noordpolderzijl

noordpolderzijl

woensdag 2 november 2022

en weer een camperjaar voorbij

Nog even één keer met Puzzel op stap, 22 graden achter in oktober kun je niet maar zo straffeloos aan je voorbij laten gaan. De laatste keer de stoel naar buiten en het seizoen op gepaste wijze afsluiten. Daarna tijd om de bus op te hokken en te schorsen tot het voorjaar zich weer aandient.



zondag 30 oktober: @ zwillbrock

Zwillbrock, in de driehoek Groenlo-Eibergen-Vreden, is een Duits grensplaatsje en staat bekend om het Zwillbrocker Venn en zijn broedende flamingo’s. Heb er al eens eerder over geschreven. Een deel van de parkeerplaats is bestemd voor Wohnmobile. Al jaren gratis, maar er vindt een verbouwing plaats: er komen stroompalen en de cp wordt “gebührenpflichtig”. Het bord staat er al, maar er wordt nog niet verteld hoe je kunt en/of moet betalen. Weer een gratis plekje aan het verdwijnen dus. Maar vandaag schijn ik nog voor niets te staan, stroom is er ook nog niet. Koelkast op gas: houdt het bier ook koud. 

Turfstekerij is de oorzaak van het ontstaan van het Zwillbrocker Venn. De omgeving is al vele duizenden jaren bewoond: bodemvondsten wijzen op de aanwezigheid van de mens in de oude steentijd, zo’n 10.000 voor het begin van onze jaartelling. De flamingo’s zijn inmiddels vertrokken, de kokmeeuwen hoor ik nog in de verte krijsen (volgens betrouwbare bronnen schijnen er af en toe 16.000 van die schijtertjes te zijn). Kortom: het is rielekst (relaxed, relaxt?) hier en goed uit te houden en alle tijd om het afgelopen camperjaar eens grondig te evalueren. W had intussen andere zaken aan haar hoofd, iets met een hond van een vriendin uitlaten of zo. 

Goed uit te houden. Tenminste, als ik het volgende zinnetje uit mijn hoofd kan zetten: Dit bedrag moeten wij in rekening brengen om onder andere ons personeel en andere kosten te dekken”, iets wat ik op een website van een hotel tegenkwam. Er ontstaan altijd (vunzige) plaatjes in mijn hoofd bij dit soort uitspraken. Fijn overigens dat we het afgelopen jaar besloten hebben om niet voor een nieuwe camper te gaan, je weet wel: een nieuwe camper betekent de afgelopen Coronajaren maximaal betalen voor minimale ruimte. Mede dank zij ons vriendje Poetin (op dit moment misschien wel het scherpste mes in de bestekbak) is het uit met de brandstofpret en het tanken van een klein plasje diesel is ongeveer een aderlating portemonneetechnisch gezien. Nog even en we betalen € 3,00 voor een litertje van dat stinkende vocht, kost elke kilometer alleen aan brandstof al 30 eurocent. Denk dat binnenkort tweedehandscampers goedkoper zijn dat nieuwe e-bikes. Neemt niet weg dat we dit jaar weer op het aantal kilometers zitten die we in het voor-Coronatijdperk wegrolden. Je weet dat ik van de spreadsheetjes ben, kijk maar naar bijgaand overzicht. Je moet je je toch vermaken wanneer het om kwart over vijf ’s avonds al begint te “donkeren”. Wintertijd hè? Zon op/onder: 07:23/17:09 (gegevens Zwillbrock). Foto hiernaast is Poetin, gemaakt door kleinzoon Q in het kader van Halloween. 

 

begin

gereden

2014

27.000

17.586

2015

44.586

19.897

2016

64.483

18.907

2017

83.390

22.510

2018

105.900

19.100

2019

125.000

21.952

2020

146.952

8.921

2021

155.873

13.227

2022

169.100

19.990

2023

189.090

 

Dan in een ander spreadsheet de laatste overnachting in de camper dit jaar bijgeboekt. 163 keer hebben we in 2022 ons moede hoofd neergevlijd op een camperkussen, 139 keer met zijn tweetjes en in 15 % van de overnachtingsgevallen was ik alleen. Als je dan weet dat dit jaar 365 nachten telde kun je gemakkelijk uitrekenen dat ik 44,65 % van het jaar in/met/rond de camper heb doorgebracht, waarbij de twee rijdagen naar en van de wintersport niet meegerekend zijn. Merendeel van de tijd op betaalde camperplekken gestaan (36 %) en slechts 9 keer (5,5 %) gratis en voor niks overnacht. Voldoende cijfermateriaal voorlopig. De bus is inmiddels schoon en leeg en gaat voor een paar maanden zijn hok in. W vroeg zich laatst af waarom een mens zoveel geld uitgeeft om ontzettend oncomfortabel te leven: de een in een vochtige tent, een ander in een gammel bootje en wij in onze (krappe) camper: een paar vierkante meter, terwijl alleen de slaapkamer van ons huis wel vijf keer meer ruimte heeft. Waarom zoekt een mens het ongemak op, terwijl hij thuis alles heeft om ontzettend comfortabel te leven? Denk maar eens aan een grote kleuren tv, een fantastische internetverbinding en in de keuken vier pitten, een oven, een magnetron, een airfryer en niet te vergeten een kraan waar onbeperkt warm water uit komt (dus niet de meter van de watertank in de gaten hoeven houden en uur vóór de afwas het knopje van de Trumaboiler op de juiste stand zetten). Hoop dat ze in het komend jaar niet veel van die vreemde gedachten heeft, anders hebben we nog een groot probleem. Eigenlijk sta ik er een beetje anders in: aan de Kötteldiek staat mijn huis, is Puzzel dan mijn thuis of heb ik meerdere "thuizen"?

Thuis aan de Kötteldiek wachtten en wachten er een aantal klusjes die van de lijst moeten worden afgestreept. Afstrepen, daar hou ik van. Minder van het werk dat geleverd moet worden om überhaupt tot afstrepen te komen. “Transitie” is een nieuw modewoord geworden de laatste jaren, maar de eerlijkheid gebiedt me te vertellen dat de transitie van mijn twee linkerhanden naar twee rechterhanden eigenlijk nooit wat zal worden. Bus leegpakken en (laten) wassen gaat dan nog, maar thuis twee brandmelders ophangen (liggen al sinds juli in de fruitschaal) heeft behoorlijk wat meer voeten in de aarde. De laatste plak knäckebröd weggooien (is sinds ons Zwedenavontuur toch een beetje “slof” geworden) daarentegen gaat me weer heel goed af, stond alleen niet op het lijstje, dus kon ook niet afgestreept worden.

Het was weer een mooi camperjaar. Half maart trokken we langzaam naar het zuiden. Langzaam want voor het Iberisch schiereiland had je toen minstens zwemdiploma A plus het certificaat overlevend zwemmen nodig, terwijl het in het Brabantse land (en later in het Limburgse) redelijk goed toeven was. Een paar dagen Luxemburg (Wasserbillig) en rondje Lac du Der (op de fiets dan), Lac d’Orient (met een bezoek op de fiets aan Troyes) en toen zaten we na precies twee weken in Avignon. Het fijne van een blog per dag bijhouden is dat je niet vergeet wat voor dag het is en je later nog precies kunt lezen wanneer je wat gedaan hebt. Vervolgens langs de Middellandse Zeekust Spanje afgezakt (Palamós, Ebrodelta, Valencia) en voor de verandering even de binnenlanden in voor een via verde (Navajas): mooi weer maar koude nachten. De tocht ging verder naar Zeneta (ik schreef: als je hier een flinke wind laat kun je die in Murcia ruiken, dan weet je ongeveer waar je het zoeken moet). Uiteindelijk naar het hoogtepunt van onze voorjaarsreis: Lorca. Niet vanwege de vele wandelingen die we daar gemaakt hebben. Fietsen kon niet, dus we hebben veel gewandeld. Eigenlijk te veel: na een paar dagen waren we tot onze knieën afgesleten en af en toe voelde ik me ’s morgens alsof ik door een vrachtwagen was overreden, letterlijk alles deed pijn. Nee, Lorca “deden” we niet omdat je er zo leuk kon wandelen, maar vanwege de processies in de Santa Semana. Lorca biedt wat dat betreft het meeste spektakel van Spanje. Daarna nog even naar Palomares, je zoekt dat aan de kust in de buurt van Vera en tenslotte in een week tijd op ons dooie gemak terug naar Nederland onder het motto “zo de wind waait, waait mijn jasje”. En de wind waaide zodanig dat we uiteindelijk de laatste periode van onze reis in Delft hebben gestaan, inderdaad dicht in de buurt van kleinkind nummer 3. Na 40 dagen, 5.580 kilometer op de pruttelaar en 1.012 fietskilometers waren we weer op de Kötteldiek.

Eind juni vertrokken we voor onze zomerreis. Deze keer naar het noorden. De zomer is geen periode voor ons om naar het zuiden te gaan: veel te warm. Ik hou van zon en warmte, transpireer ook veel liever dan dat ik koude voeten heb, maar bij 30 graden trek ik toch echt wel de grens. Einddoel was Zweden deze keer, het land waar je volgens kenners nog nat wordt wanneer het niet regent. Het land waar je volgens andere kenners opgevreten wordt door miljarden sloeberdeboebies (vaktaal voor muggen). Het land waar de graslanden niet (zoals in Nederland) bestaan uit eentonig Engels raaigras, maar waar je nog kruidig hooiland aantreft (ongeveer zoals in Nederland in mijn jeugd en jonge jaren). Alleen dat laatste klopte: mooie weilanden, schitterende graanvelden en weinig maïs. Muggen hebben we niet meegemaakt (schijnen wat meer in het noorden te zitten) en we zijn wel een paar keer (zelfs flink) nat geworden maar beslist niet elke dag, af en toe was het zelfs warm. Zweden is ons voor 95 procent meegevallen. Geen 100 procent want daarvoor waren de campings te duur (voor de kwaliteit die ze boden), de diesel aan de prijzige kant (rond € 2,50 per liter) en het bier in de supermarkt te slap (max 3,5 %), maar wel betaalbaar. Veel gefietst (we waren ook op fietsvakantie) en nog meer gezien. Totaal gereden deze reis: 3.792 met de bus en iets meer dan 1.100 op de fiets en dat allemaal in net geen 30 dagen. En: mijn grote vriendin Komoot wist ook in Zweden en Denemarken heel goed de weg en toverde regelmatig ontzettend verrassende weggetjes en paden uit haar hoed.

In de tweede week van september begonnen we aan onze nazomerreis met als einddoel Toscane, het land van de Chianti. Duitsland in en via de Franse A35 naar Zwitserland (ga daar niet heen als je op een klein budget leeft). Daarna onder het motto “we zijn geen wormen die onder de grond de grens passeren” via de Gotthardtpas de Alpen over naar Italië. Mooie dag voor uitgekozen, prachtige vergezichten, maar de weg is eigenlijk te breed en te gemakkelijk om van “pasjesrijden” te spreken. Daar horen samengeknepen billen, klotsende oksels en een paniekerige bijrijder bij: niets van dit alles. Zelfs de remblokjes gingen niet stinken. En zo kwamen we bij het Lagio Maggiore aan. Na Milaan mochten we de highlights van Toscane zien en de toerist uithangen: het torentje van Pisa tegenhouden, een paar middeleeuwse stadjes bekijken (onder andere San
Gimignano), fietsen rond Lago Trasimeno, kennismaken met James Bond in Siena, het rijden van de Chiantigiana en 10.000 stappen door Florence zetten. Daarna in een week weer terug naar huis. Totaal 21 dagen, volgens W meer dan genoeg. En hoe was Italië? Leuk om Toscane een keer gezien te hebben (we waren op sommige plekken al eerder), maar het is niet mijn land: zodra je de tolwegen verlaat wint dit land het op punten van België wat betreft het gebrek aan onderhoud van het asfalt. Vond het veel te druk (W ook) en – maar dat heb ik al jaren – heb het niet zo op die Ito’s, vooral niet wanneer ze met een teveel aan testosteron hun ballen willen laten zien op de slechte wegen. Geen positieve dingen te melden over het land? Tuurlijk wel! We hebben een paar keer verschrikkelijk lekker “buiten de deur” gegeten. De wijn is overheerlijk, landschaptechnisch is Toscane ontzettend mooi en hou je van oude stenen dan moet je hier absoluut zijn.

En dan vergeet ik al die tussendoortjes te noemen die we samen of ik alleen gemaakt hebben/heb. Ik noem er maar een paar: oppassen op de kippen in Kotten, genieten van het mooie nazomerweer en de paddenstoelen in oktober en het kamperen op een kleine kilometer van ons huis tijdens de Lichtenvoordse Avondvierdaagse. Een heel mooi (camper)jaar. Alles voor herhaling vatbaar, behalve Italië dan.

Tijd voor wat anders: een beetje vrijwilligerswerk zoals de elektrocar, kennismaken met het Achterhoeks Openluchtmuseum (heette vroeger Erve Kots) waar ik binnenkort wat voor zou moeten gaan betekenen en verder alles wat er daarnaast op mijn pad komt, zoals binnenkort ervoor zorgen dat Sinterklaas niet aangereden wordt door roekeloze automobilisten. En misschien zoeken we de warmte nog wel op, maar dan niet per camper. Hopelijk zien we elkaar volgend jaar hier weer en lees je weer mee met de “avonturen van de blauwe bus” (die er iets anders uitziet dan het blauwe karretje op nevenstaande foto).