekpont over de Tjonger. Normaal ligt zo’n kreng altijd aan de andere kant van het water en moet je eerst een tijdje zwengelen. Gelukkig waren een aantal Engelstaligen bezig met de overtocht naar onze kant. Nog even dachten we dat we ondersteuning zouden krijgen, maar het naderende echtpaar draaide zich met fiets en al om, dus W en ik mochten het zwengelwerk alleen doen. W nam nog even een afwachtende houding aan en beriep zich op haar kwetsbare kant. Toen ik opperde om een film van haar te maken en die door te stuen naar het nageslacht ging zij aan het werk en zwengelde zich in het zweet. Samen kwamen we aan de overkant van de Tjonger en echt: ook ik heb mijn fysieke portie werk geleverd. Voor de mensen die ook willen: deze gymmastiek kun je het hele jaar doen, behalve bij ijsgang. Onderweg inhouden voor de pleziervaart is niet nodig. Die ziet een angstaanjagende ketting gedeeltelijk boven het water uitkomen en de schippers lijken plotseling alle tijd van de wereld te hebben.


Na 35 kilometer waren we weer bij de camper. Nee, nevenstaande foto is niet onze gemodificeerde camper maar een vogelkijkhut ergens onderweg. Een mooie fietstocht en ook een mooie autorit eerder deze dag. V: 218.400; A: 218.517; rijtemperatuur 17 tot 19 graden. Tijdens het fietsen oplopend tot 22 graden. Alle vormen van bewolking meegemaakt, tijdens de fietstocht een paar spetters gevoeld en onweer op afstand gezien. Later op de middag (we zaten al in het busje) nog een flinke regenbui. Een mooie dag. En morgen? Morgen is er weer een dag. We hebben hier voor ons verblijf betaald tot woensdag. Misschien moet er af en toe een nieuw muntje in de stroomautomaat en waarschijnlijk trappen we morgen een paar kilometer de andere kant op. Je hoort van ons.